Plaatsen

Vaarwel tram | ca. 1957 | gemengde techniek op papier | afmetingen onbekend | Museum Dr. Guislain, Gent

Voor een onderzoeker die Nederland niet of niet goed kent, moet het een opgave zijn om het werk van Willem van Genk te bestuderen. Zelf kom ik een heel eind als het om Arnhem gaat – in het geval van Van Genk eigenlijk onontbeerlijk – en lukt het aardig in het geval van Amsterdam en Den Haag om locaties thuis te brengen, maar het blijft desalniettemin vaak een hele speurtocht. Bovenstaande tekening staat afgebeeld in Willem van Genk bouwt zijn universum, op dezelfde pagina als een tekening van de Hofplaats in Den Haag. Dientengevolge, en ook omdat het hier (weer) leek te gaan om het afscheid van de Blauwe Tram, veronderstelde ik dat het om een locatie in Den Haag of Voorburg ging. Het gebouw links op de tekening kon daarbij mogelijk een aanknopingspunt vormen.

Te rade gaand bij een inwoner en kenner van Den Haag, gaf deze onmiddellijk aan dat het volgens hem ging om de Amsterdamse Poort in Haarlem, de enig overgebleven stadspoort aan het einde van de oude route van Amsterdam naar Haarlem. Uiteraard was dit helemaal correct en klopte het opschrift VAARWEL TRAM eveneens met de historische laatste rit van de Noord-Hollandse Blauwe Tram op 31 augustus 1957, die reed op het traject Amsterdam – Zandvoort en daarbij ook Haarlem aandeed. Dat die specifieke kennis iets toevoegt aan inzicht in het oeuvre van Van Genk in het algemeen, moge duidelijk zijn. Onder meer draagt het bij aan de kennis over de wijze waarop Van Genk een locatie weergaf; aan kennis over zijn fascinatie met vervoersmiddelen in het algemeen en de Blauwe Tram in het bijzonder; aan kennis over het motief van de vergankelijkheid in zijn werk; en zo verder.

Wel degelijk Haags is een tekening op de achterkant van Station Berlin Ost (ca. 1965), waarbij Van Genk zelf de clou in feite al weggaf door het nadrukkelijke opschrift VISIT MADURODAM plus kleinere, moeilijk leesbare aantekeningen waaronder de reisaanduiding met lijn 3 van de Haagse Tram. Afgebeeld is de omgeving van het oude stadhuis in Den Haag, met ook herberg ’t Goude Hooft – of, zoals Van Genk schrijft, Het Gouden Hoofd. Verder zijn onder meer aangeduid een [R]ywielstalling en Café het ZUID. Voor de huizen rijdt een tram met een schaarbeugel.

Detail Station Berlin Ost (ca. 1965)

Is het tegenwoordig lijn 9 waarmee men Madurodam bereikt, ook historisch gezien was lijn 3 eigenlijk niet de aangewezen tramlijn voor de miniatuurstad. Wel deed deze tram het Valkenbosplein aan, op enkele minuten lopen van de Magnoliastraat, waar de familie Van Genk jarenlang woonde. In het algemeen is de kans groot dat Madurodam indruk op de kunstenaar heeft gemaakt, vanwege het structurele vogelvluchtperspectief bij de bezoeker. Anderzijds is het een – wat mij betreft: intrigerende – vraag wat een tekening van de Dagelijke Groenmarkt in Den Haag doet op de achterkant van een werk over Berlijn.

Van Den Haag naar Gelderland: Van Genks liefde voor trolleybussen lijkt er nooit toe te hebben geleid dat Nijmegen een belangrijke rol ging spelen binnen zijn werk. Altijd was Arnhem de trolleystad, terwijl het vervoermiddel tussen 1952 en 1969 toch ook nog geen vijfentwintig kilometer naar het zuiden te bezichtigen was. Dit doet vermoeden dat de fascinatie met Arnhem eerst kwam en dat de liefde voor trolleybussen daar een afgeleide van was, in plaats van andersom. Nijmegen moet het doen met enkele aanduidingen op tekeningen van landkaarten en plattegronden; een tondo met de torenspits van de Sint-Stevenkerk op Geldersche tramwegen; en een titelloze tekening die is afgebeeld in Willem van Genk bouwt zijn universum. [1]

Op die tekening is de Nijmeegse tramlijn 2 te zien, ook wel “het bergspoor” genoemd. Van Genk toonde waar die bijnaam vandaan kwam: tussen 1912 en 1955 liep de lijn van het centrum van de stad naar het naburig Berg en Dal, via een voor Nederlandse begrippen behoorlijk heuvelachtig terrein. De tekening beeldt twee trams af op en bij het viaduct over de Van Randwijckweg tussen Beek en Berg en Dal. Dit was een geliefd plaatje in toeristische gidsen en op prentbriefkaarten, zodat aangenomen mag worden dat Van Genk de scène ook van foto’s kende.

Zonder titel (District Mooi Nederland) | ca. 1955 | gemengde techniek op papier | 23,5 x 34 cm | Museum Dr. Guislain, Gent

Afgebeeld is de situatie waarbij een tram met twee wagons op het viaduct staat, terwijl een volgtram nog onder het viaduct rijdt. Links op de tekening zien we twee Nederlandse wegwijzers van de V.V.V. met de aanduidingen Beek en Berg en Dal, rechts een Duitse wegwijzer met de richtingen Deutschland en Nimwegen. Op de voorgrond staat een driehoekig waarschuwingsbord met een doodshoofd en de tekst GEVAARLIJKE HELLING! De tram op het viaduct draagt het cijfer 2; op de twee wagons is reclame te zien voor Coca-Cola (rechts) en Boers en Zn (links). De volgtram heeft het getal 10 op een deur staan. In de volgtram staat een conducteur, ernaast een rangeerder met een seinvlag. Wat verder opvalt bij beide trams zijn de beugels tussen de wagens en de bovenleiding: het zijn ouderwetse sleepbeugels, niet de ruitvormige, dubbele schaarbeugels (tweebeenpantograaf) van de meeste Nijmeegse trams van na de oorlog. Links op de achtergrond is nog wel een stukje van een tram met een duidelijke schaarbeugel te zien.

Berspoor – Berg en Dal (ansichtkaart), ca. 1950

Vanwege de vele foto’s is het niet moeilijk de tekening van Van Genk te vergelijken met de historische situatie. Waar de weergave in grote lijnen overeenkomt, lijken verschillende details ontsproten aan de verbeelding van de kunstenaar. Zo zijn de wegwijzers en het waarschuwingsbord weliswaar historisch correct, maar waren ze niet op de betreffende locatie te vinden in deze constellatie. Ook de reclame op de tramstellen komt niet overeen met de Nijmeegse realiteit in de jaren veertig en vijftig. Op geen van de honderden foto’s die ik heb gevonden, is een reclame voor Coca-Cola of het (mij onbekende) bedrijf Boers & Zn te zien. ‘Draper van den Broek’ (een bekende Nijmeegse meubelhandel) was veruit de meest voorkomende tekst. Een naam die mij zelf vertrouwd in de oren klinkt, maar die Van Genk weinig zal hebben gezegd.


NOOT

[1] Toen ik in 2015 een bestand met de tekening van Museum Dr. Guislain kreeg toegestuurd, was de titel daarvan District Mooi Nederland. ‘Bergspoor Mooi Nederland’ was de naam die vaak werd afgedrukt op ansichtkaarten met foto’s van de tramlijn.

Bouwend ’s Gravenhage

Bouwend ‘s Gravenhage | ca. 1960 | gemengde techniek op papier | 102 x 212 cm | Stichting Willem van Genk, Haarlem | foto: Museum van de Geest, Haarlem

Willem van Genk verhuisde in de zomer van 1940 vanuit Harreveld naar de Magnoliastraat in Den Haag. Hij was op dat moment dertien jaar en zou de rest van zijn leven in de Nederlandse residentie blijven wonen. Des te opmerkelijk is het dat Den Haag in zijn werk relatief zelden wordt afgebeeld – Arnhem, Amsterdam en zelfs Moskou komen veel vaker voor. Tijdens de tentoonstelling Van Genk’s fantastische werkelijkheid in 1964 was een van de werken (catalogusnummer 20) getiteld Den Haag, maar hoogstwaarschijnlijk betrof het een tekening van de laatste rit van de Blauwe Tram in Amsterdam. Van Genk zelf was tot het laatste moment in het ongewisse gelaten over de tentoonstelling, dus de eventuele vergissing werd buiten zijn weten om gemaakt. [1]

Wat Van Genk tussen ca. 1940 en 1960 aan tekeningen van Den Haag had (en dat was toch nog wel flink wat), verwerkte hij grotendeels in de collage Bouwend ’s Gravenhage. Het gaat om een relatief vroege collage, weliswaar later dan Geldersche Tramwegen maar vroeger dan bijvoorbeeld Kathedraal Pilsen, Bahnhöfe van weleer of Internationale. Net als bij veel andere collages stelde Van Genk het werk samen uit oudere tekeningen, die hij soms verknipte of op een andere manier bewerkte. Bouwend ’s Gravenhage bestaat in grote lijnen uit twee stroken, en voor de overzichtelijkheid kan elke strook worden opgesplitst in twee delen, wat vier kwadranten oplevert:

De centrale afbeelding in kwadrant I is meteen de meest autobiografische component van de collage. Weergegeven is woningcomplex De Papaverhof dat in 1921 gebouwd werd naar ontwerp van De Stijl-architect Jan Wils. De Papaverhof is een Rijksmonument, bestaande uit 128 woningen die zijn aangelegd rond een (verdiept) plantsoen. Waarschijnlijk was de architectuur van Wils iets te modern naar de smaak van Van Genk, maar De Papaverhof lag en ligt tegenover Magnoliastraat 10. Zijn weergave van het complex correspondeert exact met het uitzicht vanuit de woning, die op de tweede verdieping is gesitueerd. [2] In het midden van zowel de boven- als onderkant van de grote tekening zijn nog twee kleine, bijna identieke tekeningen toegevoegd van het uitzicht vanuit een andere hoek.

Het tweede kwadrant heeft als meest in het oog springende afbeelding een tekening van het Vredespaleis tegen een donkere achtergrond, met eronder de woorden BOUWEND ’s GRAVENHAGE V.V.V. De letters zijn geknipt uit een document over Den Haag, wat onder meer te zien is aan de rode, nog leesbare afkorting H.T.M. (Haagsche Tramweg-Maatschappij). Hetzelfde procedé paste Van Genk toe in de afbeelding van de ooievaar in kwadrant III, eveneens afkomstig uit een document over tramlijnen in Den Haag. [3] Meest opvallend in dit kwadrant zijn de drie naast elkaar geplaatste tekeningen van het Oude Stadhuis aan de Groenmarkt. Kwadrant IV is ten slotte tegelijkertijd het kleinste en het drukste deel van de collage, met een groot aantal over elkaar heen geplakte tekeningen en knipsels. In dit kwadrant bevindt zich ook de signatuur van Van Genk, zij het niet helemaal in de uiterste hoek, plus zijn naam en woonplaats.

Voor Bouwend ’s Gravenhage knipte Van Genk vaak tekeningen op, verwisselde hij onderdelen of gebruikte hij gebouwen of voertuigen uit andere tekeningen waarvan de omtrekken niet meer in de collage voorkwamen (maar die hij meestal wel bewaarde). Voorbeelden van dat laatste zijn het gebouw boven het Vredespaleis in kwadrant II en de bus aan de onderkant van kwadrant III, beide afkomstig uit tekeningen waarvan de resten staan afgebeeld in Willem van Genk bouwt zijn universum. [4] De tekening helemaal links in kwadrant III kan op twee manieren worden aangevuld met fragmenten die in 2015 te zien waren tijdens de Stadshof-tentoonstelling in het Gemeentemuseum in Den Haag: zowel de uitgeknipte tondo (met alleen maar een rasterstructuur) als de tekening waaruit de nieuwe tondo afkomstig was, lagen daar in de vitrines met een kleine greep uit de collectie van Museum Dr. Guislain.

Links: ‘Knipsel, uit de bibliotheek van Willem van Genk’ (Willem van Genk bouwt zijn universum, p. 108); rechts: detail Bouwend ’s Gravenhage

Uit de grote tekening van het Vredespaleis in kwadrant II is linksboven een rechthoek geknipt, waarna op de vrijgekomen plaats een andere afbeelding van hetzelfde gebouw is aangebracht. Uit de verwijderde rechthoek knipte Van Genk het dakdeel en de toren, die hij respectievelijk iets naar rechts in kwadrant II en aan de onderrand van kwadrant IV opplakte. Ook van de tekening met de tram in kwadrant IV (met de tekst Het residentie orkest speelt ook voor U) is een gedeelte afgeknipt waarvan schuin daarboven weer een fragment is opgeplakt.

Een speciale categorie vormen de vijftien tondo’s in Bouwend ’s Gravenhage, die in meer dan de helft van de gevallen afkomstig zijn uit tekeningen in het werk zelf. Duidelijk te zien is dit in de rechter bovenhoek van kwadrant II, waar de tondo’s uit twee tekeningen van de Hofvijver zijn omgewisseld; en aan de onderkant van kwadrant IV, waar de gele kleur de uitwisseling toont. Bij de drie tekeningen van het Oude Stadshuis in kwadrant III heeft Van Genk het principe zelfs in drievoud toegepast op de toren van het gebouw.

De collage bevat een groot aantal afbeeldingen van kerken, die gedeeltelijk te identificeren zijn. De Grote of Sint-Jacobskerk komt een aantal keren voor, getekend vanuit verschillende hoeken. Aan de rechterkant van kwadrant II zien we de kerk vanuit de Prinsestraat; boven het verhoogde koor is een tondo toegevoegd van de andere kant van het koor. De tondo is afkomstig uit de tweede tekening van links in kwadrant III, waar de vrijgekomen ruimte is opgevuld met een tondo uit een kleinere tekening iets naar rechts. Daar verschijnt ook weer het torentje van het Oude Gemeentehuis. Iets naar beneden staat de toren van de Sint-Jabcobskerk afgebeeld, gezien vanaf de hoek Torenstraat/Riviervismarkt.

De tekening aan de linker zijkant van kwadrant III toont de Sint-Jacobus de Meerderekerk van Pierre Cuypers aan de Parkstraat, waarbij de omkadering suggereert dat het om een blik vanuit een raam gaat. De ingevoegde tondo is afkomstig uit een tekening van de Elandkerk aan het Elandplein, op enkele honderden meters van de Sirtemastraat waar de AVO-werkplaats was gevestigd. De kerk op het kruispunt van de vier kwadranten ten slotte is de Sint Barbarakerk aan de Beeklaan – de kerk waar in 2005 de uitvaartmis voor Willem van Genk werd gehouden.

Bouwend ’s Gravenhage 1946/8 en Bloeiend ’s Gravenhage 1948/1

Bouwend ’s-Gravenhage, met als ondertitel V.V.V. maandblad gewijd aan den stoffelijken en cultureelen opbouw van stad en badplaats, was een uitgave van het VVV in Den Haag in de jaren 1946-1947. Officieel was het een voortzetting van de Haagsche gids (‘officieel orgaan van de Vereeniging tot bevordering van het vreemdelingenverkeer te ‘s-Gravenhage, Scheveningen en omstreken’), die eind jaren twintig was begonnen maar tijdens de Tweede Wereldoorlog werd stopgezet. Bouwend ’s-Gravenhage ging in 1948 nog even verder als Bloeiend ’s Gravenhage, dat echter na tien nummers stopte. [5] Het zou te kort door de bocht zijn om Van Genks collage vanwege de woorden BOUWEND ’s GRAVENHAGE V.V.V. te dateren op 1946/1947. Wel is aannemelijk dat hij de publicatie bij het maken van de collage in zijn hoofd had.

In Zelfportret – Zwakzinnigennazorg (ca. 1978) zou Van Genk nog een keer terugkomen op de titel Bouwend ’s Gravenhage, in de context van de afbraak van enkele historische kerken in Den Haag – kerken die overigens niet lijken voor te komen op de collage. Zelfportret – Zwakzinnigennazorg kent als enig ander groter werk een nadrukkelijke Haagse component, maar verder is de stad opvallend afwezig in Van Genks oeuvre. Voor kleinere sporen moeten we ons wenden tot enkele vroege tekeningen, die hij kennelijk niet wilde verknippen voor de collage.

Hofplaats, Den Haag | ca. 1950 | gemengde techniek op papier | afmetingen onbekend | Museum Dr. Guislain, Gent

Zo bezit Museum Dr. Guislain een tekening van de Hofplaats in Den Haag, een klein plein bij de kruising van Spui/Hofweg met Lange Poten/Spuistraat. Te zien zijn enkele trams en gebouwen, met op de voorgrond een parkeerplaats met auto’s en touringcars van onder andere Sommeling, Ebato en Hotam. Op een spandoek staat de tekst BOEKENWEEK WINKELSTAD SPUISRAAT POTEN etc. De tekening is afgedrukt in Willem van Genk bouwt zijn universum, met als titel Groot Arnhem. [6] Hoewel dit uiteraard een redactiefout kan zijn, zegt het ongewild iets over de alomtegenwoordigheid van Arnhem binnen het oeuvre van Van Genk versus de relatieve afwezigheid van Den Haag.


NOTEN

[1] ‘Gisteren hoorde de schilder pas van de heer Beljon, dat er een tentoonstelling van zijn werk was ingericht. De organisatoren hebben het niet eerder durven doen, omdat ze nog steeds benauwd waren dat hij het niet goed zou vinden, misschien dat hij bang zou worden.’ (Telegraaf, 18 januari 1964)

[2] Op de website Oozo.nl is een foto te zien van het uitzicht op De Papaverhof vanuit Magnoliastraat 10, dat vrijwel gelijk is aan de afbeelding op de tekening van Van Genk. Daar is ook te lezen dat Magnoliastraat 10 in 1924 is gebouwd en een oppervlakte heeft van 110 m2.

[3] De tekening waaruit de ooievaar in kwadrant II afkomstig was, was te zien in een van de vitrines van de tentoonstelling Woest.

[4] Respectievelijk betreft het de ‘Knipsels, uit de bibliotheek van Willem van Genk’ op p. 6 (onder) en p. 108 (boven). De tekening op pagina 6 toont het Stedelijk Badhuis Scheveningen, dat op de plaats stond van het latere Kurhaus en dat Van Genk dus uitsluitend van oude foto’s gekend kan hebben. Een mogelijke bron is hier te zien.

[5] Uit het voorwoord van het eerste nummer van Bloeiend ’s Gravenhage: ‘Een nieuw jaar – en een nieuwe naam. […] De naam is er een, welke wil aangeven dat voor ons het accent gelukkig weer kan worden verlegd van het wederopbouwen van de geschonden stad en badplaats naar de bloesems en vruchten, welke uit die wederopbouw te voorschijn zijn gekomen.’

[6] Op p. 142.