Aanzet tot een catalogue raisonné (8)

Dit is het achtste deel van een tekst over een aanzet tot een catalogue raisonné van het oeuvre van Willem van Genk.

Collage ’78 | 1978 | gemengde techniek op hardboard | 92 x 105,5 | Collection de l’Art Brut, Lausanne

WVG-0096

Een getekende wereld (1998), p. 119
Zelfportret-zwakzinnigennazorg | 1978 | mixed media on board | 94,5 x 105 cm | De Stadshof Zwolle, inv. nr. SH 190

Woest (2019), p. 26
Zelfportret Zwakzinnigennazorg | 1978 | gemengde techniek op hardboard | 94,5 x 105 cm | Stichting Collectie De Stadshof

Galerie Hamer verkocht het werk in 1989 voor fl. 15.000 aan een particuliere verzamelaar, die het in 1990 aan de Stichting Museum voor Naïeve Kunst schonk.

Afbeelding: Een getekende wereld, p. 48

Zie hier, hier en hier voor meer informatie over dit werk


WVG-0097

Een getekende wereld (1998), p. 119
Collage ’78 | 1978 | mixed media on board | 92 x 105,5 cm | Collection de l’Art Brut Lausanne, inv. nr. 2654

Woest (2019), p. 104
Collage ’78 | 1978 | gemengde techniek op hardboard | 92 x 105,5 cm | Collection de l’Art Brut, Lausanne

Afbeelding: Een getekende wereld, p. 78.


WVG-0098

Een getekende wereld (1998), p. 119
Orkest van Coburg | 1980 | mixed media on paper | 81,5 x 118 cm | Instituut Collectie Nederland, inv. nr. K 89407

Woest (2019), p. 132
Orkest van Coburg | 1980 | gemengde techniek op papier | 93 x 130 cm | Collectie Dolhuys, Haarlem

Galerie Hamer verkocht het werk in 1989 aan de De Rijksdienst Beeldende Kunst voor fl. 16.500.

Afbeelding: Een getekende wereld, pp. 50-51.

Zie hier voor meer informatie over dit werk.


WVG-0099

Een getekende wereld (1998), p. 115
Vallei de los Caidos | 1986 | oil on board | 64 x 119 cm | artist

Vallei de los Caidos maakte uiteindelijk deel uit van het negental schilderijen dat Nico van der Endt in 1998 verkocht aan De Stadshof voor fl. 225.000. Het stond aanvankelijk niet genoemd in de subsidieaanvraag. [i] Het werk was niet te zien tijdens Woest.

Afbeelding: Een getekende wereld, p. 125.

Zie hier voor meer informatie over dit werk.


WVG-0100

Een getekende wereld (1998), p. 115
Kapsalon | 1988 | oil on board | 61 x 120 cm | Collection de l’Art Brut Lausanne, inv. nr. 9748

Woest (2019), p. 148
Kapsalon | 1988 | olieverf op hardboard | 61,5 x 102,5 cm | Collection de l’Art Brut, Lausanne

Afbeelding: Een getekende wereld, pp. 68-69.


WVG-0101

Een getekende wereld (1998), p. 115
Zonder titel | ca 1990 | mixed media on paper | 40 x 60 cm | artist

Het werk was niet te zien tijdens Woest.

Afbeelding: Een getekende wereld, pp. 40-41.

Zie hier voor meer informatie over dit werk.


WVG-0102

Een getekende wereld (1998), p. 115
Station Brussel | 1994 | ballpoint on paper | 61,5 x 120,5 cm | Museum Charlotte Zander Schloβ Bönnigheim, inv. nr. Genk 2

Woest (2019), p. 60
Station Brussel Zuid | 1994 | bewerkte kopie van balpentekening | 61,5 x 120,5 cm | Sammlung Zander, Bönnigheim

Een identiek exemplaar van dit werk bevindt zich in de collectie van een particuliere verzamelaar in Den Haag. In dezelfde collectie bevindt zich ook een aantal al dan niet voltooide versies van dit werk, waarvan er enkele te zien waren tijdens Woest en waarvan er twee zijn afgedrukt in de publicatie (Woest, pp. 60 [onder] en 63).

Afbeelding: Woest, p. 60.

Zie hier voor meer informatie over dit werk.


WVG-0103

Een getekende wereld (1998), p. 115
Zagreb | 1995 | ballpoint on paper | 86 x 138,5 cm | De Stadshof Zwolle, inv. nr. 6080

Galerie Hamer verkocht het werk in 1996 aan De Stadshof voor fl. 14.000. [ii] Het was niet te zien tijdens Woest. Bij Museum Dr. Guislain in Gent bevindt zich een versie waarbij de sinaasappelnetjes die op het werk zijn aangebracht, gekopieerd zijn.

Afbeelding: Een getekende wereld, pp. 54-55.

Zie hier voor meer informatie over dit werk.


WVG-0104

Een getekende wereld (1998), p. 115
Laatste stoomtrein over de Maas | 1996 | ballpoint on paper | 50 x 60 cm | artist

Onbekend is welk werk hier wordt aangeduid. Mogelijk gaat het om een werk dat is ontstaan uit de afbeelding links in de bovenste strook van Zagreb (WVG-0103). Bij Museum Dr. Guislain in Gent bevinden zich meerdere uitvergrote kopieën (sommige licht bewerkt) van deze tekening.

Zie hier voor meer informatie over dit werk.


WVG-0105

Een getekende wereld (1998), p. 115
Orkest van Coburg in Zagreb | 1995 | ballpoint on paper | 41 x 210 cm | artist

Het betreft hier een bewerkte uitvergroting van de onderste strook van Zagreb (WVG-0103). Het werk was te zien tijdens Woest maar ontbrak in de publicatie. 

Afbeelding: foto’s tentoonstelling Woest.

Zie hier voor meer informatie over dit werk.


WVG-0106

Een getekende wereld (1998), p. 115
Busstation Arnhem | 1996 | ballpoint on paper | 68 x 146 cm | artist

Het betreft hier een bewerkte uitvergroting van de afbeelding in het midden van de bovenste strook van Zagreb (WVG-0103). Bij Museum Dr. Guislain in Gent bevindt zich een versie waarbij enkele kleurenkopieën niet helemaal op elkaar aansluiten. Het werk was te zien tijdens Woest maar ontbrak in de publicatie. 

Zie hier voor meer informatie over dit werk en een afbeelding.


WVG-0107

Een getekende wereld (1998), p. 115
Station | 1996 | ballpoint on paper | 15 x 70 cm | artist

Onbekend is welk werk hier wordt aangeduid. Mogelijk gaat het om een werk dat is ontstaan uit de afbeelding rechts in de bovenste strook van Zagreb (WVG-0103).

Woest, 3 oktober 2019. Links WVG-0098, rechts WVG-0105 (boven) en WVG-0106 (onder)

Van 19 september 2019 tot 3 januari 2021 was in het Outsider Art Museum (tegenwoordig: Museum van de Geest) in de Hermitage in Amsterdam de tentoonstelling Woest te zien. Het was na 1976 (Boxtel) en 1998 (Zwolle) de derde grote overzichtstentoonstelling van het werk van Willem van Genk. De publicatie bij de tentoonstelling toonde een groot aantal van de geëxposeerde werken, zij het niet alle. In de uitgave Woest zijn vijf tweedimensionale werken beschreven die in Een getekende wereld nog niet werden genoemd. [iii]


WVG-0108

Woest (2019), p. 57
Wissenschaft und Menscheid | datum onbekend | olieverf op hardboard | 63 x 30,5 cm | Stichting Willem van Genk, Almere

Het lijkt hier te gaan om een werk uit de periode 1975-1985.

Afbeelding: Woest, p. 56.


WVG-0109

Woest (2019), p. 64
Zonder titel | datum onbekend | tekening op papier | 27,5 x 41 cm | Collectie Irene Zalme, Den Haag

Afgebeeld is het gebouw van de Vlaamse Opera aan de Frankrijklei in Antwerpen, met op de straat ervoor enkele trams en een 1 mei-optocht.

Afbeelding: Woest, pp. 64-65.


WVG-0110

Woest (2019), p. 83
Bomenlaan | datum onbekend | olieverf op papier | 67 x 62 cm | Collectie Irene Zalme, Den Haag

Rechts op de afbeelding is een bordje te zien met de tekst Dieren Gelderse toren; in de verte rijdt een bus.

Afbeelding: Woest, p. 83.


WVG-0111

Woest (2019), p. 130
Drieluik Amsterdam | datum onbekend | gemengde techniek op papier | 39 x 194,5 cm | Stichting Willem van Genk, Almere

Afbeelding: Woest, pp. 130-131.

Zie hier voor meer informatie over dit werk.


WVG-0112

Woest (2019), p. 154
Pink Pronkjewail | 1985 | olieverf op hardboard | 40 x 100 cm | Stichting Willem van Genk, Almere

Afbeelding: Woest, p. 154-155.


NOTEN

[i] E-mail van Frans Smolders aan Jack van der Weide, 6 april 2021.

[ii] Van der Endt, Kroniek van een samenwerking, p. 105.

[iii] Over de werken die wel te zien waren tijdens de tentoonstelling maar niet in de publicatie werden opgenomen, kom ik later nog te spreken.

Harmelenstraat (4)

Dit is het vierde deel van een tekst over de woning van Willem van Genk aan de Harmelenstraat in Den Haag. Het eerste deel is hier te vinden, het tweede deel hier, het derde deel hier

Walda 002

Willem van Genk in zijn appartement, ca. 1997. Foto: Mattheus Engel

Bij het bestuderen van foto’s van het interieur van Willem van Genk kom je ogen tekort. Net als bij het bekijken van zijn tekeningen, schilderijen en assemblages ontdek je steeds weer andere details, duiken er verbanden op, zie je zaken die je eerder niet zag en ontstaan er nieuwe structuren. Ook in die zin kan Harmelenstraat 28 als een kunstwerk worden beschouwd, tegelijkertijd tweedimensionaal (de foto’s van het interieur), driedimensionaal (het interieur an sich) en zelfs vierdimensionaal (het interieur doorheen de tijd). Dat laatste heb ik eerder aangestipt: het interieur was tussen 1964 en 1998 uiteraard niet statisch, met een andere situatie in 1970, 1980, 1990 of wanneer dan ook. Van Genk kocht boeken en jassen, maakte trams en trolleybussen, veranderde de centrale muur in zijn voorkamer, bouwde Busstation Arnhem en ga zo maar door. En zelfs dat dynamische aspect is in verband te brengen met zijn andere werk, waaraan hij vaak eveneens elementen bleef toevoegen – als hij daartoe de mogelijkheid had.

Als gezegd bestond de woonkamer van Willem van Genk in zijn appartement aan de Harmelenstraat 28 in Den Haag uit een voor- en een achterkamer, beide met een raam aan de straatkant. In de achterkamer was nauwelijks eigen werk te vinden, in tegenstelling tot met name de slaapkamer en de voorkamer. Midden in de kamer stond een eettafel met (meestal) drie stoelen, die niet de indruk maakte vaak voor eten te worden gebruikt. Het is deze tafel waarop Ans van Berkum doelt als ze schrijft: ‘Op een ronde tafel zijn twee plastic zakken uitgespreid, een van Amsterdam Airport Shopping Center en een van de Haagsche Courant. Daarop staat zijn verzameling modelvliegtuigjes, voor een groot deel met de neuzen naar elkaar toe.’ [1]

Deze beschrijving van Van Berkum correspondeert met de situatie die te zien is op een gedetailleerde kleurenfoto van de achterkamer, die vermoedelijk uit dezelfde tijd (ca. 1997) is. Op de tafel liggen inderdaad de twee genoemde plastic zakken en staan de modelvliegtuigjes, zij het niet ‘voor een groot deel met de neuzen naar elkaar toe’. Verder liggen er onder meer het boek Bergen op Zoom verleden tijd (1983), met historische foto’s van de stad uit de titel, en een catalogus van de tentoonstelling Insita ’97 in Bratislava. [2]  Links naast de tafel ligt een kleurenkopie van een deel van Van Genks schilderij Praag, waarmee een opvallend aspect van de achterkamer in beeld komt: de ruimte bevatte geen primair werk van Van Genk, maar wel een aantal reproducties.

2010 005b

De achterkamer van Harmelenstraat 28, ca. 1997. Foto: Stichting Collectie De Stadshof

Tegen de achtermuur (grenzend aan het trapportaal) is op de foto het tweede grote meubelstuk van de achterkamer te zien, een dressoir. Een nauwkeurige beschrijving van alles wat op, naast, voor en boven het dressoir staat, ligt en hangt zou duizenden woorden beslaan, zo druk is deze plek die echter tevens relatief geordend is. Op het dressoir staat naast een telefoon een groot aantal modelautootjes, -bussen, -treinen en -trams, alle schuin opgesteld en met de voorkant naar rechts. [3] Aan de rechterkant begint ‘de collectie mini-Eiffeltorens en zendmasten’, [4] die doorgaat op een lager kastje of tafeltje naast het dressoir. Achter de torentjes op het dressoir hangen twee posters voor homo-evenementen in Leiden en Den Bosch. Daaraan vastgemaakt is een afbeelding van het hoofd van Ivan Jirous, een Tsjechische dichter en dissident, [5] met daar weer overheen een pasfoto.

056 deur

De zijdeur in de achterkamer. In de groene cirkel de poster van de tentoonstelling van Peter Mattheij; in de rode cirkel de ets Collonade. Foto: Nico van der Endt (contactafdruk)

Boven en rondom het dressoir hangen andersoortige posters en schilderijen, die echter geen van allen als werk van Van Genk zelf te identificeren zijn. Wel staat op het dressoir, achter de gele treinstellen, een reproductie van Madrid, mogelijk afkomstig uit het boek nederlandse naïeve kunst (1979) van Joop Bromet en Nico van der Endt. Links naast het dressoir grenst de muur van de achterkamer aan een muurkast in de hal. Van Genk zette de deur hiervan soms tegen de voordeur open, omdat hij bang was bespied of afgeluisterd te worden door zijn buren, wat hij op deze manier dacht te voorkomen. [6] Door de uitsparing van de muurkast ontstond een soort nis waarin de deur tussen de achterkamer en de hal zich bevond, een deur die waarschijnlijk niet meer werd gebruikt. Op de deur had Van Genk onder meer een affiche bevestigd van een tentoonstelling van collega-kunstenaar Peter Mattheij (1932-2001), Het Arnhem van Peter J.H. Mattheij. Ook hing er een reproductie van de ets Collonade, samen met de afbeelding die mogelijk de inspiratie voor de ets had gevormd en die ook op de achterkant van het schilderij Colonnade St. Pieter is geplakt.

Opvallend en nadrukkelijk aanwezig op vrijwel alle foto’s van de achterkamer zijn de grote hoeveelheden boeken. Waar deze in vrijwel elke kamer van Harmelenstraat 28 te vinden waren, leek dit deel van de woonkamer de belangrijkste opslagplaats te zijn. De boeken stonden niet alleen op het dressoir maar lagen ook in rijen op de grond onder het raam. Op een foto uit 1991 is te zien dat ze daarnaast in grote hoeveelheden onder, voor en op de eettafel lagen. Daarop stond in het midden vrijwel altijd een grote vaas met lelies, en in 1991 lag er naast de boeken en modelvliegtuigjes ook een stapeltje ansichtkaarten met Zelfportret – Zwakzinnigennazorg. [7]

056 Del Curto

De achterkamer van Harmelenstraat 28, 1991. In de rode cirkel de ansichtkaarten met Zelfportret – Zwakzinnigennazorg. Foto: Mario del Curto

Op andere momenten diende de tafel als uitstalling voor kranten en tijdschriften, zoals te zien op een foto van Nico van der Endt uit het midden van de jaren tachtig. Te herkennen zijn diverse exemplaren van het periodiek NU van de vereniging Nederlands-USSR, onder andere (op de voorgrond) het nummer waarin een tekening van Van Genk was afgedrukt. Op alle foto’s en filmbeelden uit de jaren negentig is de uitstalling op de tafel verdwenen, maar Dick Walda laat de kunstenaar er nog wel aan refereren in een interview uit dat decennium. [8]

056 waaier

Kranten en tijdschriften op de eettafel, ca. 1986. Foto: Nico van der Endt

De achterkamer van Harmelenstraat 28 leek niet de plek te zijn waar Willem van Genk zichzelf en zijn werk aan de buitenwereld wilde tonen, al wijzen het dressoir en de eettafel wel op een zekere presentatiefunctie. Bezoekers aan het appartement werden ontvangen in de voorkamer. Van daaruit was er vrij zicht op de achterkamer, maar rechtstreeks uit de hal werd deze niet meer betreden. Voor de boeken in de kamer zal wellicht een ordenend principe hebben gegolden, maar uit de foto’s is dit vooralsnog niet op te maken – op het dressoir staan enkele rijen naslagwerken, maar verder zijn alleen losse titels te herkennen die niet direct op een samenhang wijzen.

056 boeken

Boeken op de vloer in de achterkamer. Foto: Stichting Collectie De Stadshof

Was Harmelenstraat 28 te beschouwen als een Gesamtkunstwerk van Willem van Genk? Een bevestigend antwoord sluit in feite het losmaken uit het interieur van Busstation Arnhem of de raincoats uit – die zijn in dat geval integrale onderdelen van het werk in zijn geheel. Maar de vraag hoeft niet te worden beantwoord om de historische, biografische en ook artistieke waarde van het interieur te erkennen. Hoe het ook zij, het interieur bestaat niet meer. Wat rest zijn foto’s en enkele filmbeelden, die een overvloed aan informatie leveren en die samen met de bewaard gebleven elementen een gedeeltelijke reconstructie mogelijk maken. Dat kan in woorden, zoals ik hier uitgebreid (maar nog steeds relatief summier) heb gedaan. Beeldmateriaal is daarbij onontbeerlijk, en te denken valt aan een verzameling van zoveel mogelijk foto’s van het interieur als basis van een separate monografie die dit deel van het oeuvre van Van Genk kan tonen. Nog een stap verder is een daadwerkelijke, driedimensionale reconstructie van het hele interieur, idealiter op de oorspronkelijke locatie. Maar dat lijkt erg veel gevraagd, ook van de Stichting Willem van Genk – al zou een reconstructie van de woonkamer een begin kunnen zijn.


 

NOTEN

[1] Van Berkum e.a., Een getekende wereld, p. 31.

[2] De Insita is een driejaarlijkse tentoonstelling voor naïeve kunst, art brut en outsider art in Bratislava, die in 1997 voor de vijfde keer werd gehouden: ‘In juni wordt de Triënnale Insita te Bratislava geopend. In de zogenaamde ‘competitieve sectie’ van hedendaagse kunstenaars wordt traditioneel een Grand Prix verleend. De jury, waar ik nog altijd deel van uitmaak, kiest ex aequo voor de Rus Pavel Leonov en de Nederlander Willem van Genk. De prijs bestaat uit een solo presentatie tijdens de volgende Triënnale. Willem zal de oorkonde zonder commentaar bekijken, zuster Tine is trots en zal hem laten inlijsten.’ (Van der Endt, Kroniek van een samenwerking, p. 109).

[3] Zuster Tiny: ‘Het moet precies staan, zoals Wim het wil. Zelfs in de kasten, kijk maar in de keuken, daar staan de doosjes schuin op een rijtje. Heeft hij van z’n vader. […] Alles in huis moet schuin en scheef op een rij staan.’ (Walda, Koning der stations, pp. 142-143)

[4] Van Berkum e.a., Een getekende wereld, p. 31. Ook: ‘In het huis van Van Genk getuigen veel voorwerpen van lang vervlogen gebeurtenissen, zoals zijn vroegere passie voor een bouwwerk als de Eiffeltoren. Hij kon er maar niet mee ophouden modellen van de toen aan te schaffen.’ (Walda, Koning der stations, p. 10)

[5] Jirous was de manager van de Tsjechische band The Plastic People of the Universe, waarvan de naam gedeeltelijk terugkeert op Van Genks werk Orkest van Coburg.

[6] E-mail van Nico van der Endt aan Jack van der Weide, 24 mei 2020. In zijn boek Kroniek van een samenwerking maakt Van der Endt hiervan melding bij het jaar 1982: ‘Soms zet hij de deur van een kast naast de voordeur wijd open voor meer bescherming tegen spiedende buren en andere belagers.’ (p. 49)

[7] De kaarten waren uitgebracht ter gelegenheid van de duo-tentoonstelling van Van Genk en Gorki Bollar bij het Informatiecentrum Naïeve Kunst in Rotterdam, van 20 december 1990 tot 25 februari 1991.

[8] ‘Kijk, hier heb ik de kranten en tijdschriften op de ronde tafel als een soort waaier. Dat zag ik in een winkel in Boedapest, en later ook nog in de Gorkistraat in Moskou. Dat doe ik na.’ (Walda, Koning der stations, p. 27)

Zwakzinnigen nazorg (3)

Dit is het derde en laatste deel van een tekst die gebaseerd is op een analyse die ik in 2015 schreef voor Stichting Collectie De Stadshof van Zelfportret – Zwakzinnigennazorg. Het eerste deel is hier te lezen, het tweede deel hier.

ZZN - detail 004

Detail Zelfportret – Zwakzinnigennazorg (ca. 1978)

In Zelfportret – Zwakzinnigennazorg lijken de afbeeldingen in de twee onderste stroken van het werk het meest persoonlijk te zijn. De afbeelding in vlak 10, links naast de strook met paarse driehoeken onder het zelfportret, toont een gevelrij met enkele huizen en een fabrieksgebouw. Tegen de huizen staat een handkar geleund, voor de fabriek komt een kar met twee paarden voorbij. Bovenop de fabriek staan de letters ZHB, aan de voorkant is graffiti aangebracht: CPN LIJST 6. Vlak boven de letters ZHB staat Heineke, in de rechter benedenhoek den Haag Sirtemastraat. Rechtsboven staan omlijnd de woorden Thans gesloopt, daarnaast “Schroeder [onleesbaar],  daaronder PSYCHIATRIE IN DE USSR.

ZZN - detail 005

Detail Zelfportret – Zwakzinnigennazorg (ca. 1978)

De woorden Thans gesloopt hebben betrekking op het fabriekscomplex eronder, van de Zuid-Hollandsche Bierbrouwerij (ZHB). Het complex werd in 1881 in gebruik genomen, werd in 1974 gesloten en gesloopt, en grensde inderdaad voor een deel aan de Haagse Sirtemastraat, zoals expliciet aangegeven door de kunstenaar. Belangrijker binnen de autobiografie van Van Genk is echter het enigszins uitspringende pand náást het complex. Op deze plaats, Sirtemastraat 179, was de sociale werkplaats van de Vereniging Schroeder van der Kolk gevestigd, waar Van Genk vanaf het einde van de jaren veertig tot 1964 “arbeid voor onvolwaardigen” verrichtte. De tekst VOORMALIGE GEESTESZORG in het aangrenzende vlak 11, met een pijl naar vlak 10, bevestigt dit. Met die kennis ontstaat er een sterke relatie met de ZWAKZINNIGENNAZORG in het centrale vlak 1. Ook wordt een verband gelegd met nog een ander motief uit met name vlak 1, de verhouding tussen Nederland en de Sovjet-Unie, via de tekst PSYCHIATRIE IN DE USSR en zelfs de graffiti CPN LIJST 6.

De afbeelding in vlak 12, rechts naast de strook met paarse driehoeken onder het zelfportret, toont een vrouw naast een auto. Ze draagt een geel-rood-bruin geruite jas en heeft lang bruin haar. Vanaf haar oog loopt een stippellijn naar rechts, als om aan te geven dat ze ergens naar kijkt – haar rechterarm is geheven, mogelijk richt ze een pistool op iets of iemand. De rode auto heeft aan de bovenkant van de achterruit een Datsun-logo, op de kofferruimte staat DATSUN. Op de muur achter de auto staat in krullende letters Salon Amércain en TARIEF; links is een klein stukje van een kapperspaal te zien. Over de auto staat in blauwe letters BOUWEN  IN HET DERDE RIJK G. TROOST. [1] Enerzijds is er daarmee een verband met het motief van gebouwen en sloop, ook via het automerk Datsun – vgl. DATSUN CENTER op de nieuwbouw in de grote afbeelding rechts van het portret. Anderzijds kent de afbeelding een duidelijk autobiografische component in het lange haar van de vrouw en haar voorgenomen of juist afgelegde bezoek aan de kapsalon Salon Amér[i]cain, een expliciet verwijzing naar het haarfetisjisme van Van Genk.

Dat laatste element keert terug in de afbeelding in de onderste strook van Zelfportret – Zwakzinnigennazorg, waar een kapsalon te zien is met twee klanten wier haren worden gewassen door twee kapsters. In de ruimte ernaast zijn twee andere kapsters twee mannen aan het scheren. Op de ramen/muren staat HOOGKATHARIJNE, STATIONSKAPPER en 4711. Van Genk toont hier een voor hem uiterst opwindende (en dus zeer persoonlijke) scène, die ook in narratieve zin een voortzetting zou kunnen zijn van de afbeelding van de vrouw bij de Datsun: ze stapt uit de auto bij een kapper en laat daar haar haar wassen.

Rond het tafereel in de kapperszaak zijn drie tondo’s aangebracht die er inhoudelijk weinig verband mee lijken te hebben: de afbeeldingen links (kleiner) en rechts zijn vrijwel identiek en tonen een koetsier op de bok van een koets, met op de achtergrond een gebouw met een toren. [2] De koetsier draagt een zwarte jas, een hoge hoed en een bril. Het middelste tondo toont twee kussende vrouwen, waarschijnlijk op een vliegveld: boven hen staat de tekst KLM SCHIPHOL, ernaast LUFTHANSA, SOVIET AIR, EL AL air, POLSKI AIR en IBERIA. Zowel de koetsier als de kussende vrouwen (met lang haar) lijken een kledingstuk te dragen dat voor Van Genk eveneens een seksuele lading had, een lange plastic regenjas of raincoat.

Is de seksuele lading van sommige afbeeldingen in het onderste deel van Zelfportret – Zwakzinnigennazorg impliciet, de teksten zijn dat minder. MENSCH UND SEXUALIÄT DR. FRIEDRICH DAMASKOW staat links van het kleinste koetsier-tondo, met daaronder GAY-INT. [3] Ook andere teksten in dit deel van het werk verwijzen specifiek naar (homo)seksualiteit, vrijwel steeds in een Duitse context. Links naast het tondo met de kussende vrouwen staat RWV BERLINER SCHWULEN ’81 der ROSA WINKEL VERLAG, rechts onder andere PRINZ EISENHERZ en HIRSCHFELD. Respectievelijk gaat het daarbij om een Duitse uitgeverij en een boekhandel in Berlijn die voortkwamen uit de Duitse homobeweging, en een Duitse seksuoloog wiens werk onder meer gericht was op de emancipatie van homoseksuelen (Magnus Hirschfeld).

ZZN - homoseksualiteit

Middelste foto: in het appartement van Willem van Genk

Elders in Zelfportret – Zwakzinnigennazorg treffen we eveneens tekstuele verwijzingen naar homoseksualiteit aan. Het meest opvallend zijn uiteraard de prominente roze en paarse driehoeken in de zes rood-gele vlakken met voornamelijk tekst. Homoseksuelen als groep lijken door Van Genk te worden geschaard in het kamp van de onderdrukten, net als ‘onvolwaardige’ zwakzinnigen. Zijn verhouding tot homoseksualiteit was complex en komt onder meer naar voren in De grote naïeven (ca. 1975) en Pink Pronkjewail (ca. 1985). Na de deceptie van het communisme zocht Van Genk een andere groepering waar hij bij kon horen, en in combinatie met twijfels over zijn seksuele identiteit dacht hij die in de jaren zeventig en tachtig gevonden te hebben in de homobeweging. Op Zelfportret in De Ark staat te lezen “ARTISTIEKE” HOMOPHIEL IN DE ARK. Nico van der Endt, naar aanleiding van de tekst: ‘“Dus je bent homofiel”, vroeg ik Willem eens. “Nee nee, dat was een vergissing”.’ [4]

ZZN - signatuur

Detail Zelfportret – Zwakzinnigennazorg (ca. 1978)

Zelfportret – Zwakzinnigennazorg is gesigneerd in het vlak met paarse driehoeken onder de centrale afbeelding.  Naast het logo met zijn naam, woonplaats en het jaartal 1975, is een plakbanddoosje met een stuk plakband afgebeeld: NITTO Plastic Tape Highest Quality. Willem van Genk toont zich in dit zelfportret een kunstenaar die gebukt gaat onder kwalificaties van onvolwaardigheid of zwakzinnigheid, die worstelt met zijn seksuele driften en twijfels, en die het Amerikaans/Japanse kapitalisme beschouwt als de boze macht achter de sloop van monumentale gebouwen. Tegen de macht van dat kapitalisme is hij echter niet opgewassen, hij is er zelfs van afhankelijk. De Nitto-tape is Made in Japan, de kunstenaar kan niet anders dan werken met het materiaal (tape, verf, lak, spijkertjes, boardplaten) dat hem wordt verstrekt door het grootkapitaal dat verantwoordelijk is voor de afbraak van zijn stad. [5]


NOTEN

[1] Bouwen in het Derde Rijk is de Nederlandse vertaling van Das Bauen im Neuen Reich uit 1943 van kunsthistorica Gerdy Troost, echtgenote van nazi-architect Paul Troost.

[2] In het rechter, iets meer gedetailleerde tondo staan boven de koets de letters C.R.M.

[3] In de reeks Mensch und Sexualität van uitgeverij Wilhelm Heyne verscheen in 1972 als nummer 25 Fetischismus. Abart oder Stimulans van de Duitse seksuoloog Friedrich Damaskow. Mogelijk was dit één van de boeken die Van Genk leende van zijn psychiater Hans Grelinger. In de woorden van zuster Tiny in de documentaire Ver van huis: ‘En dat Wim … die heeft zijn probleem, hij heb een probleem … en dat heeft-ie in de boeken … die dokter, die psychiater die die eerst had, die is ook al een tijdje dood, en die begreep ‘m, en die gaf ‘m zíjn boeken, want Wim was ‘r zuinig op, en dan mocht-ie lezen of zijn probleem misschien in die boeken … dat-ie dat … dat het daarin stond, maar die dokter zei tegen mij: het bestaat, dat probleem, maar niet in de … hij heb ’t heel erg, hè? Zijn mensen die het hebben …  hairfetiïsme, hè? … die dat hebben, maar hij heb ’t heel erg.’

[4] Van der Endt, Kroniek van een samenwerking, p. 105.

[5] Het LaM in Lille bezit een aantal documenten van Van Genk met aantekeningen van of voor zijn buitenlandse reizen. Een van deze documenten heeft betrekking op een bezoek aan Berlijn in de zomer van 1981 en vermeldt onder meer ‘Buchladen Prinz Eisenherz’ en ‘”Fetischismus” Abart oder Stimulans / Dr. Friedrich Damaskow’.

Onverbiddelijk

WvG in DWDD

Hugo Borst over Willem van Genk in De wereld draait door, 11 september 2019

De tentoonstelling WOEST – Willem van Genk in het Amsterdamse Outsider Art Museum zou aanvankelijk duren van 19 september 2019 tot 15 maart 2020. In februari werd bekend dat de einddatum was verschoven naar 3 mei, maar een maand later moest het museum vanwege de coronacrisis zijn deuren sluiten. Ter compensatie werden op YouTube enkele “kunstverhalen” geplaatst, korte video’s waarin Ans van Berkum en Hugo Borst een werk van Van Genk bespraken: ‘Nu je (tijdelijk) het museum niet kunt bezoeken brengen we de kunstwerken naar buiten!’ [1] Borst en Van Berkum hadden ook de audiotour bij de tentoonstelling ingesproken, hun commentaren bij de werken waren daaraan ontleend.

Er is een duidelijke rolverdeling tussen beide beschouwers. Van Berkum mag een licht kunsthistorisch licht over de werken laten schijnen, Borst toont zich iets meer de amateurkijker. Dat laatste neigt soms naar nietszeggendheid, bijvoorbeeld wanneer het gaat over het werk New Japan: in de hem toegemeten anderhalve minuut uit hij enkele discutabele algemeenheden (‘de jonge Van Genk, met potlood, balpen of kwast, verschilt niet veel met de oude Van Genk’) maar maakt hij geen enkele opmerking over het werk waarover het zou moeten gaan. [2] Natuurlijk is het vooral de bekendheid van Borst die door het museum wordt ingezet, en natuurlijk is het mooi dat hij Van Genk ‘een van Nederlands grootste kunstenaar van de 20e eeuw’ zegt te vinden. [3] Maar het helpt een serieuze benadering van het werk bepaald niet.

In het kunstverhaal bij Kollage van de haat vraagt Borst zich af waarom Van Genk het beeld De verwoeste stad van Ossip Zadkine heeft afgebeeld. Uiteraard legt hij een verband met de Tweede Wereldoorlog maar vervolgens komt hij niet verder dan: ‘We weten dat de Tweede Wereldoorlog hem fascineert. Hij heeft er ontzettend veel over gelezen.’ Vervolgens verschuift zijn aandacht naar de eveneens op het werk afgebeelde boeken Ik, Jan Cremer van Jan Cremer en Toekomstige psychiatrie van E.A.D.E Carp. ‘Kijk, daar links, Van Genk heeft het boek Ik, Jan Cremer getekend. Haat Van Genk de zeer succesvolle Jan Cremer soms?’ [4]

Kollage van de Haat

Kollage van de Haat | 1971 | olieverf op hardboard | 64 x 163 cm | Stichting Willem van Genk, Haarlem

De in Den Haag geboren Eugène Antoine Désiré Etienne Carp (1895-1983) was in zijn tijd een vooraanstaand psychiaters en een van de wegbereiders van de psychotherapie in Nederland. Van 1930 tot 1963 was hij hoogleraar in de psychiatrie te Leiden, waar zijn latere collega Nico Speijer (1905-1981) in de jaren dertig een van zijn assistenten was. Een opmerkelijk verhaal, dat Van Genk wellicht kende, was dat Carp en Speijer in de Leidse universiteitskliniek castraties hadden uitgevoerd op homoseksuele mannen en exhibitionisten, naar eigen zeggen omdat psychotherapie gefaald had. Zij achtten de ingreep heilzaam. [6]

Speijer was directeur van de AVO-werkplaats waar Van Genk rond 1947 kwam te werken en was ook lange tijd diens psychiater. Begin jaren zestig kwam hij in conflict met directeur Joop Beljon van de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten, die Van Genk iets meer ruimte wilde geven voor zijn werk als kunstenaar en daarover de AVO-directeur opbelde:

 – Beljon: Bij u op de sociale werkplaats verblijft voor volle weken ene Willem van Genk. Van Genk volgt onze zaterdagmiddag cursus maar wil meer; namelijk één middagje op wat hij de echte Academie noemt. Ik denk dat wij hem daarmee gelukkig maken. Zoudt u hem een middagje vrij willen geven?
 – Speijer: Ik wist niet dat gelukkig maken tot de taak van een academie-directeur behoorde. Begrijpt u niet dat u zich beweegt op een gebied waarop u niet competent bent. Een middagje vrij? Geen sprake van.
 – Beljon: Maar er mag toch wel aangenomen worden dat wij op de academie enig recht van spreken hebben als het gaat om begaafdheden en talenten.
 – Speijer: Laat mij niet lachen! Begaafdheden!! Ha! Ha! U bemoeit zich met zaken waar u niets mee te maken heeft. Zal ik u eens zeggen wat de geestelijke inhoud is van die van Genk? Nul, nul.
 – Beljon: Als dat waar is dan ware het voor mij te wensen dat ook die inhoud van mij nul komma nul is.
   Speijer gooit hoorn op haak. [7]

Net als Beljon was ook Van Genks zuster Tiny niet te spreken over Speijer:

Een van de dokters die hem lang heeft begeleid, is professor Speijer geweest.
Toen Wim nog niet bekend was door zijn schilderwerk, sloeg die man geen acht op Wim, hij keek hem nauwelijks aan.
Dat stak Wim, daar sprak hij over.
Mijn broer was voor die man een nietsnut. Maar toen hij eenmaal in de krant kwam, werd de dokter belangstellend en keek hem eens een keertje goed aan en zei: je moet niet denken dat nu de wereld aan je voeten ligt.
Maar dat wilde mijn broer helemaal niet. Hij wilde gewoon iemand zijn. [8]

Wat voor de keurige Tiny ook een rol speelt is dat Speijer Van Genk had aangeraden om gebruik te maken van diensten van prostituees. Enig antisemitisme was haar daarbij niet vreemd: ‘Speijer […] had de snollen bedacht. Hij was toen de beroemdste psychiater van Den Haag en ook nog eens directeur van de Sociale Werkplaats. Hij was een joden man en die mensen zitten toch anders in elkaar. Hij zei tegen mij: ‘Uw broer wordt rustig van de dames. Ik ga het voorschrijven.’’ [9]

Speijers opvolger als psychiater van Van Genk was Hans Grelinger, die het damesbezoek geen therapeutische waarde vond hebben. Grelinger (1908-1990) was volgens Dick Walda ‘een christelijke psychiater van zeer goede huize. Maar de man leed een dubbelleven. Hij was een ‘goudvinkje’ voor de rode beweging en ondersteunde de CPN. Geldschieters waren deze dames en heren.’ [10] Grelingers naam is in de jaren vijftig en zestig inderdaad terug te vinden in de kolommen van CPN-krant De waarheid, onder andere met een uitgebreid stuk tegen de vestiging van een Amerikaanse atoombasis op Soesterberg – in 1957, toen het communisme uitermate impopulair was in Nederland. [11] Zijn dubbelleven was dus niet bepaald geheim.

Over Grelinger als psychiater van haar broer was Tiny zeer te spreken:

Ja, dat was een inkeurige christelijke psychiater die moest helemaal niets hebben van hoeren als therapie. 
Dokter Grelinger had communistische neigingen. Maar ja, aan elk mens zit wel een steekje los.
Hij behandelde Wimmie heel anders dan Speijer.
Willem mocht boeken over haar-fetisjisme van dokter Grelinger lenen. Hij deed er een kaft van pakpapier om heen en bracht de boeken na lezing weer terug. [12]

Bij het ontruimen van de woning van Van Genk in 1998 werden afspraakbriefjes gevonden waaruit bleek dat Grelinger in ieder geval zijn psychiater was in de periode 1978-1983, en waarschijnlijk nog wel langer. Ten tijde van de ontruiming was zijn rol al overgenomen door P.P. van Gent, die ook aan het woord komt in de documentaire Ver van huis. Van Gent erkent volmondig het artistieke talent van Van Genk – een huizenhoog verschil met Speijer.

P.P. van Gent

Still uit Ver van huis (1997) – psychiater P.P. van Gent

In het dubbelinterview met Dick Walda en Nico van der Endt uit 1998, “De vrienden van Willem van Genk”, kwamen ook de psychiaters van Van Genk aan de orde, met name Speijer. Walda vertelde de anekdote van het telefoongesprek tussen Beljon en Speijer en besloot: ‘Dus Willem moest doorgaan op die treurige werkplaats. Speyer heeft dus een heel negatieve rol gespeeld.’ Van der Endt: ‘Ja, die Speyer heeft hem helemaal verkeerd ingeschat. Je mag natuurlijk van een professor wat meer verwachten.’ Walda: ‘Maar hoe komt het Nico dat wij, zonder medische kennis, Willem begrijpen en een psychiater niet?’ Van der Endt: ‘Juist omdat we geen psychiater zijn. Wij oordelen niet.’ [13]


NOTEN

[1] Facebook-pagina Outsider Art Museum, 7 april 2020.

[2] “Kunstverhaal: De ‘New Japan’ van Willem van Genk door Hugo Borst” (geraadpleegd 11 april 2020).

[3] Uitnodiging voor de opening van WOEST.

[4] “Kunstverhaal: De ‘Kollage van de Haat’ van Willem van Genk door Hugo Borst” (geraadpleegd 12 april 2020).

[6] Harrie Oosterhuis en Marijke Gijswijt-Hofstra, Verward van geest en ander ongerief. Psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg in Nederland (1870-2005) (Houten 2008), p. 352.

[7] Geciteerd in: Van Berkum e.a., Een getekende wereld, p. 81.

[8] Walda, Koning der stations (2e druk), p. 49.

[9] Ibid., p. 50. Van Genk’s eigen versie van zijn wederwaardigheden met de “vriendschapsgirls” – ‘Psychiater Speijer zei: Probeer het maar eens’ – is te vinden op pp. 78-83.

[10] E-mail van Dick Walda aan Jack van der Weide, 8 januari 2019.

[11] ‘H. Grelinger (psychiater): “Atoombasis is provocatie”’, in: De Waarheid, 18 mei 1957. Journalist Igor Cornelissen wilde recentelijk een boek schrijven over Grelinger maar kreeg van de AIVD geen inzage in de archieven van de BVD (e-mail van Igor Cornelissen aan Jack van der Weide, 16 oktober 2019).

[12] Walda, Koning der stations (2e druk), p. 50.

[13] Van den Enden, “De vrienden van Willem van Genk”, p. 5.

Zelfportret in De Ark

Zelfportret in De Ark (1024x692)

Zelfportret in De Ark | ca. 1974 | gemengde techniek op hardboard | 92 x 62 cm | The Museum of Everything, Londen

Al tijdens de juridische schermutselingen met Brattinga, in de eerste helft van 1973, was Van Genk in contact gekomen met een galerie die wel mogelijkheden in hem zag. Het gaf zijn advocaat Schutte een extra argument in handen om de tekeningen van Van Genk die Brattinga nog beheerde, terug te eisen: de galerie wilde het werk van haar nieuwe cliënt exclusief gaan verkopen. Het ging om de jonge Galerie De Ark in Boxtel van ondernemer en kunstliefhebber Dick Heesen. Het contact was gelegd door Pieter van der Linden, die een relatie had met de oudste dochter van Van Genks zuster Nora. Van der Linden reed wekelijks enkele malen op en neer tussen Eindhoven en Den Haag en passeerde dan Boxtel. Voor Van Genk kan de achternaam van zijn nieuwe galeriehouder vertrouwd hebben geklonken – ook de tweede echtgenote van zijn vader heette Heesen. [1]

Heesen had grote plannen met zijn galerie. Enkele dagen na de opening op 7 april 1973, door burgemeester Paul Pesch van Boxtel, besteedde de Volkskrant aandacht aan De Ark, ‘een onderneming […] van een respectabel formaat, in Nederland niet eerder vertoond’:

In Boxtel is een galerie geopend die ongewoon grote pretenties heeft. Een voormalig parochiehuis, dat niet zo goed meer wilde functioneren als schouwburg, is door de zakenman Dick Heesen opgekocht en hij heeft er een tweevoudige bestemming aan gegeven: het oude voorwerk is in gebruik genomen als kantoorruimte voor een handelsonderneming, de oorspronkelijke schouwburgzaal is omgebouwd tot een galerie voor beeldende kunst. Zeg maar museum: de allure van de zaal is, ten gevolge van de omvang, eerder die van een museum dan van een galerie. […] Door zijn centrale ligging tussen Den Bosch, Tilburg en Eindhoven zou de Boxtelse Ark een belangrijke functie kunnen gaan vervullen in het cultuurpatroon van dit gebied. Het ziet er naar uit, dat daarop zowel zakelijk als artistiek wordt gemikt. Artistiek wordt een non-conformistische koers gezocht. [2]

Van Genk zou wel eens bij die non-conformistische koers kunnen passen, meende Heesen. Van 21 december 1973 tot 27 januari 1974 was in De Ark een dubbeltentoonstelling te zien van werk van Van Genk, gecombineerd met Afrikaanse kunst van de Amsterdamse galerie Anuschka. [3]

De dubbeltentoonstelling trok veel aandacht, meer dan De Ark tot dan toe had gekregen. Niet alleen verschenen er artikelen in onder meer de Volkskrant en Het Vrije Volk, ook zond het NOS-programma Uit de kunst op 11 januari 1974 een reportage over de galerie uit. Het leek daarbij vooral Van Genk te zijn die alle belangstelling genereerde. Sinds 1964 was nauwelijks meer iets van hem vernomen, maar: ‘Dick Heesen van de Boxtelse galerie De Ark heeft Van Genk om zo te zeggen opnieuw ontdekt. Ook hij is heilig overtuigd van Van Genks ongewone kunstenaarschap en hij heeft na tien jaar werkelijk en stralende tentoonstelling van het werk gemaakt.’ [4]

Uit de kunst 102

Still uit Uit de kunst, 11 januari 1974 – Dick Heesen wordt geïnterviewd in galerie De Ark; links achter hem (van boven naar beneden) Collage 2000 Beljon Inc., Paranasky Culture, Mr. Petrov, Kollage van de Haat

In de ruim zes minuten durende reportage van Uit de kunst mocht Heesen eerst iets vertellen over zijn galerie, terwijl de camera langs de werken van Van Genk en de etnografica van Anuschka gleed. Tentoongesteld waren enkele oudere stadsgezichten, collages op papier, etsen en de meeste werken van het lijstje dat Addy Persoon-Van Genk in februari 1972 aan Pieter Brattinga had gestuurd. Collage 2000 Beljon Inc. was te zien naast de verwante drieluiken Kollage van de Haat, Mr. Petrov en Paranasky Culture. In de tweede helft van de reportage was de aandacht exclusief voor Van Genk. Heesen was te horen als voice-over:

Willem van Genk is in 1936 geboren, hij woont in Den Haag, alleen, op een flat, met een hondje. ’t Is een man die vrij moeilijk z’n communicatie met z’n medemens gaande houdt, omdat … ja, waarom, is moeilijk te zeggen eigenlijk maar hij, hij communiceert gewoon moeilijk en heeft daarvoor zijn werk nodig om datgene wat op ‘m afkomt, de indrukken die-ie krijgt, wat-ie persoonlijk ondergaat, wat-ie ook aan wereldgebeuren zelf ervaart, om dat weer kwijt te raken, dat doet-ie eigenlijk helemaal via z’n werk …

Iedere vierkante centimeter van zijn doeken is volgekrabbeld met details die bovendien dan nog altijd ter zake doen. Puur fantasie is het geloof ik geen van allen, hij is d’r overal geweest, ófwel hij heeft er zoveel over gelezen en zoveel platen en opnamen over gezien dat-ie het zich zeer levendig kan voorstellen

Ook Van Genk zelf kwam nog enkele seconden in beeld, opduikend tussen de camera en Collage 70 Ruimtevaart.

Uit de kunst 104

Still uit Uit de kunst, 11 januari 1974 – Willem van Genk duikt op voor Collage 70 Ruimtevaart

Van Genk verwerkte zijn eerste ervaringen bij De Ark, met name de dubbeltentoonstelling met de etnografica van Anuschka, in Zelfportret in De Ark (ca. 1974). In het verlengde van de vier drieluiken uit de periode 1971-1972 is er opnieuw sprake van een centrale afbeelding met links en rechts ervan kleinere voorstellingen, plus een roodgele rand aan de onder- en bovenkant. De rand loopt nu echter door over de hele breedte van het werk en de golvende lijnen en punten zijn vervangen door teksten in verschillende talen en lettertypes. De centrale afbeelding is een zelfportret van de kunstenaar, met naast en zelfs gedeeltelijk over zijn gezicht enkele zwarte balken waarin teksten in witte letters: ART of PICASSO and ANUSCHKA / AFRICAN ART IN THE ARK ’73 / BOXTEL (NBr) / UIT DE KUNST NOS TV ’74 / DADAÏSM INFO. [5]

De centrale afbeelding kent nog meer teksten, zoals Dick Heesen (onder BOXTEL (NBr)); rechts onder Gevaert Photo ANVERS als fictieve signatuur van het zelfportret; en links boven “ARTISTIEKE” HOMOPHIEL IN DE ARK. Van Genk probeerde in de jaren zeventig en tachtig enige tijd aansluiting te vinden bij de homobeweging, wat terug te vinden is in sommige van zijn werken uit die tijd. Nico van der Endt, naar aanleiding van deze ‘inscriptie’: ‘“Dus je bent homofiel”, vroeg ik Willem eens. “Nee, nee, dat was een vergissing”.’ [6] Naast AFRICAN ART IN THE ARK ’73 staat ARMAND VANDERLICK, een Belgische kunstenaar die in het najaar van 1973 een tentoonstelling had in De Ark.

Een van de zaken die opvallen in Zelfportret in De Ark is de aanwezigheid van Poolse elementen, met Poolse teksten in de rood/gele balken en verwijzingen als WARSZAWA en THE BATTLE [of] WARSAW in de afbeeldingen. Naast Van Genks fascinatie met Oostblokstaten kan dit te maken hebben met het feit dat De Ark in 1973 zeer regelmatig werk van Poolse grafici exposeerde. Ook Antwerpen keert, als ANVERS, diverse malen in het zelfportret terug, maar hier gaat het om een locatie die al vanaf de vroegste tekeningen een rol speelt in het werk van Van Genk. Dat De Ark ook tentoonstellingen wijdde aan Belgische kunstenaars als Vanderlick, Jan Cobbaert en Camille D’Havé, lijkt hier niet meteen mee in verband te staan. Hoe dan ook had Van Gent in Boxtel artistiek weer onderdak gevonden.


 

NOTEN

[1] Mededelingen over de eerste contacten met Galerie De Ark afkomstig van Ans van Berkum. Dick Heesen en Van Genks stiefmoeder Maria Heesen waren voor zover valt na te gaan geen familie.

[2] Lambert Tegenbosch, “De Ark”, in: de Volkskrant, 14 april 1973.

[3] Een advertentie in De Tijd van 1 februari 1973 suggereert dat de tentoonstelling later nog werd verlengd tot 4 februari.

[4] Lambert Tegenbosch, “W. van Genk”, in: de Volkskrant, 28 december 1973.

[5] Tegelijk met het werk van Van Genk en de etnografica van Anuschka waren in De Ark ook litho’s van Picasso te zien. Waar DADAÏSM INFO naar verwijst is mij niet duidelijk.

[6] Van der Endt, Kroniek van een samenwerking, p. 105.