Dit is het vierde deel van een tekst over de woning van Willem van Genk aan de Harmelenstraat in Den Haag. Het eerste deel is hier te vinden, het tweede deel hier, het derde deel hier.

Willem van Genk in zijn appartement, ca. 1997. Foto: Mattheus Engel
Bij het bestuderen van foto’s van het interieur van Willem van Genk kom je ogen tekort. Net als bij het bekijken van zijn tekeningen, schilderijen en assemblages ontdek je steeds weer andere details, duiken er verbanden op, zie je zaken die je eerder niet zag en ontstaan er nieuwe structuren. Ook in die zin kan Harmelenstraat 28 als een kunstwerk worden beschouwd, tegelijkertijd tweedimensionaal (de foto’s van het interieur), driedimensionaal (het interieur an sich) en zelfs vierdimensionaal (het interieur doorheen de tijd). Dat laatste heb ik eerder aangestipt: het interieur was tussen 1964 en 1998 uiteraard niet statisch, met een andere situatie in 1970, 1980, 1990 of wanneer dan ook. Van Genk kocht boeken en jassen, maakte trams en trolleybussen, veranderde de centrale muur in zijn voorkamer, bouwde Busstation Arnhem en ga zo maar door. En zelfs dat dynamische aspect is in verband te brengen met zijn andere werk, waaraan hij vaak eveneens elementen bleef toevoegen – als hij daartoe de mogelijkheid had.
Als gezegd bestond de woonkamer van Willem van Genk in zijn appartement aan de Harmelenstraat 28 in Den Haag uit een voor- en een achterkamer, beide met een raam aan de straatkant. In de achterkamer was nauwelijks eigen werk te vinden, in tegenstelling tot met name de slaapkamer en de voorkamer. Midden in de kamer stond een eettafel met (meestal) drie stoelen, die niet de indruk maakte vaak voor eten te worden gebruikt. Het is deze tafel waarop Ans van Berkum doelt als ze schrijft: ‘Op een ronde tafel zijn twee plastic zakken uitgespreid, een van Amsterdam Airport Shopping Center en een van de Haagsche Courant. Daarop staat zijn verzameling modelvliegtuigjes, voor een groot deel met de neuzen naar elkaar toe.’ [1]
Deze beschrijving van Van Berkum correspondeert met de situatie die te zien is op een gedetailleerde kleurenfoto van de achterkamer, die vermoedelijk uit dezelfde tijd (ca. 1997) is. Op de tafel liggen inderdaad de twee genoemde plastic zakken en staan de modelvliegtuigjes, zij het niet ‘voor een groot deel met de neuzen naar elkaar toe’. Verder liggen er onder meer het boek Bergen op Zoom verleden tijd (1983), met historische foto’s van de stad uit de titel, en een catalogus van de tentoonstelling Insita ’97 in Bratislava. [2] Links naast de tafel ligt een kleurenkopie van een deel van Van Genks schilderij Praag, waarmee een opvallend aspect van de achterkamer in beeld komt: de ruimte bevatte geen primair werk van Van Genk, maar wel een aantal reproducties.

De achterkamer van Harmelenstraat 28, ca. 1997. Foto: Stichting Collectie De Stadshof
Tegen de achtermuur (grenzend aan het trapportaal) is op de foto het tweede grote meubelstuk van de achterkamer te zien, een dressoir. Een nauwkeurige beschrijving van alles wat op, naast, voor en boven het dressoir staat, ligt en hangt zou duizenden woorden beslaan, zo druk is deze plek die echter tevens relatief geordend is. Op het dressoir staat naast een telefoon een groot aantal modelautootjes, -bussen, -treinen en -trams, alle schuin opgesteld en met de voorkant naar rechts. [3] Aan de rechterkant begint ‘de collectie mini-Eiffeltorens en zendmasten’, [4] die doorgaat op een lager kastje of tafeltje naast het dressoir. Achter de torentjes op het dressoir hangen twee posters voor homo-evenementen in Leiden en Den Bosch. Daaraan vastgemaakt is een afbeelding van het hoofd van Ivan Jirous, een Tsjechische dichter en dissident, [5] met daar weer overheen een pasfoto.

De zijdeur in de achterkamer. In de groene cirkel de poster van de tentoonstelling van Peter Mattheij; in de rode cirkel de ets Collonade. Foto: Nico van der Endt (contactafdruk)
Boven en rondom het dressoir hangen andersoortige posters en schilderijen, die echter geen van allen als werk van Van Genk zelf te identificeren zijn. Wel staat op het dressoir, achter de gele treinstellen, een reproductie van Madrid, mogelijk afkomstig uit het boek nederlandse naïeve kunst (1979) van Joop Bromet en Nico van der Endt. Links naast het dressoir grenst de muur van de achterkamer aan een muurkast in de hal. Van Genk zette de deur hiervan soms tegen de voordeur open, omdat hij bang was bespied of afgeluisterd te worden door zijn buren, wat hij op deze manier dacht te voorkomen. [6] Door de uitsparing van de muurkast ontstond een soort nis waarin de deur tussen de achterkamer en de hal zich bevond, een deur die waarschijnlijk niet meer werd gebruikt. Op de deur had Van Genk onder meer een affiche bevestigd van een tentoonstelling van collega-kunstenaar Peter Mattheij (1932-2001), Het Arnhem van Peter J.H. Mattheij. Ook hing er een reproductie van de ets Collonade, samen met de afbeelding die mogelijk de inspiratie voor de ets had gevormd en die ook op de achterkant van het schilderij Colonnade St. Pieter is geplakt.
Opvallend en nadrukkelijk aanwezig op vrijwel alle foto’s van de achterkamer zijn de grote hoeveelheden boeken. Waar deze in vrijwel elke kamer van Harmelenstraat 28 te vinden waren, leek dit deel van de woonkamer de belangrijkste opslagplaats te zijn. De boeken stonden niet alleen op het dressoir maar lagen ook in rijen op de grond onder het raam. Op een foto uit 1991 is te zien dat ze daarnaast in grote hoeveelheden onder, voor en op de eettafel lagen. Daarop stond in het midden vrijwel altijd een grote vaas met lelies, en in 1991 lag er naast de boeken en modelvliegtuigjes ook een stapeltje ansichtkaarten met Zelfportret – Zwakzinnigennazorg. [7]

De achterkamer van Harmelenstraat 28, 1991. In de rode cirkel de ansichtkaarten met Zelfportret – Zwakzinnigennazorg. Foto: Mario del Curto
Op andere momenten diende de tafel als uitstalling voor kranten en tijdschriften, zoals te zien op een foto van Nico van der Endt uit het midden van de jaren tachtig. Te herkennen zijn diverse exemplaren van het periodiek NU van de vereniging Nederlands-USSR, onder andere (op de voorgrond) het nummer waarin een tekening van Van Genk was afgedrukt. Op alle foto’s en filmbeelden uit de jaren negentig is de uitstalling op de tafel verdwenen, maar Dick Walda laat de kunstenaar er nog wel aan refereren in een interview uit dat decennium. [8]

Kranten en tijdschriften op de eettafel, ca. 1986. Foto: Nico van der Endt
De achterkamer van Harmelenstraat 28 leek niet de plek te zijn waar Willem van Genk zichzelf en zijn werk aan de buitenwereld wilde tonen, al wijzen het dressoir en de eettafel wel op een zekere presentatiefunctie. Bezoekers aan het appartement werden ontvangen in de voorkamer. Van daaruit was er vrij zicht op de achterkamer, maar rechtstreeks uit de hal werd deze niet meer betreden. Voor de boeken in de kamer zal wellicht een ordenend principe hebben gegolden, maar uit de foto’s is dit vooralsnog niet op te maken – op het dressoir staan enkele rijen naslagwerken, maar verder zijn alleen losse titels te herkennen die niet direct op een samenhang wijzen.

Boeken op de vloer in de achterkamer. Foto: Stichting Collectie De Stadshof
Was Harmelenstraat 28 te beschouwen als een Gesamtkunstwerk van Willem van Genk? Een bevestigend antwoord sluit in feite het losmaken uit het interieur van Busstation Arnhem of de raincoats uit – die zijn in dat geval integrale onderdelen van het werk in zijn geheel. Maar de vraag hoeft niet te worden beantwoord om de historische, biografische en ook artistieke waarde van het interieur te erkennen. Hoe het ook zij, het interieur bestaat niet meer. Wat rest zijn foto’s en enkele filmbeelden, die een overvloed aan informatie leveren en die samen met de bewaard gebleven elementen een gedeeltelijke reconstructie mogelijk maken. Dat kan in woorden, zoals ik hier uitgebreid (maar nog steeds relatief summier) heb gedaan. Beeldmateriaal is daarbij onontbeerlijk, en te denken valt aan een verzameling van zoveel mogelijk foto’s van het interieur als basis van een separate monografie die dit deel van het oeuvre van Van Genk kan tonen. Nog een stap verder is een daadwerkelijke, driedimensionale reconstructie van het hele interieur, idealiter op de oorspronkelijke locatie. Maar dat lijkt erg veel gevraagd, ook van de Stichting Willem van Genk – al zou een reconstructie van de woonkamer een begin kunnen zijn.
NOTEN
[1] Van Berkum e.a., Een getekende wereld, p. 31.
[2] De Insita is een driejaarlijkse tentoonstelling voor naïeve kunst, art brut en outsider art in Bratislava, die in 1997 voor de vijfde keer werd gehouden: ‘In juni wordt de Triënnale Insita te Bratislava geopend. In de zogenaamde ‘competitieve sectie’ van hedendaagse kunstenaars wordt traditioneel een Grand Prix verleend. De jury, waar ik nog altijd deel van uitmaak, kiest ex aequo voor de Rus Pavel Leonov en de Nederlander Willem van Genk. De prijs bestaat uit een solo presentatie tijdens de volgende Triënnale. Willem zal de oorkonde zonder commentaar bekijken, zuster Tine is trots en zal hem laten inlijsten.’ (Van der Endt, Kroniek van een samenwerking, p. 109).
[3] Zuster Tiny: ‘Het moet precies staan, zoals Wim het wil. Zelfs in de kasten, kijk maar in de keuken, daar staan de doosjes schuin op een rijtje. Heeft hij van z’n vader. […] Alles in huis moet schuin en scheef op een rij staan.’ (Walda, Koning der stations, pp. 142-143)
[4] Van Berkum e.a., Een getekende wereld, p. 31. Ook: ‘In het huis van Van Genk getuigen veel voorwerpen van lang vervlogen gebeurtenissen, zoals zijn vroegere passie voor een bouwwerk als de Eiffeltoren. Hij kon er maar niet mee ophouden modellen van de toen aan te schaffen.’ (Walda, Koning der stations, p. 10)
[5] Jirous was de manager van de Tsjechische band The Plastic People of the Universe, waarvan de naam gedeeltelijk terugkeert op Van Genks werk Orkest van Coburg.
[6] E-mail van Nico van der Endt aan Jack van der Weide, 24 mei 2020. In zijn boek Kroniek van een samenwerking maakt Van der Endt hiervan melding bij het jaar 1982: ‘Soms zet hij de deur van een kast naast de voordeur wijd open voor meer bescherming tegen spiedende buren en andere belagers.’ (p. 49)
[7] De kaarten waren uitgebracht ter gelegenheid van de duo-tentoonstelling van Van Genk en Gorki Bollar bij het Informatiecentrum Naïeve Kunst in Rotterdam, van 20 december 1990 tot 25 februari 1991.
[8] ‘Kijk, hier heb ik de kranten en tijdschriften op de ronde tafel als een soort waaier. Dat zag ik in een winkel in Boedapest, en later ook nog in de Gorkistraat in Moskou. Dat doe ik na.’ (Walda, Koning der stations, p. 27)
Pingback: Overzicht | Het wereldwijde web van Willem van Genk