Wodka, voetbal, Düsseldorf

Wodka Kasakoff (detail)

Eind jaren tachtig was Willem van Genk gestopt met schilderen en stak hij vrijwel al zijn energie in zijn busassemblages en in het verzamelen en bewerken van raincoats. In de jaren negentig zou hij terugkeren naar het tekenen, met vierkleurenbalpen. Een van de weinige tweedimensionale werken die Van Genk rond 1990 maakte is te beschouwen als een aanzet tot dit werk. Het gaat om een tot voor kort titelloze tekening waarvoor hij kleurpotloden, viltstiften, vetkrijt, gouacheverf en een vierkleurenbalpen gebruikte (WVG-0101). In mijn biografie van Van Genk heb ik het werk ook om praktische redenen een naam gegeven: Wodka Kasakoff. Galeriehouder Nico van der Endt hechtte weinig waarde aan de tekening, die hij vooral als een wat chaotische schets beschouwde. Het betreft een schijnbaar weinig gestructureerde voorstelling waarin motieven uit zijn eerdere werk en persoonlijke obsessies over elkaar heen buitelen: ‘Een signatuur ontbreekt maar in figuurlijke zin is Wodka Kasakoff één grote handtekening van Willem van Genk.’1

Er is in de tekening sprake van een drieluikcompositie, met links als centrale voorstelling het Kievstation in Moskou met een dubbele rij hoogspanningsmasten, in het midden een in het groen geklede vrouw met een tiara op het hoofd en een blonde vlecht, met voor haar een fles wodka van het (Poolse) merk Kasakoff, en rechts het silhouet van een eland. De centrale voorstellingen zijn overdekt en doorspekt met beelden en woorden, waarbij Berlijn, Arnhem en vooral Moskou een belangrijke rol spelen. Er zijn afbeeldingen van spinnen, treinen, trolleybussen, boten en vliegtuigen, van een zendmast, een lachende zon, het Kremlin en een zeppelin boven het Olympisch Stadion in Berlijn; en teksten als Matheus Engel, Intercoiffure Paris International, Ik financierde Hitler, Kölnisches Wasser, rai radio Vaticana, marjo reizen exit VERLEDEN tijd en Haarhuis.

In tegensteling tot Nico van der Endt was toenmalig directeur van museum De Stadshof Ans van Berkum uitermate geïnteresseerd in het werk. In de monografie Een getekende wereld uit 1998 wordt de tekening over twee pagina’s afgebeeld en gaat Van Berkum er in haar tekst uitgebreid op in. Op een nogal retorische manier stelt ze aan de hand van het werk allerlei vragen, die ze vervolgens zelf beantwoordt. Een van die vragen: ‘Marjo reizen exit verleden tijd, spreekt een zonnetje in het linkergedeelte. Zou hij op Marjoleintje doelen, de violiste die verhuisde naar Parijs?’2 De vraag is al zonder meer met “nee” te beantwoorden, omdat de persoon op wie zij doelt niet Marjoleintje maar Madeleintje heette, ‘Madeleintje Storio, een beeldschoon meisje, heel talentvol. Speelde prachtig viool. […] Ze vertrok naar Parijs’.3 Eerder gaf ik aan dat het hier ging om Madeleine Stordiau – die nooit viool had gespeeld of in Parijs had gewoond.

Een deel van de vraag van Van Berkum is te beantwoorden als we kijken naar de ets Siljaline (WVG-0064) uit 1967. Links onderaan heeft Van Genk zijn naam, zijn woonplaats en het jaartal toegevoegd plus de woorden REIZEN MARJO. Vermoedelijk was dit het reisbureau waarmee hij zijn reis over de Oostzee (en verder) had gemaakt en dat in 1990 niet meer bestond.

Siljaline (detail)

Dan Parijs. Van Berkum vervolgt haar mijmering over Marjoleintje: ‘Expo Parijs in Arnhem staat er op het Willemsplein geschreven’, als om haar hypothese over de naar Parijs verhuisde violiste te onderbouwen. Echter, in 1950 werd in Arnhem de nationale tentoonstelling “Mijlpaal 1950” gehouden in de parken Sonsbeek en Zypendaal, en bij die gelegenheid organiseerden de VVV en middenstand van de stad het evenement “Parijs in Arnhem”, waarbij de stad in Parijse sferen werd gehuld.4 Van Genk kwam in die tijd regelmatig in Arnhem om zijn stiefbroer Henk van der Wal te bezoeken. In Parijs was hij op dat moment nog nooit geweest.

***

Van Genk in 1997 tegen Dick Walda: ‘Er zijn natuurlijk in de loop der tijd veel schilderijen van mij verdwenen. Het liefst verkoop ik helemaal niks. Maar er zijn in het verleden mensen geweest, lieden kan ik ze beter noemen, die schilderijen van mij hebben afgetroggeld. De weduwe van Von Ribbentrop en Arthur Smelage, noem maar op. Ik ben geen zakenman, ik kan er niks van. Hij heeft het grote Kiev-station van Moskou van me. Ik kreeg er niks voor. Een scheet en twee knikkers, tel uit je winst. Je werkt voor een ander.’5

In juli 2000 werd de Stichting Willem van Genk opgericht om het werk dat nog in bezit was van de kunstenaar voor verdere verspreiding te behoeden. Voorzitter werd Ans van Berkum, secretaris Nico van der Endt, penningmeester Van Genks curator An Remmerswaal. Tien maanden later trok Van der Endt zich na een aantal conflicten terug uit de nieuw opgerichte stichting en ging hij, met informatie die hem was verstrekt door Charlotte Zander, naar Duitsland om de in de jaren zestig door galeriehouder Manfred Schmela verkochte werken op te sporen. Met succes: ‘Bij een verzamelaar in Düsseldorf bevinden zich twee tekeningen, een Panorama Moskou […] en een vroeg gezicht op het centraal station van Amsterdam […]. Een jaar later verwerf ik beide tekeningen, de grootste laat ik in Amsterdam restaureren. Een kleine tekening die ik bij een andere verzamelaar kon bezichtigen was niet te koop.’6

De oorspronkelijke vraag van Van der Endt aan Charlotte Zander was niet meer bewaard, haar fax met het antwoord wel. Zander vertelde dat zij op haar beurt contact had gelegd met dochter Ulrike Schmela, die vertelde dat er geen nota’s waren bewaard maar dat haar moeder zich drie kopers wist te herinneren: copywriter Werner Butter, fotograaf Lothar Wolleh en een dame genaamd Schniewind. Met Butter wist van der Endt contact te leggen en van hem kocht hij Panorama Moskou (WVG-0016) en Amsterdam (WVG-0014).7 Wie de andere verzamelaar was bij wie Van der Endt een werk kon bezichtigen, is onduidelijk. Was het een familielid van mevrouw Schniewind? Charlotte Zander in haar fax: ‘Die Geschichte ist hier folgende. Frau Schniewind war große Sammlerin und kaufte ein Bild von van Genk bei Schmela. Nach ihrem Tod, vor einigen Jahren, erbte (unter anderen) Ihre Tochter Ursula, die heute als Madame Painvin in Paris lebt. Vielleicht kann sie Auskunft über den Verbleibe des Bildes geben, vielleicht ist es sogar bei ihr.’8

Het ietwat cryptische verhaal van Zander wordt iets duidelijker met de informatie die in Duitsland publiek geheim was, namelijk dat achter de naam ‘Schniewind’ Annelies von Ribbentrop schuilging, de weduwe van nazikopstuk Joachim von Ribbentrop. Annelies von Ribbentrop was in 1973 overleden en was altijd de ideeën van haar man blijven aanhangen, evenals haar dochter Ursula. Ursula Painvin woont nog steeds in Parijs en onderhoudt nauwe contacten met de top van het Rassemblement National van Marine Le Pen. Dat Van der Endt bij haar op de koffie ging, is onwaarschijnlijk.

Joachim en Annelies von Ribbentrop met hun kinderen Adolf en Ursula

Bleef over Lothar Wolleh, die al in 1979 overleden was, over wie Ulrike Schmela geen nadere gegevens had en die voor Van der Endt daarmee een dood spoor moet zijn geweest. Ik legde contact met Wollehs zoon Oliver, die een website over zijn vader onderhoudt en die bereid was om nader in de zaak te duiken. Hij nam contact op met zijn zus, ik stuurde hem afbeeldingen van de verdwenen werken, maar helaas was er niets te vinden in de kennelijk omvangrijke kunstverzameling van de familie: ‘Ich habe alle unsere Listen überprüft, aber ich habe die von Ihnen gesuchten Werke nicht gefunden. Sie befinden sich nicht in unserer Sammlung. Weder ich noch meine Schwester haben diese Werke je gesehen.’9 

***

In 2024 schreef ik de volgende column ter gelegenheid van het EK voetbal:

De mensen vragen mij weleens: ‘Jack, had Willem Van Genk iets met voetbal?’ En dan zeg ik altijd nadrukkelijk en vol overtuiging: ‘Nee!’ (Voor degenen die dit niet weten en de afgelopen decennia onder een steen hebben geleefd: Willem van Genk, 1927-2005, Nederlands kunstenaar, behorend tot de allergrootsten van de twintigste eeuw. Volgens mij dan. Volgens Hugo Borst trouwens ook, en die heeft verstand van voetbal én kunst.)

Willem Van Genk had helemaal niks met sport en dus ook niet met voetbal. In zijn oeuvre van volgepakte tekeningen en collages zou het derhalve vergeefs zoeken zijn naar welke verwijzing dan ook. Dacht ik. Maar zie: mijn kompaan Jan V. uit Vlaardingen, bezitter van diverse prachtige Van Genks, kwam binnen drie kwartier op de proppen met een beeldfragment waarop duidelijk een stadion te zien is!

Het ging om een hoekje van de collage Moskou, met een tekening die Van Genk maakte vanuit het vliegtuig toen hij die stad in het midden van de jaren zestig bezocht. Jan dacht aanvankelijk dat het om het Leninstadion ging (waar Spartak Moskou z’n thuiswedstrijden afwerkte), maar het bleek uiteindelijk om het Dinamostadion aan de Leningradsky Prospekt te gaan (van stadsgenoten Dinamo Moskou).

Van Genk mocht dan niks met voetbal hebben gehad, hij had zeker iets met grote gebouwen. En voetbalstadions, dat zijn flinke jongens. Nu ik dit zo schrijf, realiseer ik me dat ik nóg een stadion in het werk van Willem van Genk weet. Maar dat bewaar ik voor een volgende keer. Dit stukje zal voor velen al slaapverwekkend genoeg zijn.10

Het stadion dat ik in de laatste alinea op het oog had, was het Olympisch stadion in Berlijn op Wodka Kasakoff. Maar er is binnen het oeuvre van Van Genk een nog veel duidelijk voetbalstadion, inclusief supporters en spelers:

50 jaar Sovjet-Unie (detail)

De afbeelding is te vinden op de collage 50 jaar Sovjet-Unie (WVG-0058), een tekening rechts van het midden. Opnieuw gaat het om het Dinamostadion, zo blijkt uit de cyrillische letters aan de rechterkant (ДИНАМО). Aan die kant klinkt ook de kreet ЛЕНИН! terwijl het silhouet van de staatsman links te zien is. SPORT, schrijft Van Genk in rode letters boven zijn hoofd, maar wel met zes twijfelende puntjes erachter.


NOTEN

  1. Van der Weide, De eenheid van het spinnenweb, p. 225. ↩︎
  2. Van Berkum e.a., Een getekende wereld, p. 46. Wodka Kasakoff staat afgebeeld op pp. 40-41. ↩︎
  3. Walda, Koning der stations, p. 38. ↩︎
  4. Voor een impressie, zie hier. ↩︎
  5. Walda, Koning der stations, p. 28. ↩︎
  6. Van der Endt, Kroniek van een samenwerking, p. 125. ↩︎
  7. ‘Ich besitze zwei Bilder von Willem van Genk: Ein Panorama von Moskau und eine Ansicht von Amsterdam. Selbstverständlich können Sie sich die Bilder ansehen und auch fotografieren. Ich bin noch bis Mitte Dezember in Düsseldorf zu erreichen, dann fahre ich nach Mallorca.’ Werner Butter aan Nico van der Endt, 13 november 2000 (archief Nico van der Endt). ↩︎
  8. Charlotte Zander aan Nico van der Endt, 14 januari 2000 (archief Nico van der Endt). ↩︎
  9. E-mail van Oliver Wolleh aan Jack van der Weide, 11 juli 2025. ↩︎
  10. Poolbode 2024-3, 29 juni 2024. ↩︎

Rechtszaak

Willemsplein, Arnhem | ca. 1950 | gemengde techniek op papier

Wat voorafging: in juni 2021 zag ik op de website van de kunstbeurs Art Paris 2021 een tekening van Willem van Genk staan, afkomstig van galerie Ritsch-Fisch uit Straatsburg. Naar bleek had Ritsch-Fisch in totaal vijf tekeningen van Van Genk in de verkoop, voor prijzen tussen de 6.500 en 19.500 euro. De tekeningen leken afkomstig te zijn uit de collectie van de Stichting Willem van Genk, maar onduidelijk was hoe ze in Straatsburg terecht waren gekomen. In maart 2023 bood de galerie opnieuw tekeningen van Van Genk aan; dit keer waren het er zeven, met een vraagprijs van € 17.000 per stuk. Met enige moeite kwam ik de oorsprong van de tekeningen te weten: ze waren afkomstig van Ans van Berkum, voormalig voorzitter van de Stichting Willem van Genk.

Op 14 september 2023 publiceerde dagblad NRC een uitgebreid artikel over de zaak rond de tekeningen: “Stichting beticht museumdirecteur van frauduleuze verkoop”. Journalist Arjen Ribbens had zich in de materie verdiept en had gesproken met aan aantal betrokkenen, onder wie Ans van Berkum, Nico van der Endt en Hans Looijen, de opvolger van Van Berkum als voorzitter van de Stichting Willem van Genk. Van Berkum gaf toe dat ze de tekeningen in 1998 had meegenomen tijdens de ontruiming van het appartement van Van Genk, zij het “te goeder trouw” omdat de werken in tijdschriften verborgen zaten. Pas jaren later zou ze het materiaal hebben ontdekt. Ze was tekeningen gaan verkopen om rechtszaken tegen Museum van de Geest te bekostigen en voor de kosten van haar dissertatie over de kunstenaar.1

NRC (voorkant Cultureel Supplement), 14 september 2023

Aan het einde van het NRC-artikel zei Stichtingsvoorzitter Hans Looijen dat hij juridische stappen zou gaan onderzoeken. Op 31 januari 2024 diende in de rechtbank in Lelystad een kortgeding over de kwestie, aangespannen door de Stichting Willem van Genk tegen Ans van Berkum. ‘De messen zijn duidelijk geslepen tijdens een kortgeding in de rechtbank in Lelystad. “Ik beschouw jou als mijn vijand”, zegt Van Berkum tegen de voorzitter van de stichting die haar heeft gedagvaard.’2 Advocaat Frits Huizinga eist namens de Stichting dat Van Berkum aangeeft om welke werken het gaat, wat ze heeft verkocht en wat ze heeft verdiend met de verkoop tot dusver: ‘De Stichting heeft een spoedeisend belang dat zij een volledige opgave ontvangt van hetgeen door Van Berkum is aangetroffen en de afgifte hiervan zodat de [tekeningen kunnen] worden veilig gesteld.’3

Van Berkums claim als zou zij de tekeningen hebben verworven door verjaring, is een punt dat door Huizinga wordt betwist. Van Berkum had aangegeven dat zij de tekeningen voor het eerst in 2006 had aangetroffen. ‘Zij heeft hiervan geen melding gemaakt terwijl zij nota bene voorzitter was van de Stichting en wist dat de Stichting is opgericht om het volledige werk van Van Genk te beheren overeenkomstig zijn wens en geen stukken zouden worden verkocht. Van Berkum had de [tekeningen] slechts in beheer en niet in bezit. Voor zover er sprake zou zijn van bezit is Van Berkum bezitter te kwader trouw.’4 Van Berkums advocaat Peter de Booij vindt dit allemaal onjuist en zegt dat zijn cliënt geen enkele verantwoording hoeft af te leggen. Daarbij kan ze volgens hem, omdat ze door de kwestie in opspraak is geraakt, niet meer promoveren met een dissertatie over Van Genk.

Twee weken later volgt de uitspraak van de rechter.5 Deze oordeelt dat er inderdaad sprake is van spoedeisend belang. Van Berkum hoeft echter niet aan te geven om welke werken het gaat, wat ze heeft verkocht en wat ze heeft verdiend met de verkoop tot dan toe. Wel verbiedt de rechter haar ‘om de stukken die zij in juli 1998 bij de ontruiming van het appartement aan de [Harmelenstraat 28] in [Den Haag] waar [Willem van Genk] woonde heeft meegenomen te koop aan te bieden of aan derden over te dragen, totdat in een bodemprocedure onherroepelijk is beslist wie hiervan eigenaar is’.6 De proceskosten dienen tussen beide partijen te worden verdeeld.

Er volgt derhalve een bodemprocedure om te bepalen wie de eigenaar van de tekeningen is. In januari 2025 krijg ik een mail van iemand die in het Musée d’Arts brut, singulier & autres in Montpellier heeft bezocht, met enkele foto’s van de twee werken van Willem van Genk die hij daar heeft gezien. Het ene werk is de ets Minsk 8/13 (WVG-0062), waarvan bekend is dat het museum deze bezit.7 Het andere werk is een tekening, door het museum aangeduid als Tramway en gedateerd 1945. Het betreft WVG-1010, Tramhalte, Amsterdam (zie hier), een van de tekeningen die Ans van Berkum zich had toegeëigend. Volgens de toelichting is de tekening afkomstig uit een ‘collection privée’. Op mijn vragen over het werk, via mail en via het contactformulier van het museum, wordt niet gereageerd. Daarmee blijft onduidelijk of de tekening rechtstreeks van Van Berkum of uit een andere collectie afkomstig is.

Tramhalte, Amsterdam (WVG-1010) in het Musée d’Arts brut, singulier & autres in Monpellier

Eind maart word ik gewezen op een filmpje dat te zien is op YouTube: ‘Het gaat om de achtergrond!’ Het betreft een filmpje van Stadsarchief Almere over “vormgevers van Almere”, waarin Ans van Berkum wordt geïnterviewd. Achter Van Berkum, die vermoedelijk in haar eigen woning staat, is een aantal kunstwerken te zien. Daaronder twee tekeningen van Willem van Genk, Velperplein, Arnhem (WVG-1071) en Willemplein, Arnhem (WVG-1075). Het betreft twee van de tekeningen die de inzet zijn van de genoemde bodemprocedure.

Ans van Berkum in haar interieur. Linksboven Willemsplein, Arnhem (WVG-1075), daaronder Velperplein, Arnhem (WVG-1071).

De bodemprocedure over het eigenaarschap van de tekeningen loopt nog steeds. Wie de uitkomst niet meer mee zal maken is Nico van der Endt, die op 19 januari overleed. Arjen Ribbens noemde hem in zijn necrologie voor NRC terecht ‘de grand old man van de outsiderkunst in Nederland’.8 Van der Endt vertegenwoordigde Van Genks zakelijke belangen vanaf 1976 tot diens dood, raakte met de kunstenaar bevriend en publiceerde in 2014 een boek over zijn protegé. Wat hij nog wel mee mocht maken was de publicatie van de biografie over Van Genk, De eenheid van het spinnenweb, in september 2024. Ook Van der Endt had de Stichting Willem van Genk geadviseerd om de werken die in handen waren van Van Berkum met een rechtszaak op te eisen. ‘Het kunsthistorisch belang van de tekeningen is groot, zegt hij. “Als ze eenmaal in het particuliere circuit zijn beland duiken ze nooit meer op.”’9


NOTEN

  1. Zie hier en hier. De twee vorige posts over deze kwestie hadden als titel “Straatsburg” en “Straatsburg (2)”. Voor deze post kwam “Straatsburg (3)” als titel niet in aanmerking, omdat het inmiddels niet meer om galerie Ritsch-Fisch draait. ↩︎
  2. Begin van een verslag van de rechtszaak in dagblad De Stentor (hier). Het artikel werd overgenomen in Tubantia en AD. ↩︎
  3. Pleitnota Frits Huizinga. ↩︎
  4. Ibidem. ↩︎
  5. Opnieuw verscheen er een verslag in De Stentor, “Ans mag ‘afvalberg’ van overleden schilder voorlopig niet verkopen: ‘Meer bewijs nodig’”. ↩︎
  6. Citaat uit de uitspraak op rechtbank.nl. ↩︎
  7. Het museum kocht de ets in 2018 via Galerie Hamer voor € 10.000. De ets was waarschijnlijk bij Hamer beland via Kunstuitleen Heden in Den Haag. ↩︎
  8. Arjen Ribbens, “Galeriehouder Nico van der Endt (83) maakte zich een halve eeuw lang sterk voor de outsiderkunst”, in: NRC, 24 januari 2025. ↩︎
  9. Arjen Ribbens, “Stichting beticht museumdirecteur van frauduleuze verkoop”, in: NRC, 14 september 2023. ↩︎

Straatsburg (2)

Dit is het tweede deel van een tekst over tekeningen van Willem van Genk die recentelijk te koop werden aangeboden. Het eerste deel is hier te vinden.

Pagina uit de catalogus Architectures (2023) van galerie J-P Ritsch-Fisch

Op zondag 12 maart 2023 zie ik op de website van Art Paris 2023 dat er tijdens die beurs wederom werken van Willem van Genk zullen worden aangeboden door Galerie J-P Ritsch-Fisch uit Straatsburg. Ik stuur een mailtje aan de galerie met de vraag of dit nieuwe werken zijn. Het antwoord, op maandag 13 maart: ‘I will indeed have new works by Willem Van Genk that should be presented at Art Paris.’ De mail is ondertekend met ‘Richard Solti, owner’ – naar ik later hoorde is deze Solti (een voormalig militair en maatschappelijk werker) sinds september 2022 de nieuwe eigenaar van de galerie. Ik antwoord hem dat ik helaas niet naar Art Paris kan komen, maar dat ik erg geïnteresseerd ben in de werken en daarom graag meer informatie ontvang. Er volgt geen reactie. Ik licht verzamelaar X in, die eveneens een mailtje stuurt om blijk te geven van zijn interesse maar evenmin een reactie ontvangt.

Op donderdag 30 maart bezoekt verzamelaar X de kunstbeurs in Parijs en stelt hij vast dat er zeven tekeningen van Willem van Genk worden aangeboden, voor een prijs van € 17.000 per stuk. Hij stuurt mij foto’s; vijf van de tekeningen ken ik. Solti geeft desgevraagd aan X aan dat het werk afkomstig is van familie van de kunstenaar. De tekeningen:

  1. Parklandschap met brug | twee delen, ca. 23 x 35 cm en ca. 20 x 9 cm
  2. Velperplein, Arnhem | 23 x 35 cm
  3. Trompetsteeg, Arnhem | 33 x 20,5 cm
  4. Hotel Oranje Nassau, Arnhem | 24 x 36 cm
  5. Markt, Arnhem | 24 x 36 cm
  6. Twee zijden | 23 x 35 cm
    • a. Willemsplein, Arnhem
    • b. Willemsplein, Arnhem
  7. Twee zijden | ca. 23 x 35 cm
    • a. Doetinchemmer straatweg
    • b. Sint Walburgiskerk, Zutphen

Nummers 1, 2, 3, 5 en 6a waren eerder te zien tijdens de tentoonstelling Woest.

Art Paris 2023 (30 maart 2023), een van de tekeningen van Willem van Genk die worden verkocht door galerie J-P Ritsch-Fisch: nummer 1, Parklandschap met brug (twee delen). Links daarachter de voorkant van tekening nummer 7, Doetinchemmer straatweg

Op 6 april 2023 beantwoordt Solti alsnog mijn eerdere mail en laat hij weten geen werken van Van Genk meer te koop te hebben, daarmee suggererend dat hij alles heeft verkocht. Enkele weken later blijkt galerie J-P Ritsch-Fisch op haar website de pagina ‘Willem van Genk’ nieuw leven te hebben ingeblazen, met afbeeldingen van vijf van de tekeningen die te zien waren tijdens Art Paris 2023. Er staat ook een korte, deels foutieve biografische tekst op de pagina. Die tekst is overgenomen in (of uit) de catalogus bij een tentoonstelling Art Brut van Musée Würth – niet ver van Straatsburg – waar enkele werken van Willem van Genk te zien zijn, deels uit de collectie van Antoine de Galbert uit Parijs.

Musée Würth, Art Brüt (16 mei 2023). Van links naar rechts Panorama Moskou (WVG-0016), Arnhem (WVG-0019) en Collage 2000 Beljon Inc. (WVG-0076)

Ik vraag aan een vriend (CB) om bij Solti te informeren naar werk van Van Genk: Solti kent mijn naam en is mogelijk op zijn hoede als ik zelf iets vraag. Op 9 mei stuurt hij aan CB, die zich heeft voorgedaan als een verzamelaar van outsider art, een catalogus van een binnenkort te openen tentoonstelling in zijn galerie. De catalogus (Architectures, van 17 mei tot 24 juni 2023) bevat afbeeldingen van vijf van de zeven tekeningen die eerder tijdens Art Paris 2023 werden aangeboden (nummers 2 t/m 6). CB stuurt op mijn verzoek een mail aan Solti waarin hij naar de prijs van een van de tekeningen in de catalogus vraagt (nummer 6, Willemsplein, Arnhem).

Op 11 mei laat Solti hem het volgende weten: ‘The drawing you have selected is a double-sided work with collage and mixed technique, typical of the work of Willem Van genk. Its price is €17,000.’ De eerdere opmerking tegen mij dat hij geen werk van Van Genk meer te koop had, lijkt derhalve onjuist. Inmiddels is ook op de website van de galerie een aankondiging van de tentoonstelling Architectures verschenen, waarbij niet wordt verhuld dat daar ook werk van Willem van Genk te zien zal zijn. Korte tijd later post Solti op Facebook een filmpje over de tentoonstelling, waarbij ook de tekeningen van Van Genk in beeld komen.

Een van de vitrines tijdens de tentoonstelling Woest. De twee middelste tekeningen (Stadhuis, Rotterdam en Trompetsteeg, Arnhem) werden aangeboden door galerie J-P Ritsch-Fisch, in respectievelijk 2021 en 2023

CB stuurt Solti een mail, waarin hij informeert naar de herkomst van de tekening waarvoor hij belangstelling veinst te hebben. In het antwoord wordt enigszins om de hete brei heen gedraaid:

This work comes from an important private collection. I will of course provide a certificate to collectors who acquire a work by Van Genk. I would also like to point out that for all the works by Van Genk presented in the catalog, the owners will be invited to lend them for an exhibition and the publication of a catalog in which the drawings will be reproduced; this allows us to be reassured about the certainty of their provenance.

CB mailt terug dat hij toch echt een naam wil horen, vanwege slechte ervaringen in het verleden: 

The fact that this work is from an important private collection does not convince me, I’m afraid. Nor does the publication you mentioned with reproductions of the drawings constitute a guarantee, as this is only an intention.

What remains is the certificate. By whom was this signed? That is, by whom was the work certified? I have no doubts about its authenticity, unfortunately I do have doubts about its provenance.

Pas na enig aandringen komt het hoge woord er op 17 juni uit:

I’ve just been in touch with the former owner of the drawing you want to buy, who has agreed to let me give you her name. It’s Mrs Ans Van Berkum, whom you undoubtedly know as the world’s leading Van Genk specialist and former director of the Zwolle museum.

She didn’t want to give her name because she doesn’t want to be contacted directly by people looking for works. I told her you were really interested, so she agreed.

I will therefore include the certificate that this is a work from the former Hans Van Berkum [sic; JvdW] collection.

CB laat in zijn antwoord weten dat hij in dat geval niet geïnteresseerd is in het werk, omdat hij Ans van Berkum niet vertrouwt en de tekeningen eigenlijk van de Stichting Willem van Genk zijn.

Galerie J-P Ritsch-Fisch, 17 mei 2023: vijf tekeningen van Willem van Genk

Inmiddels heeft Solti ook een ander, veel belangrijker werk van Willem van Genk in de verkoop gekregen, Collage 2000 Beljon Inc. (1971; WVG-0076), waarvoor hij € 350.000 denkt te kunnen krijgen en waarover hij zowel CB als mij aanschrijft.1 Mede daardoor verdwijnen de tekeningen van Ans van Berkum enigszins naar de achtergrond. Begin augustus plaatst Galerie J-P Ritsch Fisch op haar Facebook-pagina aparte berichten over enkele van de tekeningen. Op 11 augustus kondigt de galerie op diezelfde Facebook-pagina een Summer exhibition aan die is gewijd aan Willem van Genk. Verdere informatie (inclusief precieze data) ontbreekt, maar de illustratie bij de aankondiging is een van de tekeningen van Ans van Berkum.

Markt, Arnhem | ca. 1950 | gemengde techniek op papier | 24 x 36 cm

Op donderdag 14 september 2023 publiceert dagblad NRC een uitgebreid artikel over de zaak rond de tekeningen: “Stichting beticht museumdirecteur van frauduleuze verkoop”.2 Journalist Arjen Ribbens heeft zich in de materie verdiept en heeft gesproken met aan aantal betrokkenen, onder wie Ans van Berkum, Nico van der Endt en Hans Looijen. Ook Richard Solti wordt om een reactie gevraagd, maar hij zegt tegen Ribbens ‘geen tijd te hebben voor vragen over de bijzondere herkomst van de door hem aangeboden Van Genk-kunstwerken. Hij doet de beschuldigingen aan het adres van Van Berkum in een e-mail af als “ego-gekibbel en jaloezie”‘.

Van Berkum zelf wil aanvankelijk evenmin iets zeggen, maar komt uiteindelijk toch met een reactie: ze heeft de tekeningen inderdaad in 1998 meegenomen uit het appartement van Van Genk, zij het ‘te goeder trouw’ omdat de werken in tijdschriften verborgen zaten. Pas jaren later zou ze het materiaal hebben ontdekt. ‘Ze is tekeningen gaan verkopen om (verloren) rechtszaken tegen Museum van de Geest te bekostigen en voor de kosten van haar dissertatie over de kunstenaar. Hoeveel tekeningen ze inmiddels heeft verkocht zegt ze niet te weten. Volgens een geraadpleegde jurist mocht ze de jaren later pas ontdekte werken als haar eigendom beschouwen. “Ik heb de jurist alleen niet gezegd dat ik die spullen als museumdirecteur meenam”, zegt Van Berkum. Het kan zijn, zegt ze, dat door haar conflict met het Museum van de Geest “haar beoordelingsvermogen niet zo heel zuiver meer was”.’

Ook andere media nemen het nieuws over, waarbij vrijwel steeds wordt gerefereerd aan een fraudeaffaire bij museum De Stadshof, die in 2000 had geleid tot het ontslag van Van Berkum als directeur: ‘Oud-directeur ‘spookbezoekmuseum’ Zwolle weer in opspraak’ (Algemeen Dagblad); ‘Oud-directeur Zwols museum beschuldigd van frauduleuze verkoop kunstwerken’ (RTV Oost); ‘Almeerse onder vuur over kostbare kunst’ (Omroep Almere).3 Op 3 november 2023 staat in de wekelijkse nieuwsbrief van het tijdschrift Raw Vision (‘the world’s only international journal of Outsider Art’) een uitgebreide tekst over de zaak.4 Daarin wordt nogmaals gezegd, zoals eerder al in het NRC-artikel, dat het om minstens zestig tekeningen gaat.


NOTEN

  1. ‘I have just acquired this exceptional work by Willem Van Genk, which I would like to bring to your attention’ (e-mail van Richard Solti aan Jack van der Weide, 14 juni 2023). Deze formulering ten spijt bleek nadien dat Solti het werk in cosignatie had en dat hij het niet zelf had aangekocht. ↩︎
  2. Ook de podcast NRC Vandaag is op 14 september gewijd aan de zaak rond de tekeningen (hier; geraadpleegd 8 november 2023). ↩︎
  3. Respectievelijk hier, hier en hier (geraadpleegd 8 november 2023). In het NRC-artikel: ‘Aan haar directoraat bij De Stadshof kwam in 2000 een abrupt einde. Onder haar leiding bleek vierenhalf jaar lang gefraudeerd te zijn met museumjaarkaarten. Door dagelijks blanco kaarten langs de scanners te halen had het museum naar schatting 34.000 ‘spookbezoekers’ geregistreerd en zo de Stichting Museumjaarkaart voor 100.000 gulden benadeeld. Van Berkum ontkende aanvankelijk op de hoogte te zijn geweest. Na justitieel
    onderzoek bleek dat ze wel had geweten van de frauduleuze registratie. Ze werd ontslagen en ontkwam door een schikking (een geldboete) aan strafvervolging.’ ↩︎
  4. “WILLEM VAN GENK FOUNDATION:  Foundation accuses former director of fraudulent sales”, in: Raw Vision Weely #345 (geraadpleegd 9 november 2023). ↩︎

Straatsburg

Pagina uit de catalogus 25 ANS – 25 OEUVRES (2021) van galerie J-P Ritsch-Fisch

Dit verhaal begint in juli 1998, bij de ontruiming van het appartement van Willem van Genk aan de Harmelenstraat 28 in Den Haag. Aanwezig daarbij zijn Dick Walda en Jan Keja, die beelden van de ontruiming opnemen in de documentaire over Van Genk die ze aan het maken zijn. Ook aanwezig zijn, naast enkele familieleden van de kunstenaar, directeur Ans van Berkum van museum De Stadshof uit Zwolle, haar broer en haar collega Carolien Satink. Laatstgenoemde is gastconservator voor de grote overzichtstentoonstelling die de Stadshof later dat jaar aan Van Genk zal wijden. Voor het museum zijn met name de grotere werken van de kunstenaar van belang, maar Van Berkum neemt ook ‘met instemming van de familie Van Genk wat zakken met spullen mee die anders zouden zijn afgevoerd en vernietigd’.1

Drieëntwintig jaar later. Op 28 juni 2021 zie ik op de website van de kunstbeurs Art Paris 2021 een tekening van Willem van Genk staan met als bijschrift ‘Sans titre, 1945’, afkomstig van een galerie uit Straatsburg. Ik ken het werk van de tentoonstelling Woest in het toenmalige Outsider Art Museum in 2019/2020, waar enkele vitrines hadden gestaan met tientallen knipsels en tekeningen. De voorstelling kan ik echter niet meteen thuisbrengen. Ik stuur een appje aan X, een verzamelaar die net als ik hevig geïnteresseerd is in elk detail over Willem van Genk. Hij reageert onmiddellijk: ‘stadhuis Rotterdam’, om vervolgens te vragen: ‘Hoe komt een galerie J-P Ritsch-Fisch uit Straatsburg aan een tekening van Willem?’

Dat wil ik zelf ook wel weten, reden om via het contactformulier van Art Paris 2021 een berichtje te sturen: ‘Dear Sir/Madam, the drawing by Willem van Genk on the Art Paris website depicts the city hall of Rotterdam. Also, the date 1945 seems to me to be incorrect. Could you tell me more about this drawing? (Size, provenance, price.) Many thanks in advance!’ Een half uur later krijg ik via e-mail antwoord van Jean-Pierre Ritsch-Fisch zelf, die me de catalogus stuurt waarin het werk staat afgebeeld, plus de mededeling ‘Provenance private collection pays bas’. Ritsch-Fisch ken ik enkel van naam, via Nico van der Endt.

De stand van galerie J-P Rrisch-Fisch tijdens Art Paris 2021. In het midden aan de muur drie tekeningen van Willem van Genk

In de catalogus worden vier werken van Willem van Genk aangeboden: een trolleybus uit de jaren tachtig (‘Autobus, carton et technique mixte, 84 x 32 x 20 cm’); de tekening van het Rotterdamse stadhuis (‘Sans titre, encre et peinture sur papier, circa 1945, 34 x 22,5 cm’); een tekening van enkele bruggen in Rotterdam (‘Rotterdam, bruggen over de Koningshaven, circa 1945, encre sur papier, 23,5 cm x 35 cm’); en een tekening met als onderwerp de mijnbouw in Zuid-Limburg (‘Amsterdam central station, circa 1945, encre et peinture, 24,4 x 18 cm’). Alle werken waren te zien tijdens Woest. Algemene tekst bij de werken: ‘Les dessins et l’autobus proposés par la galerie ont été achetés à deux importantes collections européennes’.

Aanvankelijk ben ik vooral geïnteresseerd in de trolleybus, omdat ik daar net een tekst over heb geschreven op mijn weblog (zie hier). Ik wijs Ritsch-Fisch op die tekst en zeg dat ik zijn collega Nico van der Endt ken. Hij geeft aan geen Nederlands te kunnen lezen en ik stuur hem een Engelse vertaling van de tekst over de trolleybus, die afkomstig is uit de collectie van Joop Groen uit Vlaardingen – of diens verzameling als een ‘importante collection européenne’ kan of kon (Groen is overleden) worden gekenschetst, is mij niet bekend. Ritsch-Fisch bedankt mij en geeft aan dat hij interesse heeft als ik nog werk van Van Genk in de verkoop heb, ‘even if you know Nico very well’.

Ik neem contact op over de kwestie met Nico van der Endt. Hij zet een vraag uit bij Museum van de Geest (de nieuwe naam van het Outsider Art Museum) naar de herkomst van de door Ritsch-Fisch aangeboden tekeningen, die immers ook te zien waren geweest tijdens de tentoonstelling Woest. Hij krijgt onmiddellijk antwoord van een medewerker van het museum: ‘Deze zijn van Ans van Berkum. Bijna 90% van de prenten en knipsels in die lange bakken kwamen van haar.’

Een van de vitrines tijdens de tentoonstelling Woest. De twee bovenste tekeningen werden aangeboden door galerie J-P Ritsch-Fisch

Begin juli stuur ik opnieuw een mail aan Ritsch-Fisch, met de vraag of de tekeningen te koop zijn omdat ik mogelijk geïnteresseerd ben. Een dag later stuurt hij mij de prijzen: € 6.500 voor de mijnbouw-tekening, € 12.000 voor de tekening met de bruggen, € 10.500 voor het Rotterdamse stadhuis. Ik geef de prijzen door aan verzamelaar X, die daadwerkelijk een of twee tekeningen wil kopen. Hij neemt contact op met Ritsch-Fisch en vraagt om nadere informatie. Die antwoordt dat hij bij de oprichting van zijn galerie diverse personen in de kring rond Willem van Genk had laten weten dat hij geïnteresseerd was in het aankopen van diens werk: ‘So Nico sold me a painting and Mrs Berkum gave me contact to net collectors. So after a long time someone decided to sell the drawings I have. […] To let you know the half of the works I present for Paris are already sold. So  you decide or not when you want but I can’t assure they will be still available.’

Eind juli rijdt verzamelaar X naar Straatsburg, waar hij de tekening van het Rotterdamse stadhuis koopt voor een lagere prijs dan eerder gevraagd. Ter plekke blijkt er een vierde tekening te koop te zijn die eveneens te zien was geweest tijdens Woest. Vraagprijs: € 17.000. Deze vierde tekening beeldt de omgeving van het Weesperplein in Amsterdam af en is mij bekend: in augustus 2018 had Ans van Berkum mij foto’s van vijf tekeningen gestuurd, waaronder deze.2 Waar de tekeningen vandaan kwamen, liet ze in het midden (‘ik heb hier nog een paar tekeningen …’). Ik nam destijds aan dat ze van de Stichting Willem van Genk waren en hielp haar bij het determineren van de afbeeldingen.

Galerie J-P Ritsch-Fisch, 26 juli 2021: vier tekeningen van Willem van Genk

Drie maanden later stuurt verzamelaar X mij een appwisseling met Ritsch-Fisch door, waaruit blijkt dat deze tijdens Art Paris 2021 twee tekeningen van Van Genk heeft verkocht. Alleen de mijnbouw-tekening is nog over maar Ritsch-Fisch kan inmiddels een nieuw werk aanbieden, volgens hem een aquarel. Het blijkt te gaan om een tekening (geen aquarel, mogelijk is wel waterverf gebruikt bij de inkleuring) die ik herken: het is een van de werken waarvan Ans van Berkum mij in augustus 2018 een afbeelding had gestuurd. De tekening was bovendien te zien op de oude website van Stichting Willem van Genk.3 Afgebeeld is een straatscène in Groningen, met onder meer een trolleybus en met veel reclameteksten.

Een fantasie op de Groningsche Streekdag | ca. 1950 | gemengde techniek op papier | 27,5 x 21,1 cm

Bij de mail met foto’s die Ritsch-Fisch aan verzamelaar X stuurt, zit ook een tekst in het Nederlands over het werk. Het begin van die tekst: ‘Een fantasie op de Groningsche Streekdag, (waar ook wordt gezinspeeld op de nieuwe aanwinst der gemeentetransport n.l. de elektrische bus in het stadsnet Groningen.)’ Uit 2018 weet ik dat dit de tekst is die op de achterkant van de tekening staat. Wat volgt is met name een beeldbeschrijving, die van de hand van Ans van Berkum lijkt.4 Ritsch-Fisch stuurt verzamelaar X op verzoek de vraagprijzen: € 6.500 voor de mijnbouw-tekening, € 19.500 voor de tekening van Groningen, € 19.000 voor beide samen.5

Een van de tekeningen die Ritsch-Fisch aanbood, Rotterdam, bruggen over de Koningshaven, kende ik niet alleen van Woest maar ook van een tentoonstelling die ik in 2015 in museum Het Dolhuys had bezocht, Essenties I. Tijdens die tentoonstelling (gecureerd door Ans van Berkum) waren tien vroege tekeningen van Van Genk te zien, waaronder twee met de Dom van Keulen. Een jaar later vroeg ik Ans van Berkum naar deze twee tekeningen, in verband met een tekst die ik aan het schrijven was over de tekening Keulen van Stichting Collectie De Stadshof:6 ‘In het Dolhuys waren vorig jaar twee vroege tekeningen van Keulen van WvG te zien. Kwamen die tekeningen uit de collectie van de Stichting Willem van Genk?’ Eerst kreeg ik een tegenvraag: ‘Hingen die tekeningen ingelijst aan het witte rek?’ En nadat ik bevestigend had geantwoord en haar een foto had gestuurd: ‘Ja die zijn van Stichting Willem van Genk Jack’.7

Museum Het Dolhuys (Haarlem), Essenties I , 3 juli 2015. Op de bovenste foto links een van de twee tekeningen van Keulen, rechts Rotterdam, bruggen over de Koningshaven, in 2021 aangeboden door galerie J-P Ritsch-Fisch

Stichting Willem van Genk werd in juli 2000 opgericht met als voorzitter Ans van Berkum. Doel was het beheren van het werk van Willem van Genk dat nog in bezit was van de kunstenaar, om het voor verspreiding te behoeden. De door Stichting Willem van Genk beheerde objecten werden in 2002 in bruikleen gegeven aan Museum Dr. Guislain in Gent. In 2017 trad Hans Looijen, directeur van museum Het Dolhuys, toe tot het bestuur van de stichting. Korte tijd later nam hij het voorzitterschap over, kwamen de meeste werken weer terug naar Nederland en verliet Ans van Berkum het bestuur.

Begin februari 2022 ging verzamelaar X op bezoek bij Ans van Berkum. De twee kenden elkaar van de voorbereidingen van de tentoonstelling Woest en X had bij Van Berkum geïnformeerd naar een andere document dat hij daar had gezien: een geïllustreerde tekst met onder meer een afbeelding van de ruïne van de Rotterdame Laurenskerk. Van Berkum zei dat ze deze inderdaad had maar stuurde ook een foto mee van een tekening van de toren van de Laurenskerk, ongeveer van hetzelfde formaat als de tekening van het Rotterdamse stadhuis. Ze zei eerst bij Ritsch-Fisch te hebben geïnformeerd of ze de tekening buiten hem om van de hand mocht doen. X, terugblikkend op het bezoek: ‘Omdat we in de aanloop naar de tentoonstelling Woest met elkaar hadden samengewerkt wilde ze mij de toren cadeau doen. Nou ja, ze verlangde in ruil wel een donatie van 6.000 euro voor haar aanstaande dissertatie over Van Genk. […] Die donatie voelde als een koop.’8

Galerie Weisbard (Rotterdam), Willem van Genk was here, 14 oktober 2022. Tegen de achterwand de twee Rotterdam-tekeningen van verzamelaar X

(wordt vervolgd)


NOTEN

  1. Arjen Ribbens, “Stichting beticht museumdirecteur van frauduleuze verkoop”, in: NRC, 14 september 2023. Een familielid van Van Genk gaf aan dat ‘met instemming van de familie’ zou moeten zijn ‘met instemming van de aanwezige familieleden’. ↩︎
  2. E-mail van Ans van Berkum aan Jack van der Weide, 24 augustus 2018. ↩︎
  3. De oude website van Stichting Willem van Genk, gehost door Nuoska (= ontwerper Michiel van Haren), was tot half november 2022 te benaderen. Daarna werd deze uit de lucht gehaald en definitief vervangen door de nieuwe versie, gehost door Museum van de Geest (hier; benaderd op 3 november 2023). ↩︎
  4. Ik stel dit vast op grond van stilistische en inhoudelijke kenmerken die typisch zijn voor haar teksten. Een voorbeeld: ‘Zoals gebruikelijk bouwt Van Genk het beeld op in verschillende lagen. Net als op veel andere schilderingen is in de voorgrond een half afgesneden figuur geplaatst. Het is een meisje in een blauwe regenjas met capuchon. Een bekend verschijnsel bij Van Genk.’ ↩︎
  5. Overgenomen uit de oorspronkelijke mail. Mogelijk betrof het hier een tikfout van Ritsch-Fisch. ↩︎
  6. Een ingekorte en aangepaste versie van die tekst is hier (eerste deel) en hier (tweede deel) te lezen. ↩︎
  7. E-mails tussen Ans van Berkum en Jack van der Weide, 3 maart 2016 ↩︎
  8. Ribbens, “Stichting beticht museumdirecteur van frauduleuze verkoop”. ↩︎

Piazza Venezia

Interieur Harmelenstraat 28 in 1998 (detail)

Willem van Genk hield zijn werk graag om zich heen. Concreet betekende dat: in zijn woning, Harmelenstraat 28 in Den Haag, voornamelijk in zijn slaap- en woonkamer. Opvallend veel van zijn meest dierbare werken behoren tot de groep schilderijen die hij maakte in de periode 1964-1969, en die verband hielden met de buitenlandse reizen die hij toen ondernam. De werken vormen in feite een overgang van de stadsgezichten die begin 1964 te zien waren geweest tijdens de tentoonstelling bij Steendrukkerij De Jong & Co. in Hilversum.

Tot 1964 had Van Genk vrijwel uitsluitend op papier gewerkt, waarbij hij vooral tekenpen en potlood gebruikte. De reden hiervoor was vrij prozaïsch: hij kon zich geen olieverf of een duurdere ondergrond veroorloven – het papier was niet van topkwaliteit en voor grotere tekeningen plakte hij kleinere vellen aan elkaar. In het voorjaar van 1964 ontving hij van Pieter Brattinga een voorschot van fl. 1.000 en in het najaar werden bij Galerie Schmela in Düsseldorf een aantal werken verkocht, waaraan hij ongeveer fl. 8.000 overhield. In datzelfde jaar eindigde zijn “aanstelling” bij de AVO-werkplaats en kwam hij in aanmerking voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Al deze nieuw inkomsten besteedde hij enerzijds aan buitenlandse reizen, anderzijds aan beter materiaal. Van Genk ging olieverf gebruiken, aanvankelijk op  karton maar al snel werd hardboard zijn favoriete ondergrond.

De eerste keer dat Van Genk in de openbaarheid trad met ander werk dan in Hilversum te zien was geweest, was bij een tentoonstelling van Nederlandse zondagsschilders in de Haarlemse Vishal, een dépendance van het Frans Halsmuseum in die stad. Er bestond in Nederland in de jaren zestig een groeiende belangstelling voor naïeve kunst, met als concreet gevolg een prijsvraag voor Nederlandse zondagsschilders in 1965 vanuit het blad Eva. Er waren 840 inzendingen, waaruit een tentoonstelling werd samengesteld die te zien was in de Amsterdamse Bols Taverne. Een jaar later volgde een tweede wedstrijd, nu in samenwerking met omroep VARA en het Frans Hals Museum. Dit keer bleven er van zo’n 8000 ingezonden werken van ruim 1700 kunstenaars uiteindelijk 112 werken van 65 makers over voor de tentoonstelling in de Vishal, die als titel kreeg Nederlandse zondagsschilders: De droomwereld der naïeven.

Van Genk had acht werken ingestuurd: zeven schilderijen en een collage. Twee schilderijen waren gemaakt naar aanleiding van zijn eerste reis naar de Sovjet-Unie in 1964. Ook de Italiëreizen van enkele jaren eerder hadden voor inspiratie gezorgd, getuige de schilderijen St. Pieter in Rome en Piazza Venezia.1 Het eerste werk zou later uitgebreid worden met meerdere tekeningen en inzetstukken, en de titel Reiseland Italien krijgen. Piazza Venezia toont het monument voor Victor Emanuel II aan het Piazza Venezia in Rome, het zogeheten Vittoriano. VOTA COMUNISTA, staat op een spandoek op de voorgrond – een deel van de van de aantrekkingskracht van Italië bestond voor Van Genk uit het feit dat de Partito Comunista Italiano de grootste communistische partij in een West-Europees land was. Beide werken werden uiteindelijk niet voor de tentoonstelling in de Vishal geselecteerd.2

Piazza Venezia is het enige grote(re) werk van Willem van Genk dat spoorloos is verdwenen. Een van de weinige keren dat het in het openbaar te zien was, was bij de overzichtstentoonstelling Willem van Genk die galerie De Ark uit Boxtel in 1976 organiseerde. Bij die tentoonstelling verscheen een uitgebreide catalogus, met op bladzijde 24 een afbeelding van het werk Rome, volgens het bijschrift ‘Olieverf op board / 70 x 48’.3 Rome was de titel die galeriehouder Dick Heessen had gegeven aan Piazza Venezia. De vraagprijs voor het werk was fl. 2.500, met een minimumprijs van fl. 2.000.

Rome / Piazza Venezia (catalogus Willem van Genk, Boxtel 1976)

Na 1976 verdween Piazza Venezia uit beeld – of eigenlijk niet: Van Genk had het werk in zijn woning een prominente plaats gegeven, boven de bank in zijn woonkamer. Daar was het regelmatig op foto’s en zelfs filmbeelden te zien.4 Over het schilderij had hij op enig moment een sinaasappelnetje gehangen met daarop bevestigd een aantal uitgeknipte foto’s van vooral vrouwen.

Piazza Venezia in 1991 (foto: Mario del Curto)

In 1998 maken Dick Walda en Jan Keja de documentaire Ver van huis (ondertitel: Een zoektocht naar het leven en werk van Willem van Genk). In het begin van de documentaire gaat Walda samen met zijn vriend Van Genk op diens verjaardag (2 april) vanuit kliniek Bloemendaal naar Harmelenstraat 28. Te zien is dat Piazza Venezia op zijn vertrouwde plaats in de woonkamer hangt. Even verderop in de documentaire is te zien hoe zuster Tiny van Genk in de woning van haar broer in gesprek is over de aanstaande ontruiming van het appartement; ook dan is Piazza Venezia nog aan de muur te zien. Meteen daarna volgen beelden van de daadwerkelijke ontruiming, begin juli 1998. Veel is al verdwenen uit de woning, inclusief Piazza Venezia.

De werken van Van Genk die uit zijn appartement kwamen, gingen voor een groot deel tijdelijk naar Museum De Stadshof in Zwolle, waar in het najaar van 1998 een overzichtstentoonstelling te zien zou zijn. Een klein deel werd door Nico van der Endt van Galerie Hamer in consignatie genomen.5 Piazza Venzia was echter niet te zien in Zwolle en bleef ook buiten beeld bij Van der Endt. Een mogelijk spoor is te vinden via een citaat uit een artikel uit 2004 van Ans van Berkum. Hierin doet zij verslag van een bezoek dat ze in 2000 bracht aan Jacqueline van Genk, een zuster van de kunstenaar, op dat moment tweeëntachtig jaar oud: ‘Ze heeft nog een schilderij van Willem in een zijkamertje hangen. Iets met een gebouw uit Italië. ‘Ja dat heptie nog eens ooit geschilderd.” 6

Jacqueline overleed in 2010, als laatste van de negen zusters van Willem van Genk. Wat er daarna met haar spullen is gebeurd, is onbekend. Irene Zalme, de oudste directe verwant, gaf aan het niet te weten. Ze verwees naar An Remmerswaal, toentertijd mantelzorger van Jacqueline.7 Die reageerde kort dat Jacqueline onder curatele stond bij een bureau waarvan zij de naam niet meer wist en dat haar erfgename Unicef was.8 Mocht Piazza Venezia inderdaad het schilderij zijn dat Van Berkum bij Jacqueline zag, dan is het niet ondenkbaar dat het verkocht is door het bureau dat optrad als curator. Maar er zijn ook vele andere scenario’s mogelijk.


NOTEN

  1. Van Genk had ten tijde van de tentoonstelling in Haarlem in ieder geval al twee reizen naar Italië gemaakt: in 1961 of 1962 naar Rome met de vereniging Procedamus in Pace (“Laat ons gaan in vrede”) uit Pijnacker; en in het najaar van 1964 naar onder andere Florence, Rome en Napels. ↩︎
  2. Te zien waren de collage Spoowegen en het schilderij Praag. ↩︎
  3. Niet uit te sluiten is dat Piazza Venezia geschilderd is op linnen. Ook bij Assisi, op dezelfde pagina van de catalogus van galerie De Ark, staat als materiaal ‘Olieverf op board’, terwijl het werk op linnen is geschilderd. ↩︎
  4. Op een van de foto’s waarop Piazza Venezia te zien is, lijkt aan de rechterkant een latje door te schemeren, hetgeen wijst op een linnen ondergrond. Piazza Venezia hing boven de bank van Van Genk naast Assisi. ↩︎
  5. Van der Endt, Kroniek van een samenwerking, p. 115. Van één werk (Metrostation Moskou) is mij bekend dat het direct meeverhuisde naar het nieuwe onderkomen van Van Genk, pension Huize Walcott aan het Haagse Thomsonplein. ↩︎
  6. Ans van Berkum, “Van Genks utopia en de grauwheid van het bestaan”, in: Psychoanalytische perspectieven 22 (2004), 1, blz. 7-18 (10)). ↩︎
  7. E-mail van Irene Zalme aan Jack van der Weide, 22 oktober 2021. ↩︎
  8. E-mails van An Remmerswaal aan Jack van der Weide, 27 oktober 2021 ↩︎

Bibeb (2)

Dit is het tweede deel van een tekst over journaliste Bibeb en Willem van Genk. Het eerste deel is hier te vinden.

Het Vrije Volk, 6 november 1967: Willem van Genk ontvangt uit handen van George Lampe de eerste prijs in de schilder- en tekenwedstrijd van Co-op Nederland

In 1964 stonden Nederlandse schrijvers, kunstenaars, politici en wat dies meer zij in de rij om door Bibeb te worden geïnterviewd. Willem van Genk behoorde zeker niet tot die groep, zijn naam is bijna een dissonant tussen die van Joris Ivens, Simon Vinkenoog, Maup Caransa, Jan Cremer en anderen die dat jaar met de journaliste in gesprek gingen; de vraag is dan ook waarom hij werd uitverkoren. Volgens Bibebs zoon Wouter Schaper was er gezien bepaalde details in de gepubliceerde tekst overduidelijk sprake van een zeer bewuste keuze van haar kant, om stelling te nemen in de controverse rond Van Genk. Een teken van haar grote betrokkenheid was ook dat ze de krant met haar artikel over Van Genk bewaarde, iets wat ze maar zeer zelden deed. [1]

Schaper wist zeker dat er rond 1960 bij hen thuis werd gesproken over zeer gedetailleerd getekende stadsgezichten waar George Lampe en Bibeb van onder de indruk waren; “ik weet van geen ander dan Van Genk die dergelijke tekeningen destijds maakte.” Daarbij waren Joop Beljon en Lampe redelijk goed bevriend, “ze stonden op één lijn denk ik, en het zou best kunnen dat in dat kader George meneer Van Genk een keer heeft gezien.” En waar Beljon niet te spreken was over de minachtende houding van Speijer, nota bene de psychiater van Van Genk, zullen Lampe en Bibeb dit met hem eens zijn geweest. Bibeb toonde daarmee in het interview haar boosheid: “Ik denk dat ze gewoon heeft gezegd: meneer Speijer, dit is heel verkeerd wat u doet.”

De kritiek op Speijer werd vrij subtiel verpakt. In een kadertekst bij het artikel in Vrij Nederland leidt Bibeb de persoon Wim/Willem van Genk in, en vertelt ze over zijn werk en over zijn schrijnende leef- en werkomstandigheden. Ze eindigt met de zinnen: “Ondertussen is Van Genks positie in de werkplaats door al die publiciteit (de T.V. o.a.) nog kwetsbaarder geworden. Zeker ook door de helaas te brallend uitgevallen brochures van de heer Beljon. Van Genk moet daar zo gauw mogelijk vandaan.” [2] Schaper: “Dat moet je lezen als een dodelijke opmerking richting Speijer. De verstaander in Den Haag weet genoeg.” In het artikel zelf haalt Bibeb Beljons tekst uit de Hilversumse catalogus aan, specifiek diens zin “Een psychiater hield tegenover mij staande, dat de geestelijke inhoud van Willem van Genk gelijk staat met nul komma nul…” Uiteraard is die psychiater Speijer, die elders in het stuk bij naam wordt genoemd – als “Spijer”, en steeds in een negatieve context.

In het hele artikel valt de naam van Plokker niet één keer. Toch was deze het, mogelijk mede vanwege het eerder besproken artikel in De Tijd, die Van Genk het meeste angst inboezemde. Op 1 april 1964, toen het interview al was afgenomen maar nog niet was verschenen, stuurde Van Genk een ietwat paniekerige briefkaart aan “mevr. Lampe”:

Hiermede laat ik U weten om de grootste voorzichtigheid te betrachten in verband van het gesprek met een zekere doktor Plokker uit Leidschendam (oh misschien ben ik wel wat onduidelijk doch ik ben W. van Genk) en doktor Plokker heeft tenslotte wel met inrichtingen te maken dus vertel U niets over mijn verdiensten Geachte lezer U heeft die persoon natuurlijk nodig, doch behandel U hem goed en juist, verder nu al reeds bedankt voor het mooie artikel in de krant [3]

Acht jaar later blijken Bibeb en Van Genk opnieuw contact te hebben. In haar nalatenschap bevindt zich een brief van Van Genk van 7 juni 1972. De kunstenaar was, zo valt op te maken uit het wat warrige betoog, kort daarvóór onverwacht bij haar in Scheveningen langsgekomen. Hij trof haar wel thuis maar ze was bezig met het opruimen of ordenen van boeken. Er werd een nieuwe afspraak gemaakt, voor maandag 5 juni, maar toen was het Van Genk niet gelukt om op het afgesproken tijdstip naar Scheveningen te komen: “En ik zou maandag om 2 uur bij U komen, maar ik was in werkelijkheid bezet, door het betalen van een vacansiereis naar de U.S.S.R. en ik moest dat bedrag nog bij de bank halen (die ’s middags al vroeg gesloten is)”. [4] Vandaar zijn briefje. 

Tussen deze feitelijkheden door prijst Van Genk Bibebs omgang met hem (“U heeft mij beleeft ontvangen, ook voor zoo ver ik uw ken, U bent een mens die altijd optimistisch door het leven gaat”), refereert hij aan het interview uit 1964 (“we halen geen oude koeien uit de sloot wat dat boek van uw betreft V.I.P. …. (misschien had u achteraf wel gelijk)”) en spreekt hij over zijn opvattingen over kunst en over zijn eigen werk. Dat laatste onderwerp vermengt zich in zijn betoog zich met zijn mening over de afbraak van monumenten, die ook terugkeert in zijn werk:

Ik til niet zo hoog aan “kunst” mits men de sloping in de nederlandse steden ziet – Neen beste lezer ik zal heus geen lid worden van openbaar Kunstbezit (de Rotterdamse Koninginne Kerk affaîre ligt nog vers in het verleden) En er blijft geen bouwwerk van Cuijpers overeind in Amsterdam. Neen geachte Lezer, ik zie alleen Machtspaddestoelen [5]

De associatie van Bibeb met George Lampe, samen met de hierboven genoemde vakantie naar de USSR, zorgt voor een uitweiding die doet denken aan Van Genks twijfel over reisbestemmingen in het interview uit 1964:

en wat die reis naar de U.S.A. betreft dit is beslist een platte leugen Die heb ik nog nooit gemaakt omdat hij niet georganiseerd was …. want in werkelijkheid kost een 2persoons nest in een «Industry-hotel» (één weekje logies zonder iets erbij in New.York (city) een zevenduizend gulden …. terwijl voor 700 gulden geheel verzorgde charterreizen naar Moskou en Leningrad bestaan!

De reis naar de Verenigde Staten had Van Genk in 1967 gewonnen als eerste prijs bij een schilder- en tekenwedstrijd van Co-op Nederland. Eerder was hij in diezelfde wedstrijd uitgeroepen tot beste zondagsschilder van Zuid-Holland, waarbij hij de prijs kreeg uitgereikt door George Lampe. [6] In de kantlijn van zijn brief tekent Van Genk bij de passage over de Amerikareis een logo van Co-op.

Detail Kollage van de haat (1971)

In 1972 maakte Van Genk een persoonlijke crisis door. In februari was zijn zuster Addy gestorven, in september zou ook zijn zuster Willy overlijden. Haar broer woonde sinds 1964 bij haar, ten tijde van zijn bezoek aan Bibeb in Scheveningen moet zij al zwaar ziek zijn geweest. Het is in deze periode dat hij zijn ‘woedende’ drieluiken schilderde, met daarop veel referenties aan geweld, dood en kanker. Op Kollage van de haat (1971) staat op het linkerdeel ook een verwijzing naar het interview uit 1964. Een stervende of zwaar zieke persoon ligt in bed, omgeven door een groot aantal graffiti-achtige teksten, enkele boeken en een krant met daarop WIM VAN GENT LITERATUR BIBEB: “IK BEN …. EEN .. STUK .. GRIJS …. PAKPAPIER” …… V.N. 4 APRIL ’64. [7] Op het rechterdeel van het drieluik is een boek afgebeeld van de psychiater E.A.D.E Carp, Toekomstige psychiatrie. Van Plokker of Speijer geen spoor, al was die laatste wel ooit een van de assistenten van Carp. [8]

In 1973 schildert Van Genk Microcollage ’73 | Studiereis van Beatrix en Claus, waar Plokker wél prominent aanwezig is. Dat werk toont onder meer een man met een bril met een donker montuur, die zich met een revolver door het hoofd schiet. Op een tekststrook die over de afbeelding is aangebracht, staat J.H. Plokker, Artistic Self-Expression in Mental Disease: Mouton Skilton ’62 – de Engelse titel van het beroemde boek van Plokker, met de uitgever en het jaar van uitgave. [9] Interessant is ook de brief die de zelfmoordenaar kennelijk net heeft geschreven en die voor een deel leesbaar is: Afscheidsbrief ’72 Geachte lezer Ik maak een eind aan mijn leven, ik kan het leven niet meer aan …. Excuus mijn daad Geachte lezer …. Plokke. Alles – het portret, de formulering ‘Geachte lezer’, andere teksten op het werk – wijst op een zelfportret-als-zelfmoordenaar, waarbij Plokkers boek nadrukkelijk een rol speelt.

Detail Microcollage ’73 | Studiereis van Beatrix en Claus (1973)

“Het is duidelijk dat Plokker Van Genk uit zijn evenwicht bracht”, stelt Ans van Berkum naar aanleiding van dit werk, en daar valt weinig tegenin te brengen. [10] Met haar daaropvolgende conclusies ben ik het echter pertinent níet eens: “Wat ook vaststaat is dat het werk van Van Genk in de ogen van Plokker geen genade zou hebben gevonden. […] Van Genk is het bewijs van Plokkers ongelijk.” [11] Als gezegd behoorde Van Genk beslist niet tot de groep patiënten waar Plokker over schrijft en had deze ook eigenlijk geen mening over het werk. Het was Speijer die Van Genk op één hoop veegde met de veel ernstiger verstoorde personen die het object van Plokkers onderzoek vormden. Het was Speijer die, uitermate tendentieus, Plokker aanhaalde om zijn eigen punt te maken – een punt dat erop neer kwam dat hij het werk waardeloos achtte, vermengd met zijn mening over de persoon van de maker en mogelijk ook met zijn belangen bij het behouden van een goedkope werkkracht. Het was deze houding waartegen Bibeb stelling nam, door Van Genk te interviewen en in haar tekst haar mening door te laten schemeren.

Het kwaad was echter al geschied, voor Van Genk was Plokker een autoriteit geworden die hem op zijn positie binnen de wereld van de beeldende kunst wees. The pictorial art of the mentally ill has been attracting the attention of psychiatrist and psychologist for some decades, schreef hij op een aantal werken [12] – de eerste zin uit de inleiding bij (de Engelse versie van) Plokkers boek. Tegen Bibeb in 1964: “Dokter Spijer heeft gezegd, nou moet je niet denken dat je guldens gaat verdienen met de kunst. Dat schrijven in de kranten houdt vanzelf op.” [13] Voor Speijer stelde Van Genk niets voor, stelde diens werk niets voor en was Plokker de autoriteit waarop hij zich dacht te kunnen beroepen.

In een beschouwing uit 1963 wijst George Lampe onbewust op een belangrijk verschil tussen Plokkers patiëntenpopulatie en Van Genk. Hij citeert Plokker zelf, waar die opmerkt dat de door hem geobserveerde schizofrenen op geen enkele manier hechten aan het werk dat zij maken. Bij Van Genk was juist het omgekeerde het geval, hij kon nauwelijks afstand doen van zijn werk. Het was Lampe met name te doen om het verschil te formuleren tussen moderne kunst en de beeldende uitingen van schizofrenen, “tussen de kunstenaar en de schizofrene niet-kunstenaar. Over aan schizofrenie lijdende kunstenaars gaat het wat mijn beschouwing betreft, niet.” [14] Dat laatste is jammer, want dat was nou net de categorie waar Willem van Genk misschien in had kunnen vallen.


NOTEN

[1] Met Wouter Schaper wisselde ik tussen 20 en 30 juni 2021 een aantal e-mails. Op 26 juni had ik telefonisch een uitgebreid gesprek met hem.

[2] In de boekversie is dit einde vervangen door: “Van Genk heeft na deze publicatie de kans gekregen voor zichzelf te werken.” (Bibeb, ‘Ik ben een stuk grijs pakpapier’, p. 111) Wouter Schaper: “Haar kennende weet ik dat ze dit niet heeft bedoeld als een zuiver informatieve tekst!”

[3] Archief Wouter Schaper.

[4] Idem.

[5] Vgl. met name Zelfportret – zwakzinnigennazorg (ca. 1978).

[6] Zie hier.

[7] Achter de datum staat de afkorting L.R.P., waarvan de betekenis mij niet bekend is.

[8] Zie hier. Van Genk refereert ook aan het interview met Bibeb op het middendeel van Collage 2000 Beljon Inc. (1971).

[9] De Engelse vertaling verscheen pas in 1964.

[10] Van Berkum, ‘Een vogel boven de stad’, p. 49.

[11] Ibid., p. 52.

[12] In ieder geval op Zelfportret in De Ark (ca. 1974) en De grote naïeven (ca. 1975). Ook de tweede zin van Plokkers inleiding wordt op deze twee werken nog voor een deel geciteerd.

[13] Bibeb, ‘Ik ben een stuk grijs pakpapier’, p. 114.

[14] George Lampe, ‘De schizofreen is nooit kunstenaar’, in: Vrij Nederland, 16 maart 1963.

Voorburg

Hoek Van de Wateringlaan/Van Wassenaerstraat in Voorburg. Op de benedenverdieping no. 25, het woon/winkelpand van het gezin Van Genk. Foto: Google Street View, april 2019

Let op: onderstaande tekst is in 2020 geschreven. Informatie kan deels verouderd zijn.

Het gezin van Jozef van Genk woonde tussen 1925 en 1939 in Voorburg, waar in 1927 zoon Willem werd geboren. Tot nog geen jaar geleden moesten we het voor wat betreft deze periode in het leven van de kunstenaar voornamelijk doen met de verhalen van zus Tiny, via de filters van Dick Walda en Ans van Berkum. De afgelopen maanden wist ik mondjesmaat gegevens boven water te krijgen die iets meer duidelijkheid schiepen over onder andere het tweede huwelijk van Jozef van Genk en de uiteindelijke verhuizing terug naar Den Haag. Recentelijk spoorde Jan Vellekoop in het Gemeentearchief in Den Haag een setje gezinskaarten op dat het bestaande beeld van de Voorburgse jaren aanzienlijk verscherpt.

Jozef en Maria van Genk verhuisden in juni 1925 van Den Haag naar Voorburg. Jozef was op dat moment 37 jaar oud, zijn vrouw 42 en er waren negen dochters, in de leeftijd van elf tot een. Het gezin kwam te wonen op het adres Van de Wateringelaan 25, een woon/winkelpand op de hoek met de Van Wassenaerstraat, waar op 1 september Van Genk’s Fruithandel officieel werd geopend. [1] Anderhalf jaar later, toen Maria van Genk op het punt stond opnieuw te bevallen, gingen dochters Leny (12), Nora (10), Jacqueline (8), Riet (7) en Agnes (6) naar het (uiteraard Rooms-katholieke) internaat Duinzigt in Oegstgeest, dat naast een kleuterschool en een lagere school ook een zevende en een achtste leerjaar kende. Oudste dochter Tiny (13) volgde begin juni, waarschijnlijk had zij tijdelijk de huishoudelijke taken van haar moeder opgevangen na de geboorte van Willem op 27 april. Ook Isabella (5) vertrok in september naar Oegstgeest, aan het begin van een nieuw schooljaar. Willy (4) en Addy (10) bleven daarmee als enige meisjes in Voorburg – Willy waarschijnlijk omdat zij nog te jong was, Addy mogelijk vanwege haar zwakke gezondheid. [2]

Eind juli 1929 keerden Tiny, Leny, Jacqueline, Riet, Agnes en Isabella uit Oegstgeest terug naar Voorburg; Nora volgde op 7 augustus. Half september vertrok Nora met Addy en Willy, die nog nooit van huis waren geweest, naar een kostschool in Leuven. Een maand later volgden de andere zes zusjes. Alle negen dochters waren daarmee het huis uit, alleen Willem woonde nog bij zijn ouders. In januari 1931 schreef Jozef van Genk de eerder geciteerde brief aan zijn dochters in België, waar alleen Nora niet goed haar best leek te doen: ‘Kinderen wij jullie ouders zijn zeer tevreden hoor. Werkt allen even hard dit jaar, houdt Nora in de lijn, geef haar een goed voorbeeld.

Op 25 november 1932 overleed Maria van Genk-Hoogstraten op 49-jarige leeftijd. Twee maanden later werd Van Genk’s Fruithandel opgeheven. [3] In februari 1933 keerden Tiny (19), Nora (16) en Jacqueline (14) na meer dan drie jaar vanuit Leuven terug naar Voorburg: de oudste dochters minus Leny en Addy, die in België bij de vier jongsten bleven. Kort daarvoor was Jozef van Genk verhuisd naar Van Aremberglaan 157 – het woon/winkelpand aan de Van de Wateringelaan, een paar honderd meter verderop, moest immers worden verlaten. Ook Addy (16) keerde begin augustus terug uit België, zij had kennelijk eerst het lopende schooljaar afgemaakt.

In 1934 leek Jozef van Genk een nieuw begin te (willen) maken. Op 9 mei trouwde hij in Den Haag op 46-jarige leeftijd met de 39-jarige weduwe Maria Heesen, wier zoon Herman (11) met haar meekwam naar Voorburg. Kort na het huwelijk verhuisde het gezin van Genk naar Van Aremberglaan 86, tegenover de vorige woning aan Van Aremberglaan 157 waar ze slechts anderhalf jaar hadden gewoond. Dochter Riet (14) keerde eind september uit België terug naar huis; op het nieuwe adres woonden daarmee op dat moment negen personen. In april 1934 werden dat er tien, toen ook Maria Heesens dochter Christina (16) vanuit Enschede naar Voorburg kwam, waar ze een week later haar zeventiende verjaardag vierde. Haar verblijf was kennelijk geen succes, want nog geen zes weken later ging ze al weer terug naar Enschede.

Op 5 juni 1935 verscheen er een advertentie in de Haagsche Courant: ‘TUINMAN biedt zich aan voor het snoeien van fruitboomen, zomersnoei. Adres: J. van Genk, v. Aremberglaan no 86, Voorburg.’ Tiny zou later spreken over haar vader als eigenaar van een chocolaterie die daarna ging werken bij de Arbeidsinspectie in Den Haag. [4] De datum van die overstap is onduidelijk, maar op de kaarten van Voorburg wordt Jozef van Genk uitsluitend aangeduid als ‘fruithandelaar’. In ieder geval was de winkel al vanaf 1933 niet meer zijn eigendom en kluste hij kennelijk bij als tuinman – dat een fruithandelaar verstand had van fruitbomen, lag voor de hand. Drie jaar later bood hij zijn diensten nog steeds aan: ‘TUIN IN ORDE? Uw tuin één stukje natuurschoon. Advies gratis. Aanleg en onderhoud door vakman. Aanbev., JOS M VAN GENK’. [5]

V.l.n.r. Tiny, Leny en Nora van Genk, jaren dertig

In september 1935 vertrok de inmiddels jongvolwassen Nora (19) naar Naaldwijk. Haar nieuwe adres daar, Heerenstraat 1, was dat van haar ooms Arie en Jan Hoogstaten, twee ietwat zonderlinge maar zeer welgestelde broers van haar moeder die in Naaldwijk meerdere panden bezaten. Diezelfde maand ging Herman van Vlaardingen naar het internaat van de Kruisvaarders van St. Jan in Rijswijk, enkele dagen na zijn dertiende verjaardag. Hij zou niet meer naar Voorburg terugkeren. Het nu iets kleinere gezin Van Genk verhuisde opnieuw, dit keer naar Van Alphenstraat 93. Begin oktober vertrok Addy (18) naar haar oom en tante Van der Ouderaa in Bergen op Zoom. [6]

In maart 1936 keerden nog drie dochter terug uit België: Agnes (15), Isabella (14) en Willy (12) hadden zesenhalf jaar in Leuven gewoond. Leny hield het tot 1938 vol en was drieëntwintig toen ze terug naar Voorburg kwam. Dit suggereert dat zij al bezig was met haar voorgenomen intrede als kloosterlinge. In juni 1936 verhuisde Maria Heesen naar De Bilt; haar huwelijk met Jozef van Genk was kennelijk al na twee jaar officieus voorbij. In het najaar ging ook Tiny bij haar familie in Naaldwijk wonen, terwijl Addy in het voorjaar van 1937 juist weer terugkeerde naar Voorburg.

Begin 1939 gingen Addy en Jacqueline samen op kamers wonen op een adres in het centrum van Den Haag. [7] Een maand later vertrok Willem naar het internaat in Harreveld, waarna Jozef van Genk met zijn dochters Leny (23), Riet (19), Agnes (18), Isabella (17) en Willy (15) verhuisde naar Magnoliastraat 10 in Den Haag. Hier stoppen de gegevens op de gezinskaarten en zijn (vanuit die bron) de bewegingen van de Van Genks niet meer te volgen. Mogelijk voegden Addy en Jacqueline zich korte tijd later bij het gezin – in de Haagsche Courant stond op 1 juli 1939 een advertentie voor onder andere een ‘zo goed als nieuw, 2-persoons opklapbed’, met als adres Westeinde 195. De verhuizing van Voorburg naar Den Haag had mogelijk te maken met Jozefs nieuwe baan bij het Gewestelijk Arbeidsbureau. Een jaar later kwam ook Willem vanuit Harreveld weer naar huis. [8]


NOTEN

[1] Volgens de oude gezinskaart van Den Haag vertrokken de Van Genks naar het adres Van Heurnstraat 87 in Voorburg, volgens de gezinskaarten van Voorburg was het eerste adres in die gemeente Van de Wateringelaan 25. Het Handelsregister Zuid-Holland geeft 1 september als de officiële vestigingsdatum van ‘Van Genk’s Fruithandel – winkel in groenten en fruit, Van Wateringelaan 25 in Voorburg’.

[2] Volgens Tineke Dietvorst, dochter van een neef van de kinderen Van Genk, was Addy ‘heel fragiel’ (interview met Pierre en Tineke Dietvorst, 17 oktober 2018).

[3] In het Handelsregister Zuid-Holland staat op het document met oprichtingsgegevens de opmerking: ‘Handelszaak Januari 1933 opgeheven’. Een separaat document geeft aan dat Van Genk’s Fruithandel op 29 september 1933 formeel van eigenaar wisselde.

[4] Walda, Koning der stations, p. 31.

[5] Haagsche Courant, 22 november 1938.

[6] Willem was bij deze tante en oom opgevangen na het overlijden van zijn moeder, maar zijn woonplaats werd voor dit verblijf niet aangepast op de gezinskaarten.

[7] Het adres is Westeinde 195. In de Haagsche Courant staan rond deze tijd voortdurend advertenties voor woonruimte op dit adres, onder andere op 2 februari: ‘TE HUUR nette gemeubil. zit-sl.-kamer voor 2 personen, ƒ 4 per week.’

[8] De precieze data:

  • 19 juni 1925 – verhuizing vanuit Den Haag naar Van de Wateringelaan 25 in Voorburg
  • 28 februari 1927 – Leny, Nora, Jacqueline, Riet en Agnes vanuit Voorburg naar Oegstgeest
  • 3 juni 1927 – Tiny vanuit Voorburg naar Oegstgeest
  • 16 september 1927 – Isabella vanuit Voorburg naar Oegstgeest
  • 27 juli 1929 – Tiny, Leny, Jacqueline, Riet, Agnes en Isabella vanuit Oegstgeest naar Voorburg
  • 7 augustus 1929 – Nora vanuit Oegstgeest naar Voorburg
  • 14 september 1929 – Nora, Addy en Willy vanuit Voorburg naar Leuven
  • 12 oktober 1929 – Tiny, Leny, Jacqueline, Riet, Agnes en Isabella vanuit Voorburg naar Leuven
  • 2 februari 1933 – verhuizing (Van Aremberglaan 157)
  • 16 februari 1933 – Tiny , Nora en Jacqueline vanuit Leuven naar Voorburg
  • 4 augustus 1933 – Addy vanuit Leuven naar Voorburg
  • 8 mei 1934 – Herman van Vlaardingen vanuit Renkum naar Voorburg
  • 5 juni 1934 – verhuizing (Van Aremberglaan 86)
  • 28 juni 1934 – Maria Heesen vanuit Den Haag naar Voorburg
  • 28 september 1934 – Riet vanuit Leuven naar Voorburg
  • 13 april 1935 – Christina van Vlaardingen vanuit Enschede naar Voorburg
  • 25 mei 1935 – Christina van Vlaardingen vanuit Voorburg naar Enschede
  • 5 september 1935 – Nora vanuit Voorburg naar Naaldwijk
  • 10 september 1935 – Herman van Vlaardingen vanuit Voorburg naar Rijswijk
  • 11 september 1935 – verhuizing (Van Alphenstraat 93)
  • 1 oktober 1935 – Addy vanuit Voorburg naar Bergen op Zoom
  • 5 maart 1936 – Agnes, Isabella en Willy vanuit Leuven naar Voorburg
  • 25 juni 1936 – Maria Heesen vanuit Voorburg naar De Bilt
  • 22 augustus 1936 – Tiny vanuit Voorburg naar Naaldwijk
  • 14 april 1937 – Addy vanuit Bergen op Zoom naar Voorburg
  • 26 augustus 1938 – Leny vanuit Leuven naar Voorburg
  • 6 oktober 1938 – Nora vanuit Naaldwijk naar Voorburg
  • 17 januari 1939 – Nora vanuit Voorburg naar Naaldwijk
  • 15 maart 1939 – Addy en Jacqueline vanuit Voorburg naar Den Haag
  • 27 april 1939 – Willem vanuit Voorburg naar Harreveld
  • 28 juli 1939 – Jozef van Genk, Leny, Riet, Agnes, Isabella en Willy van Voorburg naar Den Haag

Pa

WhatsApp Image 2020-08-02 at 11.58.15

Magnoliastraat 10

Magnoliastraat 10 in Den Haag. Het appartement van het gezin Van Genk bevond zich op de tweede verdieping; de trap links op de onderste foto geeft toegang tot de voordeur. Foto’s: Jan Vellekoop (boven), Google Street View – oktober 2018 (onder)

Let op: onderstaande tekst is in 2020 geschreven. Informatie kan deels verouderd zijn.

In mei 1939 verhuisde Willem van Genk van Voorburg naar Harreveld – het gezin Van Genk was op dat moment dus nog woonachtig in Voorburg. Op 9 september van dat jaar staat in de Haagsche Courant een advertentie waarin de tweeëntwintigjarige ‘Mejuffr. J. van Genk’, met als adres Magnoliastraat 10 in Den Haag, haar diensten als stenotypiste aanbiedt. Omdat we weten dat het gezin Van Genk op enig moment tussen 1934 en 1940 verhuisde van Voorburg naar Magnoliastraat 10 in Den Haag, lijkt dit te gaan om Jacqueline en zou de plaatsing van zoon Willem op het internaat in Harreveld met deze verhuizing te maken kunnen hebben gehad. Ook in 1939 trouwde de dochter van Maria Heesen in Enschede, mogelijk een indicatie van de officieuze scheiding van Jozef van Genk en zijn tweede echtgenote. Hijzelf verruilde in deze jaren van beroep en ging hij werken bij het Gewestelijk Arbeidsbureau aan de Prinsegracht in Den Haag. Naar de precieze gezinssamenstelling aan de Magnoliastraat blijft het gissen. Slechts viif van de negen dochters zouden trouwen, allen ná 1945.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog vond de beruchte confrontatie van Willem van Genk met de Gestapo plaats, die volgens sommigen ten grondslag zou liggen aan zijn obsessie met raincoats. Tiny deed in haar gesprekken Dick Walda verslag van deze gebeurtenis, maar een precieze datering ontbrak. [1] Later zou zij nogmaals haar verhaal doen tegenover Carolien Satink voor het boek Een getekende wereld, maar van dat interview is mij geen opname of transscriptie bekend. Ans van Berkum maakte op basis van dit interview een reconstructie van de gebeurtenissen met een aantal significante details. Ze vertelde dat Jozef van Genk ‘tijdens de Tweede Wereldoorlog in het verzet’ zat; hij ‘ontkwam op een gegeven moment op het nippertje aan de Gestapo, via een ziekenhuis […]. Het belang van zijn verzetswerk wordt wellicht geïllustreerd door het feit dat de stations in Den Haag en Voorburg na zijn ontsnapping onmiddellijk hermetisch werden afgegrendeld.’ Vervolgens:

Maar in huize Van Genk aan de Magnoliastraat, speelde zich ten tijde van de ontsnapping een scène af, die Willem voor zijn verdere leven zal tekenen. Twee mannen van de Gestapo stappen binnen in de woning op de tweede verdieping om Willem hardhandig aan de tand te voelen over de verblijfplaats van zijn vader en de ondergedoken joden die hij hielp. ‘Waar is Jozeph?’ werd hem telkens weer gevraagd. Het is waarschijnlijk dat Willem op dat moment in de war raakte. Bedoelden ze misschien een joodse jongen? Zijn vader werd immers nooit bij die naam genoemd. Hij was altijd Jos of Sjef. Tiny van den Heuvel doet verslag: “Hij heeft van die Duitsers een paar flinke lellen gekregen. Hij werd geslagen, omdat hij moest vertellen waar zijn vader zat, maar dat wist hij natuurlijk niet. Ze hadden in allerijl alle sporen van zijn gedoe met persoonsbewijzen, zijn werk voor joodse onderduikers, verwijderd. De mannen van de Gestapo in hun hooggesloten leren jassen, maakten een enorme indruk op Willem.” Verraden joodse jongens komen in haar verhaal niet ter sprake, ook al zaten er enkele in de brandstoffenhandel op de begane grond onder het huis van de Van Genks verborgen. [2]

De ontsnapping uit het ziekenhuis, de afgegrendelde stations, het misverstand over de voornaam, de joodse onderduikers ‘in de brandstoffenhandel op de begane grond’ – er zijn diverse uitermate gedetailleerde verhaalelementen die inderdaad wijzen op een betrokken verteller. Daarentegen is het moeilijk voor te stellen dat iemand als Tiny, van wie geluidsfragmenten bekend zijn, een zin zou uitspreken als ‘De mannen van de Gestapo in hun hooggesloten leren jassen, maakten een enorme indruk op Willem.’ Tiny sprak enigszins warrig, sprong van de hak op de tak en noemde haar broer altijd ‘Wim’.

WhatsApp Image 2020-08-02 at 11.48.56

De voordeur van Magnoliastraat 10 in Den Haag, 2 augustus 2020 (foto: Jan Vellekoop)

Op de website van museum De Timmerwerf in De Lier trof Jan Vellekoop de volgende tekst van verzetsman Bram Jonker aan:

Mijn normale kantoorwerk hield in dat ik ook regelmatig op het G.A.B. kwam en daar goede contacten met enkele ambtenaren kreeg. De Chef van de afdeling heette Huetink en mijn contactpersoon was de Heer van Genk, die in de Bomenbuurt woonde, alsmede enkele van zijn ondergeschikten […]. Met de Heer van Genk begon mijn illegale werk, want hij bleek bereid mij “Ausweise” te verschaften. Met deze “ausweise” konden onderduikers “boven” komen en werd voor anderen tewerkstelling in Duitsland voorkomen. Het was een ingewikkelde administratieve manipulatie, waarbij ik op verschillende afdelingen kwam.

De hier beschreven activiteiten werden uitgevoerd door de Katholieke verzetsgroep “Voor God en de Koning”, die onder leiding stond van Frans Mol, eveneens werkzaam op het Gewestelijk Arbeidsbureau. Het is daarmee vrijwel zeker dat ook Jozef van Genk deel uitmaakte van deze groep.

Bij de ontruiming van de woning van Willem van Genk in 1998 werden twee gekopieerde documenten gevonden die betrekking hadden op het verzetsverleden van Jozef van Genk: een ongedateerde autobiografische tekst, “Les mémoires de Pa”; en een brief aan hem uit oktober 1952 met als aanhef ‘Beste Paatje’. De brief is geschreven door een zekere Ed, een oude kennis uit het verzet die is vertrokken naar Zuid-Amerika om daar een nieuw bestaan op te bouwen. Ed reageert op een eerdere brief van Jozef van Genk, waarin deze heeft aangegeven gedesillusioneerd te zijn door de gebeurtenissen van na de oorlog: ‘De eensgezindheid van gedurende de oorlog is verloren gegaan en uiteengevallen in veel eigenbelangetjes. Zo gaat het allemaal en er is totaal niets aan te doen, wij hebben ons leven gewaagd en de anderen gaan met de eer strijken. […] Paatje laat die mensen allemaal in hun vet gaar koken, trek je je er niets van aan. Wij hebben goed gedaan, laten wij daar tevreden over zijn.’

De verzetsnaam van Jozef van Genk was dus kennelijk “Pa”, zo blijkt ook uit de titel van zijn eigen tekst, “Les mémoires de Pa”. Hierin doet hij verslag doet van een roerige nacht bij hem thuis in de Magnoliastraat in december 1943. De eerste zinnen zetten de toon en geven meteen ook de activiteiten van de auteur aan:

Na een zeer zwaren dag op mijn bureau G.A.B en eene niet minder zware avondzitting; ik hielp n.l. de jongens aan afkeuringen, ausweizen, plaatsen voor onderduiking etc. (alzoo was ’t in de avonduren een aanloop van slachtoffers) kon ik eindelijk uitgeput ter ruste gaan.

Van Genk sr. wordt eerst wakker geschud door enkele Duitsers die aan zijn bed staan nadat ze de voordeur hebben geforceerd, maar ze blijken het adres verkeerd te hebben. Rond drie uur ’s nachts gaat de bel, aan de deur staat een haveloze man die hulp zoekt van ‘Pa van afdeling Buitenland G.A.B.’ Jozef van Genk doet of zijn neus bloedt en zegt dat hij Pa niet is, maar geeft de man wel wat te eten. Opnieuw wordt er gebeld, deze keer door twee personen van de Luchtbeschermingsdienst die hem erop wijzen dat zijn licht nog brandt. Als zij weer weg zijn laat Pa de vluchteling op zijn bank slapen en regelt hij de volgende dag dat de man wordt afgekeurd voor de Arbeidseinsatz. Een paar jaar na de oorlog overlijdt de man aan de TBC waar hij ten tijde van de beschreven avond al aan leed.

Memoires Pa 004

‘Dit was een van mijn onrustige nachten 20 Dec ‘43’

“Les mémoires de Pa” is een tekst die een goed beeld geeft van de leefsituatie van het gezin Van Genk tijdens de Tweede Wereldoorlog en daarover enkele interessante details bevat. Zo blijkt Jozef van Genk met een revolver onder zijn kussen te slapen, woont hij op de tweede verdieping, is hij erop voorbereid snel te moeten vluchten voor de Duitsers en spreekt hij een aantal keren over ‘de kinderen’. Verder staat hij kennelijk bekend als iemand van wie hulp te verwachten is. Ook laat hij bij de bezoekjes van de Duitsers en de Luchtbeschermingsdienst zien dat hij niet bang is uitgevallen en dat hij goed weet wat hij wel en niet moet doen en zeggen. Zijn kinderen blijken van zijn verzetsactiviteiten op de hoogte te zijn en willen hem eventueel helpen te vluchten – in december 1943 waren de jongste dochters twintig (Willy), eenentwintig (Isabella) en drieëntwintig (Agnes) jaar oud. Zoon Willem was zestien, in de tekst wordt hij niet specifiek vermeld. [3]

In juni 1944 werd de verzetsgroep “Voor God en de Koning” van Frans Mol verraden door een onderduiker die eigenlijk werkte voor de Duitse Sicherheitsdienst. Bij een inval in de woning van Mol werden vervalste papieren en stempels gevonden, waarna er een golf van arrestaties in Den Haag volgde. [4] Meer dan dertig personen werden gevangen genomen, onder wie de broers Bouke en Leo Wartna die in de Molenstraat een stempelwinkel hadden. [5] Het is zeer waarschijnlijk dat Jozef van Genk een van de beoogde arrestanten was, hoewel hij dus wist te ontkomen. Het afgrendelen van de stations in Den Haag en Voorburg zal eerder te maken hebben gehad met de omvang van de operatie dan met de specifieke positie van “Pa”. De confrontatie van Willem van Genk met de agenten van de SD – niet: de Gestapo – moet daarmee in juni 1944 hebben plaatsgevonden, toen hij zeventien jaar oud was.


NOTEN

[1] Walda, Koning der stations, p. 35.

[2] Van Berkum e.a., Een getekende wereld, p. 34.

[3] Of “Les Mémoires de Pa” een hoofdstuk is van een langere tekst, is niet bekend. Wel schreef hij later in ieder geval nog een tekst van zo’n tweehonderd pagina’s over een zekere Peerke Franken. (e-mail van Marijke Bijmans aan Jack van der Weide, 3 augustus 2020)

[4] Voor een uitgebreide reconstructie van de gebeurtenissen, cf. Corien Glaudemans, ‘De Documentatiedienst van de Haagse politie in de Tweede Wereldoorlog’, in: Jaarboek Die Haghe (Den Haag 2012), pp. 53-103.

[5] ‘Op nr 41 was de stempelwinkel van de gebroeders Sjoerd, Bouke en Leo Wartna. Ze hadden ook een stempelfabriek in de Oog in ’t Zeilstraat. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hielpen de broers het verzet door stempels te maken voor vervalsingen van distributiekaarten en identificatiepapieren. Frans Mol was de baas van hun verzetsgroep, hij werkte voor het Gewestelijk Arbeidsbureau. Frans Mol woonde aan de Stationsweg en had een onderduiker in huis. Later bleek deze Peter Marsman een V-man te zijn, die voor de Sicherheitsdienst werkte. Op 19 juni 1944 werden Frans en Truus Mol en hun 8-jarige zoontje gearresteerd. In hun huis werden stempels gevonden. Een dag later werd de winkel in de Molenstraat overvallen’. (Wikipedia, ‘Molenstraat (Den Haag)’; geraadpleegd op 6 augustus 2020).

Harmelenstraat (3)

Dit is het derde deel van een tekst over de woning van Willem van Genk aan de Harmelenstraat in Den Haag. Het eerste deel is hier te vinden, het tweede deel hier.

053 - London

London | ca. 1965 | gemengde techniek op hardboard | 36 x 116 cm | Stichting Collectie De Stadshof, Utrecht | foto: Marcel Köppen

Let op: onderstaande tekst is in 2020 geschreven. Informatie kan deels verouderd zijn.

De woonkamer van Willem van Genk in zijn appartement aan de Harmelenstraat 28 in Den Haag bestond uit twee delen, beide met een raam aan de straatkant, waartussen zich een getoogde doorgang bevond. Zowel de voor- als de achterkamer had een deur naar de hal, in de woonkamer bevond zich bovendien een schuifdeur naar de opslagkamer. Bij binnenkomst in de voorkamer stond meteen rechts, gedeeltelijk voor die schuifdeur, een kast met aan de boven- en onderkant deurtjes en daartussen vier planken met zowel boeken als kleine voorwerpen. Een foto in de serie die Nico van der Endt in het midden van de jaren tachtig maakte, laat drie planken in de kast zien.

NvdE 1986 008a (1024x659)

Kast in de woonkamer van Harmelenstraat 28, ca. 1986. In de rode cirkel Lenie van Genk, in de groen cirkel Peter en Addy Persoon, in de gele cirkel Jozef van Genk. Foto: Nico van der Endt

Tussen de boeken op de onderste plank zijn onder meer te herkennen De antichrist van Friedrich Nietzsche, The Russians van Hedrick Smith, een boek over art brut en enkele deeltje uit de reeks Privé-domein van uitgeverij De Arbeiderspers. Op de bovenste plank waren voornamelijk beeldjes en poppetjes neergezet, met prominente bustes van Lenin en Beethoven maar bijvoorbeeld ook een Mariabeeldje. [1] De middelste plank bevatte snuisterijen, een rij miniatuurautootjes en enkele ingelijste foto’s: rechts het portret van Jozef van Genk dat in 1958 ook gebruikt was voor diens gedachtenisprentje, daarnaast onder meer Van Genks zuster Leny en een gezamenlijke foto van Peter en Addy Persoon.

Ver van huis 004

Still uit Ver van huis – de schoorsteenmantel in de woonkamer van Willem van Genk

Tegenover de deur vanuit de hal naar de voorkamer lag een gemetselde haard met een kachel, met op de schoorsteenmantel een verzameling voorwerpen en (in ieder geval in de jaren negentig) het werk Metrostation Moskou (ca. 1965); ook aan de muur erboven hing een schilderij, van een onbekende kunstenaar. Naast de haard stond een bank, daar weer naast een laag kastje met schuifdeuren waarin ook een radiotoestel; op het kastje stonden vooral vazen en potten met bloemen. Aan en tegen de muur achter het kastje en de bank hing en stond een aantal schilderijen, collages en ander beeldmateriaal – de indruk is dat dit voor Van Genk de centrale tentoonstellingsmuur was. Er bestaan foto’s van de muur uit het midden van de jaren tachtig, uit 1991 [2] en uit 1997/1998.

Op de oudste foto’s is de muur nog vrij sober ingericht. Boven het kastje hangt het schilderij Rome, dat kan worden thuisgebracht via latere foto’s. Het betreft een afbeelding van het monument voor Victor Emanuel II aan het Piazza Venezia, het zogeheten Vittoriano. [3] Op de rugleuning van de bank staan, van links naar rechts, een ronde foto van een schilderij van een meisje met een hond; [4] twee foto’s van de hond Coco met een muilkorf; het schilderij London; en een foto van een kasteelachtig bouwwerk, met daarvoor een prentbriefkaart van een kustlandschap. Boven de bank hangt het schilderij Assisi, een van de weinige werken van Van Genk die op doek zijn geschilderd. Rechtsboven hangt een stilleven door Peter Persoon, dat door Van Genk is nageschilderd op Zelfportret – zwakzinnigennazorg. Eronder hangt een afbeelding, mogelijk een reliëf, van twee personen met een paraplu.

NvdE 1986 007a (1024x674)

Detail woonkamer van Harmelenstraat 28, ca. 1986. Foto: Nico van der Endt

Vijf jaar later blijkt de muur drukker te zijn geworden. Het opvallendste verschil is een aantal collages, grotendeels rond van vorm, rondom de schilderijen aan de muur. Ook ten tijde van de beschrijving van Van Berkum waren ze nog te zien:

Boven de bank hangt een serie collages in de uit zijn schilderijen zo bekende tondo-vorm, waarvan de onderdelen vooral uit modetijdschriften lijken te komen. Het verschijnsel ‘dame’ speelt in deze serie duidelijk de hoofdrol. Vanuit het hart van deze muurcollage staart het verweerde gezicht van een mysterieuze vrouw de kamer in. Van Genk heeft haar op een plastic sinaasappelnetje vastgemaakt. [5]

Van Berkums ‘mysterieuze vrouw’ is de grootste van een aantal uitgeknipte foto’s van hoofden en bovenlichamen van vrouwen, inderdaad bevestigd op een stuk van een sinaasappelnetje zoals hij dat ook gebruikte voor zijn werk Zagreb. Het netje met de foto’s is aan één kant bevestig boven het schilderij Rome, zodanig dat het over het midden van het werk valt. Vier collage-tondo’s, eveneens met vooral uitgeknipte foto’s van hoofden en bovenlichamen van vrouwen, zijn bevestigd achter de hoeken van het schilderij. Vanaf Rome loopt een spoor van dergelijke tondo’s om Assisi heen, met boven dat laatste schilderij een raster met voorwerpen. Links van Assisi hangt een uitgeknipte pin-up girl.

MdC 1991 003a (1024x676)

Willem van Genk in zijn woonkamer, 1991. Foto: Mario del Curto.

Op de foto’s van Del Curto staat op de leuning van de bank voor Londen het werk Tank II, dat op andere opnames in de slaapkamer te zien was. Bij het raam liggen enkele hardboardplaten met een paar kleine voorwerpen erop, maar van de installatie Busstation Arnhem is verder niets te zien. [6] Op foto’s van een aantal jaren later is de situatie onder het voorkamerraam radicaal anders, onder het raam ligt een compleet emplacement van ongeveer twee bij twee meter:

Op het eerste gezicht een warwinkel van materialen, van draden, masten, torens, stangen en teksten. Roosters die aan plastic buizen hangen, torsen cijfers en woorden: Coburg, McDonald’s, C&A, en telkens weer politie, politie, politie. Lampen en blikjes bekronen de hoogste punten. Tegen het raam op eindigt het werk in een bos van torens uit omwikkelde kit-kokers, flessen, dozen en buizen. [7]

‘Op het eerste niveau staan trolleybussen, strak in het gelid’, vervolgt Van Berkum haar beschrijving, maar foto’s van de installatie tonen aan dat dat bepaald niet het geval is. Wel zijn de bussen (en trams, en andere onderdelen van de installatie) dicht tegen elkaar aan geplaatst. Te zien is dat het duidelijk om kleinere, minder gedetailleerde voertuigen gaat dan de losse bus- en tramassemblages en dat de koekjesverpakkingen in de vorm van trolleybussen vaak maar weinig bewerking hebben ondergaan. Op een aantal foto’s is een pluchen hond zichtbaar, die een datering mogelijk maakt: de hond werd in mei 1997 gekocht door Nico van der Endt voor Van Genk tijdens diens verblijf in ziekenhuis Leyenburg na het eerste herseninfarct. [8]

2010 008b

Busstation Arnhem in de woonkamer van Willem van Genk, ca. 1997. Foto: Stichting Collectie De Stadshof

De voorkamer van Willem van Genk in Harmelenstraat 28 was kunsthistorisch gezien de interessantste ruimte van het huis. Hier hing en stond een aantal van zijn schilderijen, hier had hij een muur artistiek bewerkt, hier bouwde hij de installatie Busstation Arnhem op. Tegelijkertijd fungeerde de ruimte ook wel degelijk als woonkamer, met een kachel, een bank, een salontafel, stoelen en met kasten die ook plaats boden aan bloemen, bric-à-brac en familieportretten. We zullen zien dat de aangrenzende achterkamer, hoewel eveneens interessant, een ander karakter had.

(wordt vervolgd)


NOTEN

[1] ‘Er is een kastje met een verzameling popjes en bustes, met Lenin en Beethoven centraal.’ (Van Berkum e.a., Een getekende wereld, p. 31)

[2] ‘Met de Zwitserse kunstfotograaf Mario del Curto ga ik op bezoek bij Willem om foto’s van zijn interieur te maken, we hopen op meer. Hij schrikt telkens bij het klikken van de camera. Pas als wij gezamenlijk de hond gaan uitlaten en Willem in zijn stoere jas is gehuld, mogen er ook enkele foto’s van hem gemaakt worden. De fraaie foto’s worden opgenomen in zijn boek Les Clandestins – sous le vent de l’Art Brut, dat in 2008 verschijnt.’ (Van der Endt, Kroniek van een samenwerking, p. 69)

[3] Van Berkum, die de afbeelding wel maar het werk niet kan thuisbrengen, spreekt van ‘een Romeins stadsgezicht met het monument voor Victor Emmanuel’ (Van Berkum e.a., Een getekende wereld, p. 30).

[4] ‘In de huiskamer hangt boven het dressoirtje een zoet portret van een meisje met een hond.’ (ibid.)

[5] Ibid.

[6] Van der Endt vermeldt Van Genks ‘gestaag groeiend autobusstation onder het raam in de woonkamer’ in zijn boek pas in 1994 (Kroniek van een samenwerking, p. 93).

[7] Van Berkum e.a., Een getekende wereld, p. 30.

[8] ‘Vriend Van der Endt bezoekt hem en samen kopen ze een zwart-witte stoffen Dalmatiër in het ziekenhuiswinkeltje. Ook deze hond wordt Coco genoemd.’ (Walda, Koning der stations, p. 163) ‘Twee weken later kunnen we samen al weer naar de kantine om koffie te drinken. In de aangrenzende winkel koop ik een grote speelgoedhond waar hij naar keek. Tegen Dick Walda zegt hij: “Kijk, die speelgoedhond, die Dalmatiër is wel aardig om naar te kijken, maar die zegt geen stom woord terug.”’ (Van der Endt, Kroniek van een samenwerking, p. 107)

Herman

Let op: onderstaande tekst is in 2020 geschreven. Informatie kan deels verouderd zijn.

De reeks teksten over de woning van Willem van Genk wordt tijdelijk onderbroken voor een tweeluik over zijn al dan niet vermeende stiefbroer.

Graf Maria Anna Heesen

Het graf van Maria Heesen in Enschede. Foto: Jan Vellekoop

Jozef van Genk, de vader van Willem van Genk, trouwde drie keer. Zijn eerste huwelijk, met Maria Hoogstraten, duurde bijna twintig jaar: van 1913 tot het overlijden van zijn echtgenote in 1932. Jozef trouwde in 1934 voor een tweede maal, met Maria Anna Heesen, weduwe van Herman Johan Christiaan van Vlaardingen. Opnieuw kwam het huwelijk van Jozef pas ten einde door het overlijden van zijn echtgenote in 1951, al leefden de twee al sinds het begin van de jaren veertig gescheiden. Het huwelijk had daarmee formeel zo’n zeventien jaar geduurd. In vergelijking daarmee was het derde huwelijk, met Leonarda Pennekamp van 1952 tot 1954, van korte duur. Weer was het zijn echtgenote die overleed. Jozef van Genk stierf zelf in 1958, op zeventigjarige leeftijd.

Alle kinderen van Jozef van Genk werden geboren tijdens zijn eerste huwelijk. Zijn oudste dochter Tiny vertelde in het midden van de jaren negentig tegen Dick Walda dat de tweede echtgenote van haar vader een Amerikaanse was die kinderen meenam uit een vorig huwelijk. [1] Zoals ik al eerder opmerkte, was Maria Heesen geen Amerikaanse maar kwam ze uit Huisseling en Neerloon. Wel bleek haar eerste man in 1931 overleden te zijn in Rochester, een stad aan de Amerikaanse kant van Lake Ontario. Ook het door Tiny gebruikte meervoud ‘kinderen’ leek onjuist: op verschillende genealogische sites was alleen een dochter te vinden, Christina Johanna, geboren in 1918.

Een paar jaar geleden kreeg ik een e-mail van Ans van Berkum:

Over die tweede vrouw van vader Jozef van Genk gesproken, Tiny van den Heuvel (oudste zus) vertelde (bandopname 1998) dat deze twee kinderen had, een jongen en een meisje, die bij Den Haag op kostschool zaten. Deze zouden aan het eind van de oorlog omgekomen zijn bij een bombardement. Willem zou erg gesteld zijn geweest op die jongen en door zijn dood een flinke schok hebben gekregen, misschien een trigger voor de geestelijke toestand waarin hij zich is gaan bevinden. [2]

Mijn antwoord toen:

Ik zie maar één kind, Christina Johanna van Vlaardingen, geboren 1918 in Enschede, overleden 27 december 1943 in Enschede. Geen broer, geen Haags bombardement als doodsoorzaak en al volwassen tijdens WWII. Wel is Herman Johan Christiaan van Vlaardingen in 1931 overleden in Rochester, Tiny zou ooit gezegd hebben dat hij een Amerikaan was – nee dus, maar wel een Nederlander (uit Zwolle) die kennelijk op enig moment naar Amerika is vertrokken. [3]

Er waren derhalve twee interviews met Tiny geweest waarin ze het over de kinderen uit het eerste huwelijk van Maria Heesen had. Het door Van Berkum genoemde interview bleek op internet te vinden te zijn, zodat kon worden nagegaan wat precies de bewoordingen van Tiny waren:

… toen mijn vader voor de tweede keer trouwde, daar was een jongen … en een meisje kwam er dan nog bij. En die jongen die was heel erg gesteld op Wim, die was ouder … en die zag in Wim … het zwakke broertje, en dan zei-die tegen de andere jongens: denk d’r om … anders breken jullie z’n arm, of zoiets … die was er zuinig op, maar … voorzichtig … maar die zijn omgekomen in de Tweede Wereldoorlog, die jongen, en ook dat meisje … met die atoomgeschiedenis. En die jongen die was bij de Broeders van Sint Jan in Rijswijk, op een internaat … en ik zie nog die voltreffer, ik zat bij het ministerie van Marine en ik zie nog dat ding gaan, en dan hoorde ik op de … bij de Broeders van Sint Jan … was een Herman … maar ’t was een hele aardige jongen, ja … en dat was heel erg … [4]

Wat was er in dit verhaal wel en niet juist? De naam ‘Herman’ zou kunnen kloppen, dat was ook de voornaam van de vader van Willem van Genks stiefbroer. De dochter was bovendien inderdaad overleden tijdens de Tweede Wereldoorlog, weliswaar niet in Den Haag maar Tiny zegt ook niet dat dat eveneens tijdens het door haar genoemde bombardement was. Ook bestaat er een religieuze organisatie genaamd ‘Broeders van Sint Jan’, al zaten die niet in Rijswijk maar onder meer in Den Haag zelf. Daarbij kon ik geen internaat vinden dat bij die organisatie hoorde. Bij een bombardement op Den Haag gaan de gedachten bovendien al gauw uit naar het bombardement op de wijk Bezuidenhout op 3 maart 1945, maar dat is geen Rijswijk en er was ook niets te vinden over een internaat dat geraakt was.

Na wat spelen met zoektermen vond ik de gebeurtenis waar Tiny op doelde:

In de middag van 27 oktober 1944 werd in het Rijswijkse bos een raket afgevuurd, die meteen na de start neer viel op het ‘Huis van de Kruisvaarders van St. Jan’, een R.K. jongensinternaat aan de Vredenburchweg. Zeven jongens, vijf broeders en twee arbeiders kwamen om het leven. Het hoofdgebouw werd geheel vernield. [5]

Geen Broeders van Sint Jan, maar Kruisvaarders van Sint Jan! Een andere bron was wat gedetailleerder over het gebeuren en vermeldde bovendien een gedenkplaat in de St. Bonifatiuskerk in Rijswijk, ook aan de Van Vredenbughweg:

Op het terrein waar in de 13e eeuw het kasteel Steenvoorde stond, werd in 1922 een katholiek jongensinternaat van de Kruisvaarders van Sint-Jan gevestigd. Het internaat werd in 1944 vernietigd bij de mislukte lancering van een Duitse V2 raket. Er kwamen vijf broeders, zeven jongens en twee bezoekers om het leven. In het torenportaal van de St. Bonifatiuskerk herinnert een gedenkplaquette aan dit ongeluk. [6]

De gedenkplaat zou de namen van de slachtoffers vermelden, mogelijk inclusief die van Herman van Vlaardingen. Van Genk-verzamelaar Jan Vellekoop was onmiddellijk bereid in Rijswijk een kijkje te gaan nemen.

Knipsel

De gedenkplaat in de St. Bonifatiuskerk in Rijswijk. Foto’s: Jan Vellekoop

Helaas leek geen van de namen de gezochte stiefbroer te betreffen. Vellekoop vond echter wel enkele krantenberichten die erop leken te wijzen dat er in ieder geval een familielid met een vergelijkbare naam bestond. Op 26 oktober 1950 maakte dagblad Tubantia melding van een huwelijk in Enschede tussen H.J.C. van Vlaanderen en E. Wargerink, beiden 28 jaar oud. Dit leken dezelfde personen te zijn die genoemd werden in de overlijdensadvertentie in Tubantia voor ‘onze innig geliefde Moeder, Zuster en Tante’ Maria Heesen op 18 juni 1951: H.C.J. van Vlaardingen en E. van Vlaaardingen-Wargerink. Bovendien was in een andere overlijdensadvertentie op 28 januari 1971, opnieuw in Tubantia, sprake van een gezin dat in Brugge woonde en bestond uit E. van Vlaardingen-Wargerink, H. van Vlaardingen, Herman en Ineke. Vellekoop had ten slotte ook opgezocht dat in het telefoonboek van Brugge nog steeds een Herman Van Vlaardingen werd vermeld, die ik onmiddellijk aanschreef.

19510618 Tubantia

De overlijdensadvertentie voor Maria Heesen in Tubantia, 18 juni 1951

Kijken we nogmaals naar de tekst uit het interview met Tiny, dan zegt ze feitelijk niet dat de zoon van Maria Heesen bij het voorval met de neergestorte V2 in Rijswijk omkwam. Het kan een associatie zijn geweest: hij zat ooit op het internaat in Rijswijk dat later, in 1944, werd getroffen door een V2. Daarbij zegt ze dat ‘Herman’ ouder was dan haar broer Wim, maar dat kan bijna niet als hij in 1944 nog op een internaat verbleef. En waarom zou een zoon van een broer van Herman van Vlaardingen sr. – die inderdaad een aantal broers had – de initialen H.C.J. (of H.J.C.) hebben? Zou degene die wordt genoemd in Tubantia misschien toch Herman van Vlaardingen jr. zijn en dácht Tiny alleen maar dat hij was overleden?

Een ander punt was dochter Christina Johanna. In een gezin werd de oudste zoon meestal vernoemd naar de vader van de vader, de oudste dochter naar de moeder van de moeder. In het geval van het gezin Herman van Vlaardingen en Maria Heesen heette de vader van de vader Johannes, de moeder van de vader Christina. Dochter Christina Johanna werd dus naar beide ouders van haar vader vernoemd. Bovendien werd het huwelijk van haar ouders gesloten op 31 oktober 1917 en werd zij in 1918 geboren – een exacte datum was niet te vinden, ook niet op haar overlijdensakte. Het zou daarom kunnen dat Maria Heesen ten tijde haar huwelijk al zwanger was, waarbij de naamgeving een poging was om de vader mild te stemmen.

(wordt vervolgd)


NOTEN

[1] Walda, Koning der stations, pp. 31-32.

[2] E-mail van Ans van Berkum aan Jack van der Weide, 17 januari 2018.

[3] E-mail van Jack van der Weide aan Ans van Berkum, 17 januari 2018.

[4] Het interview is hier te vinden, onder het kopje ‘Willem het begin en gevolg’. Het bewuste fragment begint op 02:37 (geraadpleegd op 7 juni 2020).

[5] ‘V2-Raketten leken niet te verslaan’ (geraadpleegd op 7 juni 2020).

[6] ‘Rijswijk, Van Vredenburchweg / Prinses Beatrixlaan – Kapel Kruisvaarders van Sint Jan’ (geraadpleegd op 7 juni 2020).