Trolley, Naaldwijk, Tokio

Internationale (detail)

Toch nog even terugkomen op de veiling in Tokio van zaterdag 15 november. Enkele uren na het einde van die veiling stuurde ik mijn contactpersoon Yuki Sato een mailtje waarin ik hem feliciteerde met de opbrengt en hem vroeg naar de nationaliteit van de koper. Twee dagen later stuurde ik hem de link naar mijn tekst op dit blog over de veiling. Weer twee dagen later kreeg ik een antwoord: het veilinghuis zou wel degelijk op de hoogte zijn geweest van de mogelijke waarde van een Van Genk, ‘but the artist was not so famous among Japanese art collectors, and our goal for this sale was “100%” sold. That’s why we set the estimate very low. But when we think it back, maybe our estimate price was too low.’ Sommige belangstellenden hadden zelfs gevraagd of het, gezien de lage prijs, om een print ging.1

Hij liet verder weten wat de nationaliteit van de koper was. Met die informatie was het voor mij mogelijk een educated guess te doen, die bleek te kloppen. De koper gaf aan van plan te zijn om het werk in een enigszins prestigieuze setting te presenteren, waaronder hij niet de Outsider Art Fair (die ik had gesuggereerd) verstond. Artnet vermeldde diezelfde dag nog het verkoopbedrag inclusief veilingkosten: $ 100.477. Mijn voorspelling als zou Internationale weer decennialang uit zicht zijn, bleek dus gelukkig onjuist.

***

Dan iets over de datering van Willem van Genks trolleybus-assemblages. Die worden algemeen, ook door mij, beschouwd als zijnde gemaakt in de jaren tachtig. Het is moeilijk de vinger achter een meer precieze datering te krijgen, omdat de bussen niet van een jaartal zijn voorzien – zo nam ik altijd aan. De Collection de l’Art Brut in Lausanne bezit drie trolleybus-assemblages, waarvan er twee op hun website staan. Nummer drie, net als de andere twee eind jaren negentig aangeschaft via galerie Hamer, staat afgebeeld in de catalogus van de tentoonstelling Woest op bladzijde 82,

Woest, 3 oktober 2019: de drie trolleybus-assemblages van de Collection de l’Art Brut

De getoonde kant van de bus (WVG-6007; zie hier) blijkt zowel het jaartal 1989 als ’89 te bevatten. In 1989 bestond de trolleybus in Arnhem veertig jaar, wat ongetwijfeld gevierd zal zijn. Ik hoop nog steeds een keer te stuiten op een jubileumfilmpje o.i.d. waarbij ineens Willem van Genk in beeld verschijnt.

Trolleybus (detail)

***

De moeder van Willem van Genk, en dus ook en flink deel van zijn familie, kwam uit Naaldwijk. In mijn biografie De eenheid van het spinnenweb ga ik daarom kort in op haar genealogische achtergrond, de manier waarop Jozef van Genk haar mogelijk heeft ontmoet en de banden tussen de families Van Genk en Hoogstraten. In de jaren dertig verbleven enkele kinderen Van Genk, onder wie Willem, kortere of langere tijd bij hun ooms Jan en Arie Hoogstraten.

Misboek Willem van Genk, ‘bij adres: Hoogstraten, Heerenstraat 1 Naaldwijk’ (collectie Museum Dr. Guislain)

In het Historisch Jaarboek Westland 2025 staat een artikel van kunsthistoricus Martha Vollering over Willem van Genk en Naaldwijk.2 Helaas bevat het artikel weinig nieuws ten opzichte van mijn biografie, die ze weliswaar noemt als bron maar die ze ook hier en daar ook schaamteloos citeert, zonder de citaten als zodanig te markeren.3 Vollering vermeldt dat vier van de broers en zussen van Maria Hoogstraten ‘Petrus, Hendrika, Johanna en Adrianus, “ter zake van krankzinnigheid” onder curatele [werden] gesteld’ in 1898. ‘Je zou kunnen stellen dat Willem van Genk behoorlijk erfelijk belast was, gezien deze ooms en tantes.’4

Met dat laatste ben ik het min of meer eens, al formuleer ik het in mijn biografie iets voorzichtiger (‘Wat mogelijk ook een rol speelde bij de psychische constitutie van Willem van Genk, was een erfelijke factor’).5 Wel opmerkelijk vond ik de mededeling als zouden in 1898 niet twee maar vier gezinsleden onder curatele zijn gesteld, terwijl maar van twee vermelding zou zijn gemaakt in de Nederlandsche Staatcourant (zie hier). Verzamelaar X toog naar het Historisch Archief Westland voor opheldering. Daar bleek dat het wel degelijk om slechts twee personen ging:

‘… onder curatele gesteld’ (archief Westland)

De accolades waren niet helemaal duidelijk, maar het leek toch echt om slechts twee personen te gaan, Petrus Adrianus en Johanna Maria. Wel hadden ook Adrianus/Arie en Adriana/Jaantje psychische problemen, maar zij werden niet al in 1898 onder curatele gesteld. Daarbij was Adriana toen pas 9 jaar oud.


NOTEN

  1. E-mail Yuki Sato aan Jack van der Weide, 19 november 2025. ↩︎
  2. Martha Vollering, “De bekende outsiderkunstenaar Willem van Genk en het Westland”, in: Historisch Jaarboek Westland 2025, pp. 53-67. ↩︎
  3. Een voorbeeld. In mijn biografie schrijf ik over de moeder van Willem van Genk: ‘Alleen haar grootvader Petrus Ferdinandus Hoogstraten, geboren in 1803 in Bloemendaal en chirurgijn annex vroedmeester van beroep, kwam niet uit de buurt. Hij trouwde in 1831 met Johanna Hekkers, geboren in 1801 in Naaldwijk. Johanna beviel in 1833 van een zoon, Jacobus Engelbertus Adolphus, en overleed – het beroep van haar man ten spijt – enkele weken later. Petrus Hoogstraten hertrouwde nog tweemaal en kreeg in totaal acht kinderen alvorens in 1844 zelf te sterven.’ (p. 19). Vollering: ‘Alleen haar grootvader Petrus Ferdinandus Hoogstraten, geboren in 1803 in Bloemendaal en chirurgijn en vroedmeester van beroep, kwam niet uit de buurt. Hij trouwde in 1831 met Johanna Hekkers, geboren 1801 in Naaldwijk. Johanna beviel in 1833 van een zoon, Jacobus, en overleed – het beroep van haar man ten spijt – enkele weken later. Petrus Hoogstraten hertrouwde nog tweemaal en kreeg in totaal acht kinderen alvorens in 1844 zelf te sterven.’ (p. 56) ↩︎
  4. Vollering, “De bekende outsiderkunstenaar Willem van Genk en het Westland”, p. 56. ↩︎
  5. Van der Weide, De eenheid van het spinnenweb, p. 71. ↩︎

Veiling (3)

Internationale (detail)

Afgelopen weekend kwam er weer een werk van Willem van Genk ter veiling.1 En niet zomaar een werk: het betrof een collage die al jaren zoek was. In de aanloop naar de overzichtstentoonstelling Woest in 2019 was aanvankelijk geprobeerd om álle werken van Willem van Genk te tonen, voor zover bekend. Dat streven werd al snel losgelaten, enerzijds omdat niet alle bezitters hun werken in bruikleen wilden geven, anderzijds omdat er te veel werken waren waarvan de precieze verblijfplaats niet (meer) kon worden achterhaald.

Twee van die werken waren de collages Internationale en Glimpses of Asia, die in 1991 door galerie Hamer waren verkocht:

Via Monika Kinley uit Engeland komt het verzoek van een Japanse firma met een prestigieuze collectie outsiderkunst om een tweetal werken te mogen aankopen, die daarna in een expositie getoond zullen worden. Na verder overleg met Monika Kinley wordt besloten tot verkoop over te gaan van de werken Glimpses of Asia (97,5 x 180 cm) en Internationale (98 x 174,5 cm) voor de prijs van fl. 30.000 (ca. 14.000 euro) elk.2

De twee werken werden getoond tijdens de groepstentoonstelling Selection from the Collection bij de galerie van het modehuis Alpha Cubic in Tokio. Voor de tentoonstelling Woest werd tevergeefs geprobeerd om de twee werken weer op te sporen, nadat de eigenaar van Alpha Cubic was overleden.

Internationale | ca. 1967 | gemengde techniek op papier | 98 x 174,5 cm | particuliere collectie (?)

Wat schetst derhalve mijn verbazing toen ik op 17 oktober, ronddwalend op internet, een bericht zag van het Franse Artnet over een veiling in Japan waar Internationale onder de hamer zou komen. Het betrof het Japanse veilinghuis iART uit Tokio, dat in dit geval kennelijk niet wist wat men verkocht: de richtprijs was 100.000 tot 180.000 yen. Dat leek veel, maar de yen is een soort lire en het ging omgerekend om zo’n 560 tot 1000 euro. Internationale was kavel #004 van veiling no. 91, Contemporary Art × Hermès. Het dilemma was of ik dit alles aan de grote klok moest hangen en daarmee potentiële kopers waarschuwen, of dat ik mijn vondst moest stilhouden, met de kleine kans van het verwerven van een absurd goedkope Van Genk. Ik besloot tot het laatste.

Wie het nieuws uiteraard wél te horen kreeg, was verzamelaar X, die onmiddellijk veel belangstelling had.3 Ook stuurde ik een neutraal mailtje aan het veilinghuis, waarop ik een paar dagen later al antwoord kreeg van een medewerker van iART, Yuki Sato: ‘If you have any lots you would like to bid, please let me know. I can send you some additional images. Best Regards, Yuki’. Uiteraard antwoordde ik dat ik met name geïnteresseerd was in kavel #004 en dat ik heel erg graag nadere foto’s wilde ontvangen. Een dag later stuurde Yuki-san me maar liefst drieënzestig foto’s, grotendeels met details van het werk.4

Zoals ik eerder schreef, is Internationale een collage die Japan tot onderwerp heeft en waarbij de verschillende tekeningen opvallend recht in het werk zijn geplaatst. De middelste afbeelding bevat onder meer een atoomwolk met het woord HIROSHIMA en lijkt geïnspireerd door het Japan-boek uit het interview met Bibeb, waarin ‘Japanse kersebloesem, vogels, enz. worden gesteld tegenover mannen met zwaarden die hoofden afhakken, tanks, martelingen en de atoombom.’5 De tekening links van het midden laat de serene kant van Japan zien, met een landschap met pagodes, bomen en een gele zon. Een rode zon is het middelpunt van een clustertje afbeeldingen daaronder, dat eveneens bestaat uit meer verstilde afbeeldingen. Die vormen een contrast met de grote tekening daarnaast van een 1 mei-optocht, met vele borden en spandoeken met Japanse karakters en als onderschrift in cyrillisch schrift ИНТЕРНАЧИОНАЛ.

Internationale (detail)

De foto’s van iART waren aanmerkelijk gedetailleerder dan de foto’s die ik al van het werk bezat. Zo was nu de ondertekening in de rechter benedenhoek goed leesbaar, wat interessante informatie opleverde. Te zien was dat Van Genk de collage 1 Mei optocht in Tokio had genoemd,6 dat hij de datering 1967 had gebruikt en dat hij, zoals zo vaak in deze periode, een samenwerkingsverband met Pieter Brattinga suggereerde. Brattinga had een eigen logo gekregen, BRATT (met daaronder USA) en het werk was het product van BRAGHA studio, met WFAM van GENK als ontwerper.

Tussendoor was ook een soort reclameboodschap aangebracht: Voor Japans speelgoed Pieter Brattinga & Co Prinsengracht Amsterdam. Dit was een verwijzing naar de tentoonstelling Japans speelgoed die Brattinga (woonachtig aan de Prinsengracht in Amsterdam) georganiseerd had als kantinetentoonstelling bij Steendrukkerij De Jong & Co. in Hilversum en die daar te zien was 7 juli tot 31 augustus 1962. Van Genks eigen kantinetentoonstelling in Hilversum dateerde van begin 1964, maar kennelijk was hij ook van eerdere activiteiten van Brattinga op de hoogte.

Japans speelgoed bij Steendrukkerij De Jong & Co.

Ook viel uit de foto’s van iART onder meer op te maken dat er latere toevoegingen waren in rode en gele verf, de signature kleuren van Van Genk vanaf eind jaren zestig. Dit was met name te zien in het woord ИНТЕРНАЧИОНАЛ, maar ook in toevoegingen als USRR, TOKIO ’64, NED. OOST INDIË ONDER DE JAPANSCHE HIEL, THE LONDON ZOO, CHINA PICTORIAL en PEKING REVIEW. Meer in het algemeen bleek het werk in met name de teksten een aantal verwijzingen naar China te bevatten. Aan de rechterkant was een gekantelde strook aangebracht met in grote rode en gele letters CHINA RECONSTRUCS ……, met daaronder een lijst van tentoonstellingen over China en Japan in Nederlandse musea.

De foto’s boden verder een duidelijk blik op alle vouwtjes en scheurtjes van de collage, maar ook op de tientallen prachtige tekeningen waaruit Internationale was opgebouwd. Er waren mensenmassa’s (al dan niet met 1 mei-vlaggen), bussen, treinen, vliegtuigen, een kiosk met een boek over ZEPPELIN LINIEN, een station, een reclame voor BAYER, teksten in spiegelschrift (SCHOOLBUS, gezien via de binnenkant van een voorruit), gebladerte met een spinnenweb, een kabelbaan, een zieke man, soldaten, industrie, een raket, hoogspanningskabels, tanks, schepen – allerlei bekende en herkenbare beeldmotieven die in verband met Japan werden gebracht.

Website iART, 15 november 2025

Op zaterdag 15 november om 12:00 uur JST was het zover. JST staat voor ‘Japan Standard Time’ en eerder had ik uitgerekend dat het in Tokio zeven uur later was dan hier. Waar ik helaas geen rekening mee had gehouden, was het einde van de zomertijd. Toen verzamelaar X en ik ieder in onze eigen woonplaats inlogden op het live bidding system van iART, was het Van Genk-kavel al aan de beurt geweest. Opbrengst: 13.500.000 yen, zo’n 75.000 euro. Kennelijk hadden toch ook enkele grotere bieders lucht van de veiling gekregen, zij het niet in een mate als in september in Parijs – toen verwisselde een stadgezicht van Van Genk van eigenaar voor meer dan 200.000 euro. En zelfs inclusief veiling-, verzekerings- en vervoerskosten kwam deze daarbij niet in de buurt.

Internationale dook dus na meer dan drie decennia weer even op, om na een paar weken opnieuw te verdwijnen. Misschien verschijnt het werk binnenkort in een museum of op de Outsider Art Fair, maar de kans daarop acht ik klein. Gelukkig hebben we de foto’s nog.


NOTEN

  1. Eerdere schreef ik over veilingen met werk van Van Genk in april 2024 (hier), juni 2025 (hier) en september 2025 (hier en hier). ↩︎
  2. Van der Endt, Kroniek van een samenwerking, pp. 67-69. ↩︎
  3. Iets later lichtte ik ook de voormalige consigliere van Nico van der Endt in – over wie (Van der Endt) een interessant In Memoriam verscheen in Raw Vision #123. ↩︎
  4. Over Glimpses of Asia had het veilinghuis helaas geen nadere informatie: ‘The designer and the founder of Alpha Cubic,  Ryozo Shibata, has passed away already, and the company has also been closed. Now a company called Cross Plus succeeds the brand “Alpha Cubic”, but I don’t think they know about the work since they just bought the brand name.’ (E-mail van Yuki Sato aan Jack van der Weide, 22 oktober 2025.) ↩︎
  5. Bibeb, “Ik ben een stuk grijs pakpapier”, p. 123. ↩︎
  6. De titel “Internationale” wordt voor het eerst gebruikt in de catalogus bij de tentoonstelling Willem van Genk bij galerie De Ark in Boxtel (1976). ↩︎

Ronson, veiling, restauratie

Veilinghuis PIASA aan de Rue du Faubourg Saint-Honoré 118 in Parijs, 23 september 2025, met rechts de twee werken van Van Genk

De veiling, Art Brut & Cie – Antoine de Galbert Collection, eerder hier aangekondigd, vond afgelopen woensdag 24 september plaats. Verzamelaar X was speciaal voor de veiling afgereisd naar Parijs, zelf wilde ik het gebeuren online gaan volgen. Dat bleek op het moment suprême buiten de waard gerekend, of liever, buiten de instantie die mijn gegevens moest valideren en daar weinig haast mee had. Gelukkig waren daar verzamelaar X en WhatsApp.

Kavel 174, de tekening Panorama Moskou, kwam rond 20:00 uur aan de beurt. Het bieden begon op € 120.000 en stopte bij € 155.000. Samen met de veilingkosten leverde dat uiteindelijk een koopsom van € 203.360 op. Kavel 175, een trolleybus, begon met een startprijs van € 22.000, stopte bij € 42.000 en leverde samen met de veilingkosten een koopsom van € 55.104 op.1 Bij de trolleybus werd meegeboden vanuit de (halflege) zaal, het bieden bij Panorama Moskou ging volledig online.

Art Brut & Cie – Antoine de Galbert, 24 september 2025

Belangstellenden konden van de kavels van hun keuze een conditierapport opvragen. Dit bevatte in het geval van de werken van Van Genk niet heel veel meer informatie dan al op de website te vinden was. Bij Panorama Moskou werd vermeld dat het werk gerestaureerd was ‘in 2002 following multiple signs of wear, holes, and creases in the paper. It was reinforced with a Japanese paper lining’ (daarover dadelijk meer). De trolleybus was in een ‘Good overall condition’, maar ‘The artwork is dusty’ en er was sprake van ‘Oxidation of the adhesive’. Dat laatste, oxidatie van de lijm, was niet echt een verrassing, aangezien Van Genk werkte met de lijm die voorhanden was (meestal Bison kit). Meer in het algemeen vormen de bus-assemblages van Willem van Genk een uitdaging voor restaurateurs en zullen ze mogelijk, indien niet goed behandeld, over enkel tientallen jaren uit elkaar vallen.

***

Nog maar een keer Ronson. Eerder (hier en hier) maakte ik melding van buizen met het woord RONSONSERVICE, te zien op de werken Zelfportret – Zwakzinnigennazorg (WVG-0096), Zelfportret in De Ark (WVG-0081) en Paranăsky Kultur (WVG-0078). Er leek een verband te zijn met het aanstekermerk Ronson, dat inderdaad ook een servicepakket op de markt had gebracht, bedoeld voor het bijvullen en/of onderhouden van de aansteker. Daar stopte de connectie, omdat de door Van Genk afgebeelde buizen in niets leken op de elementen uit een dergelijk servicepakket, noch op een Ronson-aansteker. Op Marktplaats verscheen echter een aansteker die er op leek:

Links: advertentie Marktplaats, rechts: Zelfportret – Zwakzinnigennazorg (detail)

Het afgebeelde voorwerp is beduidend kleiner dan de door Van Genk afgebeelde buizen, het woord RONSONSERVICE ontbreekt, maar het is in ieder geval een begin.

***

Een interessante bijvangst van de veiling in Parijs: het (Franstalige) rapport van papierrestaurateur Caroline Marchal die in 2002 in opdracht van Nico van der Endt Panorama Moskou onder handen had genomen. Over de ondergrond van het werk: ‘Wit velijnpapier, licht gelijmd; machinaal vervaardigd. Het geheel bestaat uit 6 vellen van verschillende afmetingen, die op onregelmatige wijze aan elkaar zijn geplakt. Rondom is een strook papier (ongeveer 2 cm breed) geplakt. Deze is voorzien van kaders in zwarte en rode inkt. Aan de bovenkant bevindt zich de handgeschreven titelbalk (breedte 61 cm), uitgevoerd in zwarte en rode inkt: “??, Kremlin, Moskou, Panorama”.2 Over de techniek: ‘Gemengd: zwarte Chinese inkt, rode inkt, gouache (wit, geel, blauw, zwart), kleurpotloden (groen, wit), voorbereidende schetslijnen in grafietpotlood.’

Panorama Moskou vóór de restauratie (rapport Caroline Marchal)

Hoe was het gesteld met het werk? ‘De tekening is volledig op een wit katoenen doek geplakt. Het geheel is sterk gegolfd. Oude vouwlijnen (horizontaal en verticaal) vertonen materiaalverlies en een aanzienlijke mechanische zwakte.’ Daarbij was er sprake van ‘talrijke scheuren, ontbrekende stukken (sommige gerepareerd) en gebieden waar het papier is gescheurd’ en ‘zeer talrijke kreukels, met name in de lucht.’ Het op doek plakken van de tekening was gebeurd voor de tentoonstelling bij Steendrukkerij De Jong & Co. in Hilversum.3

Verder: ‘Bij het verwijderen van het doek bleek dat het werk eerder plaatselijk was gerepareerd, met name ter hoogte van de plooien, met behulp van stukjes bruin papier. De meeste van deze papiertjes zijn tijdens de behandeling bewaard gebleven omdat ze mogelijk door de kunstenaar zelf waren geplakt en omdat ze te kwetsbare zones vertoonden. De tekening werd ook gerepareerd met behulp van wit thermisch hechtend papier, dat over het hele oppervlak aan de achterkant werd aangebracht. Een groot deel van de eerder beschreven beschadigingen (verfrommelde vouwen, zwakke plekken en enkele scheuren) is het gevolg van deze dubbele laag.’

Verder waren er ‘talrijke sporen van rode inkt die op de rand is afgeven: rood crêpepapier dat op de achterkant van het werk is geplakt en afkomstig is van een oude montage’ en was er sprake van ‘lichte oppervlakkige vervuiling’, van ‘talrijke oppervlakkige slijtageplekken op de tekening, met name in de lucht’, van ‘ontbrekende delen als gevolg van materiaalverlies van de drager’, waren er ‘grote delen met overlopende retouches’ en was er ‘waarschijnlijk verspreiding van witte gouache in het bovenste gedeelte, mogelijk veroorzaakt door water.’

Veel van de genoemde zaken leken het gevolg te zijn van de roerige geschiedenis van het werk, dat jarenlang heen en weer was gesleept door Van Genk van zijn AVO-pension naar de woning van Willy in de Harmelenstraat, dat in 1964 was geprepareerd om tentoongesteld te worden in Hilversum en dat later mogelijk in Duitsland door Alfred Schmela en/of de nieuwe eigenaar Werner Butter was gerestaureerd. Mogelijk zal ook Van Genk zelf op enig moment hebben geprobeerd om verval van het werk tegen te gaan (de stukjes bruin papier).

Detail Panorama Moskou vóór de restauratie (rapport Caroline Marchal)

Marchal somt vervolgens op wat ze heeft gedaan:

  • droog reinigen van het oppervlak (schuren)
  • droog verwijderen van het doek
  • lokale versteviging van de zwakste zones op de achterkant met Japans papier (6 g/m²) en zetmeellijm
  • versterking van het hele oppervlak aan de achterkant met vierkantjes (10 x 10 cm) Japans papier (6 g/m²) en zetmeellijm
  • definitieve versteviging met Japans papier (15 g/m²) en zetmeellijm
  • vlak maken door middel van spanning
  • montage op het frame dat is geprepareerd met karton en permanent papier
  • retoucheren (aquarel)

Daarna kon het werk er weer tegen, kon Nico van der Endt het verkopen aan Ritsch-Fisch etc.


NOTEN

  1. Zie de website van het veilinghuis voor de behaalde reultaten. ↩︎
  2. Op de bovenrand van het werk staat СИЛУЗТ КРеМЛЯ МОСКВа ПаНОРаМа. Met СИЛУЗТ was waarschijnlijk СИЛУЭТ, ‘silhouet’ bedoeld. ↩︎
  3. ‘De heer De Hartog, die veel moeite heeft gehad met opplakken van de tekeningen op linnen, het inlijsten enz. […]’ (Bibeb, “Ik ben een grijs stuk pakpapier”, p. 122). ↩︎

Veiling, Schniewind, Harreveld

Panorama Moskou (detail)

En weer een veiling met werk van Willem van Genk. Dit keer zijn het geen etsen die onder de hamer komen, maar een trolleybus en een tekening. De veiling, Art Brut & Compagnie – Antoine de Galbert Collection, vindt plaats op woensdag 24 september bij veilinghuis PIASA aan de Rue du Faubourg Saint-Honoré 118 in Parijs. Zoals de naam al doet vermoeden, betreft het een veiling van (zo’n tweehonderd) werken uit de collectie van verzamelaar Antoine de Galbert.1

Kavel 175 betreft een trolleybus van Van Genk die ook te zien was tijdens de tentoonstelling Woest en die in mijn “Aanzet tot een catalogue raisonné” de aanduiding WVG-6028 kreeg. Het gaat om een onvoltooide bus (zonder wielen) met de basis van de trolleycake-doos nog zeer duidelijk herkenbaar. De website vaan PIASA geeft als datering 1990, in de catalogus van de veiling staat over Van Genk dat ‘En 1988, il oriente sa production vers la fabrication de maquettes d’autobus’ – opvallend exacte jaartallen. Het gaat om een Arnhemse trolleybus, met de bekende reclames Ratelband Hap-Hoek en Patisserie-Bonbonnerie Léon langs de dakranden. De voorgedrukte lijn en bestemming 2 GEITENKAMP is nog steeds leesbaar op de voorkant, al lijkt Van Genk bezig te zijn geweest dit te veranderen in lijn 9 vanaf ARNH station via de looyerstraat naar de laar (west).

De trolleybus van Antoine de Galbert tijdens Woest

Kavel 174 betreft de tekening Panorama Moskou die eveneens te zien was tijdens de tentoonstelling Woest en die in mijn “Aanzet tot een catalogue raisonné” de aanduiding WVG-0016 kreeg. De tekening was voor het eerst te zien in 1964 tijdens de tentoonstelling Willem van Genk’s fantastische werkelijkheid, bij Steendrukkerij De Jong & Co. in Hilversum, met als vraagprijs hfl. 10.000. Later dat jaar maakte zij deel uit van de tentoonstelling Van Genk’s phantastische Wirklichkeit bij Galerie Schmela in Düsseldorf, met als vraagprijs DM 5.000. Pieter Brattinga beweerde in 1973 dat hij het werk dat jaar had verkocht, maar hoogstwaarschijnlijk was dat al eerder gebeurd door Schmela. De koper was copywriter Werner Butter, die het werk in 2001 doorverkocht aan Nico van der Endt. Deze toonde het werk in 2002 in zijn galerie Hamer tijdens de expositie willem van genk en sieben wiemer glastra en verkocht het voor € 60.000 aan de Franse galeriehouder Ritsch-Fisch. Die verkocht het op zijn beurt rond 2010 aan Antoine de Galbert.

Panorama Moskou tijdens Woest

De trolleybus heeft als richtprijs € 30 000 / 40 000. Dit lijkt mij aan hoge kant, voor een bepaald niet vlekkeloze bus. Panorama Moskou heeft als richtprijs € 150 000 / 200 000, en dit lijkt me juist aan de lage kant. Er is niet heel veel vergelijkingsmateriaal (werken van Van Genk komen zelden ter veiling), dus de daadwerkelijke opbrengst gaat belangrijk zijn voor de komende jaren. Er komen veel klinkende namen uit de wereld van de Art Brut en de outsider art voorbij in de Parijse catalogus, waarbij slechts twee werken (van Henry Darger en Louis Souter) hoger zijn getaxeerd dan Panorama Moskou.

Panorama Moskou tijdens Willem van Genk’s fantastische werkelijkheid (1964)

***

Eind april 1939 verhuisde Willem van Genk naar het internaat Huize Alexander (“het Jongenshuis”) in het Gelderse Harreveld. Afgaande op twee vermeldingen in De Graafschapsbode verbleef hij daar ongeveer een jaar – het archief van het internaat zou bij een brand zijn vernietigd. Dat bleek niet het geval te zijn, op de website van het Erfgoedcentrum voor Nederlands Kloosterleven zag ik dat het archief van Harreveld werd en wordt beheerd door de Broeders van Amsterdam in Voorhout. Daar bleek men ook de persoonskaart van Willem van Genk te bezitten:

Persoonskaart Willem van Genk, Harreveld 1929

Archivaris Loes Hermans wist mij te vertellen dat “Huis No …” een interne nummering van het aantal plaatsen in het internaat was: ‘Het huis had ongeveer 200 plaatsen. Een nieuwkomer kreeg een opengevallen nummer. In het internaat waren acht afdelingen met verblijfszalen oplopend naar leeftijdsgroep. Afdeling C was voor de jongste jongens die naar school gingen. Daarna schoof je steeds een afdeling verder. In Afdeling E zaten jongens tot 19 jaar.’ De Sint Vincentius Vereniging, waaronder het internaat viel, had verspreid door het land Commissies van Kinderverpleging en Kinderbescherming opgericht. ‘Deze commissies namen de voogdij op zich van verwaarloosde jeugd. “Commissie Den Haag” betekent dat Willem van Genk door de Commissie Kinderbescherming uit Den Haag op Harreveld is geplaatst.’

De persoonskaart vermeldt dat Willem van Genk op 12 juli 1939 werd “afgehaald”. Loes Hermans: ‘Deze formulering ben ik op de andere kaarten niet tegengekomen en het is onduidelijk wat dit inhoudt. Op de kaart staat ook niet aangegeven dat hij tot juli 1940 is gebleven. Misschien is deze aanvulling later vergeten op de kaart te zetten. Heel jammer, want dan had er op de kaart bij Handwerk waarschijnlijk wel een vakrichting gestaan. Nu is dat nergens meer te achterhalen, omdat er geen verdere persoonlijke  gegevens in het archief zijn bewaard.’2 Er is derhalve ruimte voor twijfel, maar het meest waarschijnlijke is dat Willem van Genk niet een jaar maar slechts enkele maanden in Harreveld verbleef. Een week na zijn terugkeer verhuisde Jozef van Genk met zijn gezin naar Den Haag.

***

Nogmaals terug naar Düsseldorf. Een paar weken geleden schreef ik dat “Frau Schniewind”, die in 1964 bij galerie Schmela een werk van Van Genk had gekocht, in werkelijkheid Annelies von Ribbentrop was, de weduwe van nazikopstuk Joachim von Ribbentrop. Echter, Annelies von Ribbentrop had een zuster die wérkelijk “Frau Schniewind” heette en die een bekend kunstverzamelaar was. Deze Franziska of Fänn Schniewind (1898–1980) was de tweede vrouw van zijdefabrikant Willy Schniewind (1890-1978) die veel contacten had in de wereld van de moderne kunst en zelfs meerder malen werd afgebeeld, onder andere door Max Beckmann. ‘Die umfangreiche Kunstsammlung der Schniewinds umfasst Werke der Klassischen Moderne und abstrakten Nachkriegskunst u.a. von Ernst Ludwig Kirchner, Georges Braque, Oskar Schlemmer,  Günther Uecker und Gerhard Richter. Als eine der ersten deutschen Sammlungen kauften die Schniewinds in den 1960er Jahren Werke der US-amerikanischen Pop-Art.’3

Otto Dix, Doppelbildnis Schniewind | 1956 | olieverf op doek | 160 x 90 cm

Het ligt dus veel meer voor de hand dat het Fänn Schniewind was die bij Schmela een werk van Willem van Genk kocht, en niet Annelies von Ribbentrop. Toch spreekt Charlotte Zander in haar fax aan Nico van der Endt over ‘Ihre Tochter Ursula, die heute als Madame Painvin in Paris lebt’, wat zonder enige twijfel op Annelies en niet op Fänn betrekking heeft. Ook Van Genk zelf heeft het over ‘De weduwe van Von Ribbentrop’ die werk van hem heeft gekocht (‘afgetroggeld’). Wie de koper was bij Schmela, blijft daarmee onduidelijk.


NOTEN

  1. Zie de website van de veiling. ↩︎
  2. Loes Hermans aan Jack van der Weide, 3 april 2023. ↩︎
  3. Zie hier. ↩︎

Veiling (2)

Colonnade | 1967 | ets (5) | 32 x 24,5 cm

In april 2024 werd bij het Venduehuis der Notarissen in Den Haag een veiling gehouden met onder meer twee etsen van Willem van Genk. Ik schreef daar toen over: “Het kwam zelden voor dat werken van Willem van Genk op een veiling werden verkocht, de vorige keer kon ik mij niet herinneren. Ik lichtte enkele personen in, onder wie twee familieleden van Willem van Genk, diens voormalige galeriehouder Nico van der Endt, voorzitter Hans Looijen van de Stichting Willem van Genk en natuurlijk verzamelaar X, steun en toeverlaat bij mijn onderzoek naar Van Genk en net als ik geïnteresseerd in alle grote en kleine details over de Haagse kunstenaar.” Ik was derhalve stomverbaasd toen ik eind mei opnieuw een veiling met twee etsen van Willem van Genk zag aangekondigd, dit keer bij Zwiggelaar Auctions in Amsterdam.1

X en ik hadden bij de veiling uit 2024 achter het net gevist, dus we besloten het dit keer stil te houden. Daarbij was Nico van der Endt inmiddels overleden en was de situatie rond het bestuur van de Stichting Willem van Genk al maanden onduidelijk. De enig die iets te horen kreeg was de voormalige consigliere van Don Nico, tijdens een lunch in diens woonplaats Antwerpen. Achteraf liet hij weten dat Zwiggelaar, een veilinghuis dat gespecialiseerd is in boeken, tijdschriften, strips en curiosa, geen gebruik maakt van de website artprice.com en dat de etsen van Van Genk dus in ieder geval daar al niet te vinden waren. Een kleine opsteker. Een andere opsteker voor X was dat de ets die hij op het oog had, Silja Line #4/5 (WVG-0064), ook bij de veiling in 2024 was aangeboden. Dat gold niet voor de ets die ik zelf wilde hebben, Colonnade #3/5 (WVG-0065). Merkwaardig genoeg waren het dus de etsen met de kleinste oplage (van de vier etsen van Van Genk die in omloop waren) die zouden worden geveild: van elk bestonden slechts vijf exemplaren.

Waar kwamen de (niet ingelijste dus waarschijnlijk in een map bewaarde) etsen vandaan en hoe waren ze bij Zwiggelaar beland? De nummers boden geen uitkomst, ze ontbraken in het overzicht dat ik had van de mij bekende eigenaars. De woordvoerder van Zwiggelaar wist te melden dat de etsen afkomstig waren uit de verzameling van een overleden Amsterdamse collectioneur, wiens herenhuis vol had gehangen met kunst en wiens familie verwant was aan de schilder Reitsma. Veel werk was naar andere veilinghuizen gegaan, voor de verkoop van de grafiek was Zwiggelaar benaderd. De nummers kwamen niet voor in de administratie die Nico van der Endt van de door hem verhandelde etsen had bijgehouden, zij het dat hij niet altijd alle gegevens had genoteerd.

Website Zwiggelaar, kavel 1469

Op woensdag 18 juni was het deel van de veiling met de twee etsen aan de beurt. De veiling werd gehouden in de Burcht van Berlage aan de Henri Polaklaan in Amsterdam, waar eerder ook de kijkdagen waren geweest. Verzamelaar X en schrijver dezes waren beide om 19:00 uur aanwezig, om de sfeer te proeven en uiteraard in de hoop dat we dit keer wél de aangeboden etsen zouden verwerven. Er waren weinig fysieke bieders, de meeste geïnteresseerden hadden ervoor gekozen om de veiling online te volgen, via Invaluable.com of Drouot.com. Kavel 1468 (Colonnade) begon op €1.000 en ging uiteindelijk voor €1.200 weg. Kavel 1469 (Silja Line) begon eveneens op €1.000 en eindigde op €1.800.2 Uiteraard verlieten we het pand zeer tevreden, to put it mildly. Het rondedansje volgde pas buiten.


NOTEN

  1. Zie de website van Zwiggelaar, Auction 33: Session I – V. ↩︎
  2. Het volgrecht ( ‘Artworks by living artists and artists who died no longer than 70 years ago that are sold with a hammer price of 2500 euros or higher, will be charged with an extra 4% (‘Droit de Suite’, ‘Wet Volgrecht’, ‘Resale Right Law’) over the hammerprice and buyer’s premium.’) was dus niet van toepassing. ↩︎

Overzicht (3)

Berlin Bahnhof Friedrichstasse | ca. 1965 | gemengde techniek op hardboard | 17,5 x 25 cm | Collectie Joop Beljon, Strijen

100. Overzicht (2)

Over de teksten die tussen december 2020 en oktober 2021 op deze blog zijn verschenen.

101. Mededeling

Over een pauze van de auteur van deze blog.

102. Piazza Venezia

Over een verdwenen schilderij van Willem van Genk.

103. Ze rijden ook in Stockholm

Over een Zweedse trolleybus.

104. Marina

Over een stripverhaal en een Italiaans liedje.

105. Depot

Over opgeslagen assemblages van Willem van Genk.

106. Straatsburg

Over enkele tekeningen van Willem van Genk die plotseling opdoken (I).

107. Straatsburg (2)

Over enkele tekeningen van Willem van Genk die plotseling opdoken (II).

108. Aanzet tot een catalogue raisonné (13)

Over een poging tot het catalogiseren van het werk van Willem van Genk (deel XIII).

109. Aanzet tot een catalogue raisonné (14)

Over een poging tot het catalogiseren van het werk van Willem van Genk (deel XIV).

110. Aanzet tot een catalogue raisonné (15)

Over een poging tot het catalogiseren van het werk van Willem van Genk (deel XV).

111. Aanzet tot een catalogue raisonné (16)

Over een poging tot het catalogiseren van het werk van Willem van Genk (deel XVI).

Willemsplein, Arnhem (WVG-1031; detail)

112. Aanzet tot een catalogue raisonné (17)

Over een poging tot het catalogiseren van het werk van Willem van Genk (deel XVII).

113. Aanzet tot een catalogue raisonné (18)

Over een poging tot het catalogiseren van het werk van Willem van Genk (deel XVIII).

114. Aanzet tot een catalogue raisonné (19)

Over een poging tot het catalogiseren van het werk van Willem van Genk (deel XIX).

115. Aanzet tot een catalogue raisonné (20)

Over een poging tot het catalogiseren van het werk van Willem van Genk (deel XX).

116. Aanzet tot een catalogue raisonné (21)

Over een poging tot het catalogiseren van het werk van Willem van Genk (deel XXI).

117. Waarheidsfestival

Over het werk Waarheidsfestival.

118. Veiling

Over een veiling met enkele werken van Willem van Genk.

119. Procedamus

Over de reis van Willem van Genk naar Rome in het begin van de jaren zestig.

120. Biografie

Over de presentatie van de biografie van Willem van Genk (I).

121. Rechtszaak

Over enkele tekeningen van Willem van Genk die plotseling opdoken (III).

122. Biografie (2)

Over de presentatie van de biografie van Willem van Genk (II).

123. Tentoonstellingen

Over drie tentoonstellingen met/rond werk van Willem van Genk.

124. Work in Progress

Over twee onvoltooide werken van Willem van Genk.

125. Overzicht (3)

Over de teksten die tussen oktober 2021 en mei 2025 op deze blog zijn verschenen.

Veiling

Pagina 55 uit de catalogus The Lucassen Collection van het Venduehuis der Notarissen: de ets Tunnel Napels (1967) van Willem van Genk

Op 23 maart zag ik op internet dat het Venduehuis der Notarissen in Den Haag een veiling aankondigde met kunstwerken uit de collectie van kunstenaar (Reinier) Lucassen. Onder meer kwamen onder de hamer enkele ‘zeldzame etsen van de Nederlandse kunstenaar Willem van Genk’. Het kwam zelden voor dat werken van Willem van Genk op een veiling werden verkocht, de vorige keer kon ik mij niet herinneren. Ik lichtte enkele personen in, onder wie twee familieleden van Willem van Genk, diens voormalige galeriehouder Nico van der Endt, voorzitter Hans Looijen van de Stichting Willem van Genk en natuurlijk verzamelaar X, steun en toeverlaat bij mijn onderzoek naar Van Genk en net als ik geïnteresseerd in alle grote en kleine details over de Haagse kunstenaar.

De naam Lucassen was mij niet onbekend. In zijn boek Kroniek van een samenwerking schrijft Nico van der Endt bij het jaar 1981 (hij is dan nog geen vijf jaar de nieuwe galeriehouder van Willem van Genk): ‘De familie lijkt ontevreden met de tot dusverre behaalde verkoopresultaten. Als proef wordt buiten mijn weten het schilderij “de grote naïeven” bij een gerenommeerd veilinghuis geveild. […] Men vergeet een reserve af te spreken en het wordt verkocht voor fl. 200. De koper verkoopt het daarna snel door aan kunstenaar Reinier Lucassen voor fl. 800. In het jaar 2008 verkoopt Lucassen het werk aan mij en het schilderij is weer “thuis”. Willem zal niet blij zijn geweest met de veilingverkoop. In de eerder genoemde brief uit 1989 aan Dick Walda en mij, verwijst hij naar “de affaire Lucassen”. Misschien heeft Lucassen hem benaderd na verwerving van het schilderij.’1

Om welke etsen het bij de veiling ging, en hoeveel, was uit het berichtje niet op te maken. Wel was er de aankondiging dat op 8 april de veilingcatalogus zou worden gepubliceerd. X hoopte op de ets Silja Line, de enige van de vier ‘grote’ etsen die hij nog niet bezat. Zelf bezat ik juist Silja Line als enige en zou elke van de andere drie (Tunnel Napels, Minsk en Colonnade) welkom zijn. Er was nog een kleinere vijfde ets, Rondvaart, maar die moest waarschijnlijk als een probeersel van Van Genk worden beschouwd. Er was mij slechts één los exemplaar van bekend, in bezit van de Stichting Collectie De Stadshof.2

Ik had eerder over de etsen geschreven (hier), maar sindsdien had ik meer informatie tot mijn beschikking gekregen. Zo schreef ik over Tunnel Napels: ‘[De ets] toont de binnenzijde van de door gemotoriseerd verkeer verstikkend drukke Galleria (tunnel) della Vittoria in Napels. […] Hoewel Van Genk een aantal steden in Italië uit eigen waarneming kende, was hij waarschijnlijk nooit in Napels en moet hij de afgebeelde tunnel dus alleen van beschrijvingen en/of afbeeldingen hebben gekend.’ Dat laatste was niet waar, Van Genk kende de tunnel wel degelijk uit eigen waarneming. In 1964 schreef hij vanuit Italië op een ansichtkaart aan zijn stiefbroer Henk van der Wal: ‘Italië is een gezellig land wat men van de Sovjet Unie niet kan zeggen… Doch dit land is ook een land van uitbuiting en oplichterij. Och mijn pen schrijf slecht en daarom is ’t onmogelijk U iets in kort bestek over de reis te vertellen. Beste lezers ik ben ook in Pompei en Napels geweest stikkend heet.’3

De grote naïeven | ca. 1975 | gemengde techniek op board | 54 x 88.5 cm | coll. Nico van der Endt, Amsterdam

Al op 3 april stond de beloofde catalogus online. Er bleken twee etsen van Van Genk te worden geveild: Silja Line 5/5 (kavel 64) en Tunnel Napels 11/14 (kavel 65). X en ik kwamen dus beiden aan onze trekken. De etsen, ‘on wove paper’, hadden een richtprijs van 1.800 tot 2.200 euro. Maar hoe kwam Lucassen eraan? In het kader van mijn ‘Aanzet tot een catalogue raisonné’ had ik al eens de mij bekende afdrukken van de etsen in kaart gebracht (hier), maar de nummers van de etsen van Lucassen zaten daar niet bij. Nico van der Endt had laten weten dat hij in ieder geval de bron niet was. ‘Maar wie dan wel?’4 Inderdaad, waar kwamen de etsen vandaan?

Hoe dan ook zou X naar de zaalveiling gaan en hij bood aan ook namens mij te bieden. De collectie Lucassen die werd geveild, bevatte werk van Jean Brusselmans, Alexander Calder, James Ensor, Max Ernst, Anton Heyboer, Jannis Kounellis, Lucebert, A.R. Penck, Arnulf Rainer, Roger Raveel, Man Ray, Daniel Spoerri en vele anderen. Van Genk verkeerde in goed gezelschap.

Negen dagen later, op 12 april, verscheen in NRC Handelsblad een artikel over de veiling, door Arjen Ribbens. Ribbens had Lucassen geïnterviewd en tekende onder meer op: ‘Zijn oog voor kwaliteit heeft hem geholpen, zegt hij. Vaak kon hij voor een “paar centen” kunst kopen waar weinigen op dat moment iets in zagen. Gevraagd naar voorbeelden wijst hij in de veilingcatalogus op de etsen van Willem van Genk (lang geleden was hij op een veiling de enige bieder)’.5 ‘Lang geleden op een veiling’ – dat gaf niet echt uitkomst over de herkomst, de provenance van de etsen. Arjen Ribbens liet desgevraagd weten dat hij eveneens benieuwd was geweest naar die veiling. Lucassen had hem verteld de etsen gekocht te hebben bij veilinghuis Mak van Waay, samen met De grote naïeven. Ribbens had geprobeerd dit te checken in een database met veilingopbrengsten, maar die ging niet ver genoeg terug.6

Dit klopte niet met de versie van de gebeurtenissen die Nico van der Endt in zijn boek had gegeven, waarbij niet Lucassen zelf maar iemand anders De grote naïeven op een veiling had gekocht. Van der Endt bleef zeer stellig: ‘Ik kan dat verhaal niet verzonnen hebben, al was het maar vanwege de details: veiling fl. 200, aankoop van koper fl. 800, herinner ik mij heel goed.’7 Ik stuurde mails aan zowel Lucassen als het Venduehuis der Notarisssen, met de vraag naar de provenance van de etsen. Het antwoord van het veilinghuis leverde geen nieuwe informatie op: ‘De beide etsen zijn enkele decennia geleden door Lucassen bij veilinghuis Mak van Waay in Amsterdam gekocht. De exacte datum is niet te achterhalen, maar volgens Lucassen, “erg lang geleden”.’8

Ook Lucassen zelf antwoordde per ommegaande en hij gaf wél aanvullende informatie: ‘In antwoord op uw vraag laat ik u weten dat op een veiling bij Van Waay, Amsterdam, twee schilderijen werden aangeboden en twee etsen van Willem van Genk, mogelijk in 1974. Ik heb een schilderij en twee etsen gekocht. Als het archief van Mak van Waay nog beschikbaar is, zal dit makkelijk te achterhalen zijn.’9 Lucassen hield dus een slag om de arm bij het jaartal 1974 en dat was niet onterecht, aangezien De grote naïeven pas in 1975 of 1976 was gemaakt. Wel bleef hij volhouden dat hij zelf de koper op de veiling was geweest, hetgeen niet strookte met de herinnering van Nico van der Endt

Maar 1974 en 1981 lag wel erg ver uit elkaar. Daarbij had Lucassen het over twee schilderijen, waarvan hij er eentje zou hebben gekocht – waarom niet allebei, als hij toch ook de twee etsen had aangeschaft en de prijzen kennelijk niet erg hoog lagen? Verder was de vraag waarom de Haagse familie Van Genk (waarschijnlijk: zus Tiny en haar man Theo, de officieuze zaakwaarnemers van de kunstenaar) hadden gekozen voor een veilinghuis in Amsterdam. Verzamelaar X toog naar het RKD in Den Haag en vroeg jaargang 1981 van de catalogi van Mak van Waay op, maar vond geen veiling met werk van Van Genk.

Op woensdag 24 april was het zover en begon de veiling van ‘The Lucassen Collection Part 1’, om 20:00 uur bij Pulchri Studio aan de Lange Voorhout in Den Haag. Verzamelaar X was aanwezig, zelf volgde ik het gebeuren via mijn pc. Er was niet heel veel publiek maar er werd desalniettemin flink geboden, vooral per telefoon en online. Daarbij werden de richtprijzen regelmatig ver overschreden: een schilderij van Jan Roeland met een richtprijs van €2.000 – €3.000 bracht €14.000 op, een schilderij van Etienne Elias met een richtprijs van €5.000 – €8.000 kreeg als hamerprijs €17.000, een tekening van A.R. Penck met een richtprijs van €5.000 – €8.000 ging weg voor €13.000.

Screenshot vhlive.stream.bid/bidderinterface (24.4.2024.21:43)

De twee etsen kwamen iets na halftien aan de beurt, verzamelaar X belde mij kort daarvoor. Hij en ik hadden ons beiden voorgenomen om tot €4.000 te gaan, beiden gingen we daar op het moment suprême overheen, beiden visten we desalniettemin achter het net. Silja Line werd verkocht voor €6.000, Tunnel Napels voor €4.600. Koper was in beide gevallen een online bieder met het nummer 1200.


NOTEN

  1. Van der Endt, Kroniek van een samenwerking, 45. ↩︎
  2. Voor meer informatie over Rondvaart, zie hier. ↩︎
  3. Willem van Genk aan familie Van der Wal, 12 oktober 1964 (collectie Museum van de Geest, Haarlem). ↩︎
  4. E-mail Nico van der Endt aan de auteur, 26 maart 2024. ↩︎
  5. Arjen Ribbens, ‘”Bijzondere kunst herkennen is een talent”‘, in: NRC Handelsblad, 12 april 2024. ↩︎
  6. E-mail Arjen Ribbens aan de auteur, 14 april 2024. ↩︎
  7. E-mail Nico van der Endt aan de auteur, 14 april 2024. ↩︎
  8. E-mail Peter van Beveren aan de auteur, 15 april 2024. ↩︎
  9. E-mail Lucassen aan de auteur, 15 april 2024. ↩︎

Düsseldorf revisited

DNicolas-981010-van Genk-29A

Dick Walda, Nico van der Endt en Willem van Genk in Museum De Stadshof bij de opening van de tentoonstelling Willem van Genk: een getekende wereld, 10 oktober 1998. Foto: Daniël Nicolas

Let op: onderstaande tekst is in 2020 geschreven. Informatie kan deels verouderd zijn.

De kunstenaarscarrière van Willem van Genk kwam pas laat van de grond. In 1964 leek het er voor hem, na de frustrerende periode in de AVO-werkplaats, op 37-jarige leeftijd dan toch eindelijk van te gaan komen. De tentoonstelling bij Steendrukkerij De Jong & Co. had weliswaar geen verkoop van werk tot gevolg maar genereerde wel veel publiciteit, met onder meer een interview met Bibeb in Vrij Nederland en een televisiereportage in het actualiteitenprogramma Brandpunt. In de zomer van dat jaar was er de deelname aan de prestigieuze groepstentoonstelling Nieuwe Realisten in het Haags Gemeentemuseum, in het najaar de tweede solo-expositie bij de galerie van Alfred Schmela in Düsseldorf waar wél werk werd verkocht.

Daarna ging het zo’n tien jaar bergafwaarts, door een combinatie van factoren. Pieter Brattinga bleek niet de juiste persoon te zijn om de artistieke belangen van Van Genk te behartigen, maar werd desalniettemin lange tijd niet aan de kant geschoven. De familie van de kunstenaar wist niet op de juiste manier om te gaan (of wilde dat niet) met de zakelijke kant van het verhaal. Van Genk zelf was niet in staat om adequaat voor zichzelf op te komen en kon bovendien moeilijk afstand doen van zijn werk. De kleine succesjes die hij behaalde binnen het circuit van de naïeven en zondagsschilders, verkleinden tegelijkertijd – zeker in de late jaren zestig en vroege jaren zeventig – zijn kans op een carrière in de reguliere kunstwereld.

Pas met de contacten met Galerie De Ark in 1973 begon heel voorzichtig een kentering te komen. Het enthousiasme van Dick Heesen van De Ark ten spijt, leidde dit niet onmiddellijk tot een rigoureuze ommekeer en bleven verkopen nog steeds uit, maar er was in ieder geval een begin van een professionele benadering via een vaste galerie. Toen Van Genk in 1976 overstapte naar Galerie Hamer in Amsterdam, kwam hij eindelijk op de juiste plaats terecht. Nico van der Endt opereerde behoedzamer dan Brattinga of Heesen, kende het veld beter en had bovendien een klik met Van Genk. Met respect voor Van Genks reserves ten aanzien van de verkoop van zijn werk, wist Van der Endt toch langzaam enige naam voor zijn cliënt te creëren. Daarbij hielp het dat het begrip art brut in Nederland steeds meer ingang en acceptatie begon te vinden.

De internationale doorbraak kwam in 1986, met een solotentoonstelling bij de Collection de l’Art Brut (CAB) in Lausanne. Dit museum was al sinds 1979 in het werk van Van Genk geïnteresseerd en conservator Michel Thévoz deed in 1980 de eerste aankopen. Ten tijde van de tentoonstelling, die duurde van 10 juni tot 26 oktober, was de kunstenaar 59 jaar oud en al vrijwel gestopt met het maken van schilderijen en collages. In totaal zou de CAB elf werken van Van Genk verwerven, waaronder drie bus-assemblages. [1] In Nederland was in 1985 de Stichting Museum voor Naïeve Kunst opgericht, waarbij Van der Endt betrokken was als adviseur. Uiteindelijk zou dit onder meer leiden tot museum De Stadshof (“Museum voor Naïeve en Outsider Kunst”) in Zwolle, dat in het najaar van 1994 werd geopend en slechts iets meer dan zes jaar zou bestaan. De in 1995 hernoemde Stichting Collectie De Stadshof beheert nog steeds een collectie van wereldformaat met onder meer achttien werken (waaronder vier bus-assemblages) van Van Genk. [2]

Museum De Stadshof organiseerde in 1998 de overzichtstentoonstelling Willem van Genk: een getekende wereld, ter gelegenheid van de publicatie van een monografie over Van Genk. Kort voor de opening kreeg Van der Endt onenigheid met Ans van Berkum, hoofdauteur van de monografie en directeur van De Stadshof. Van Genk zelf was inmiddels, na drie opnames in een psychiatrische kliniek en twee herseninfarcten, niet meer tot werken in staat. Van der Endt:

Op 10 oktober wordt zijn tentoonstelling in De Stadshof geopend en zal tot 4 maart 1999 verlengd worden, en is daarna in het Museum Charlotte Zander en in de Collection de l’Art Brut te zien. Willem ondergaat de openingsprocedure zwijgend in zijn rolstoel, het lopen gaat hem sinds een paar maanden niet goed meer af. Na afloop breng ik hem en zijn zuster naar Den Haag. [3]

In juli 2000 werd de Stichting Willem van Genk opgericht om het werk dat nog in bezit was van de kunstenaar voor verdere verspreiding te behoeden. Voorzitter werd Ans van Berkum, secretaris Nico van der Endt, penningmeester een vriendin van Tiny van den Heuvel-van Genk, de zeer religieuze An Remmerswaal. Die laatste had een jaar eerder het curatorschap over Van Genk van de inmiddels 85-jarige Tiny overgenomen. Een van haar eerste plannen was om opbrengst van de verkopen ten goede te laten komen aan de bouw van een nieuwe katholieke kerk – tot verontwaardiging van Van der Endt en Dick Walda. [4]

In april trok Van der Endt zich terug uit de nieuw opgerichte stichting en ging hij, met informatie die hem was verstrekt door Charlotte Zander, naar Duitsland om de in de jaren zestig door Schmela verkochte werken op te sporen. Met succes:

Bij een verzamelaar in Düsseldorf bevinden zich twee tekeningen, een Panorama Moskou […] en een vroeg gezicht op het centraal station van Amsterdam […]. Een jaar later verwerf ik beide tekeningen, de grootste laat ik in Amsterdam restaureren. Een kleine tekening die ik bij een andere verzamelaar kon bezichtigen was niet te koop. [5]

Schmela had tien werken verkocht, waarvan er nu vier getraceerd waren – Metrostation Opéra was in 1966 terechtgekomen bij het Stedelijk Museum in Amsterdam. Van de zes overige werken was in vijf gevallen een afbeelding bekend.

Brandpunt 03c

Still uit de Brandpunt-reportage over Van Genk’s fantastische werkelijkheid – catalogusnummers 10 (Leipzig), 11 (Leipzig), 12 (Mockba), 13 (Antwerpen) en 14 (Amsterdam)

De tekening van het centraal station verkeerde in slechte staat. Het betrof nummer 14 uit de Hilversumse catalogus, Amsterdam. In een brief aan Pieter Brattinga liet Schmela weten dat de koper in kwestie aanvankelijk ‘die Arbeit “Russischer Panzer”’ op het oog had (i.e. catalogusnummer 18, “Mockba”) maar uiteindelijk toch koos voor ‘das Bild “Amsterdam (Reichmuseum)”’. Schmela zag dus het centraal station van Amsterdam voor het Rijksmuseum aan – beide gebouwen zijn van de hand van architect Pierre Cuypers. [6] De kleine tekening die niet te koop was (maar wel mocht worden gefotografeerd) was waarschijnlijk nummer 22, Mockba. De afbeelding toont een stoomtrein die een station binnenrijdt – in een brief aan Pieter Brattinga duidt Schmela het werk aan als ‘die “Russische Lokomotive”’. [7]

Düsseldorf 001

Mockba (Russische locomotief) | ca. 1955 | gemengde techniek op papier | ca. 60 x 80 cm | privé-collectie, Düsseldorf | Foto: Nico van der Endt

Panorama Moskou (ca. 1955), nummer 16 uit de Hilversumse catalogus, was de belangrijkste Duitse vondst van Van der Endt. Toen hij het werk aan Van Genk liet zien die het veertig jaar had moeten missen, leek deze niet meer geïnteresseerd te zijn. Galerie Hamer toonde de tekening als topstuk van de duo-tentoonstelling Willlem van Genk en Siebe Wiemer Glastra, van 28 september tot 2 november 2002. Van der Endt vroeg 60.000 euro voor het werk en verkocht het al snel aan de Franse verzamelaar Antoine Ritsch-Fisch. Het belandde daarna in de collectie van La Maison Rouge van Antoine de Galbert.


NOTEN

[1] Een overzicht van de geschiedenis van het werk van Van Genk bij het CAB geeft Sarah Lombardi in het artikel “Willem van Genk en de Collection de l’Art Brut: een verhaal van ontmoetingen”, in: Hans Looijen e.a., Willem van Genk – Woest (Tielt 2019), pp. 29-31.

[2] Voor een geschiedenis van de stichting en het museum, zie: Liesbeth Reith, “De Stadshof Collection, an Art Collection’s History”, in: Frans Smolders e.a., Solitary Creations. 51 Artists out of De Stadshof Collection (Eindhoven 2014), pp. 19-31.

[3] Van der Endt, Kroniek van een samenwerking, p. 115.

[4] Cf. ibid., p. 117.

[5] Ibid., p. 125.

[6] Brief van Alfred Schmela aan Pieter Brattinga, 15 oktober 1964 (archief Pieter Brattinga, Wim Crouwel Instituut).

[7] Brief van Alfred Schmela aan Pieter Brattinga, 2 december 1964 (archief Pieter Brattinga, Wim Crouwel Instituut). Doordat negen werken in de Hilversumse catalogus de titel Mockba hadden, is het soms moeilijk ze van elkaar te onderscheiden.

Nico van der Endt

1997 WvG - NvdE (1024x688)

Willem van Genk en Nico van der Endt, 1997

Let op: onderstaande tekst is in 2020 geschreven. Informatie kan deels verouderd zijn.

Toen Pieter Brattinga begin 1973 aan zijn advocaat moest uitleggen hoe het met zijn promotiewerkzaamheden voor Van Genk zat, gaf hij aan recentelijk niet helemaal stilgezeten te hebben: ‘Ik kan U verzekeren dat gedurende de jaren na mijn terugkeer uit de Verenigde Staten er een zeer groot aantal handelaren en particulieren, speciaal uit Duitsland bij mij zijn geweest. Hiervan heb ik natuurlijk geen schriftelijke bewijzen. Men vraagt nu eenmaal niet om een bewijsje van bezoek als iemand iets komt bekijken om eventueel te kopen.’ [1] Of het om ‘een zeer groot aantal’ belangstellenden ging valt te betwijfelen, maar een paar dagen eerder had Brattinga net bezoek gehad van George C.P. Mulder van de Amsterdamse galerie Hamer, die naar het werk van Van Genk was komen kijken. Mulder had Brattinga kort hierna een briefje gestuurd, dat laatstgenoemde dan ook zorgvuldig bewaarde voor zijn juridische dossier:

Het werk van Willem van Genk, dat ik bij u gezien heb, vind ik erg leuk, en het lijkt mij een goede gedachte dit werk via een tentoonstelling in onze galerie meer bekendheid te geven. Daar u weet dat onze onderneming een commerciële is, zult u moeten begrijpen dat ik geschrokken ben van de zeer hoge prijzen. Ik ben er zeker van dat deze hoge prijzen eventuele verkopen zeer nadelig zullen beïnvloeden, zo niet onmogelijk maken. Het zou toch zeer spijtig zijn wanneer bovenstaande reden het gevolg zou hebben het werk van Willem van Genk voor een breder publiek te onthouden. Ik zou u daarom willen vragen de prijzen te herzien, zodat zij reëel zullen worden. Ik hoop dat u mij over deze kwestie spoedig iets zult kunnen mee delen. [2]

Het briefje speelde Brattinga volledig in de kaart: niet alleen had hij nu schriftelijk bewijs van belangstelling van een galerie, Mulder schreef ook nog eens expliciet dat de hoge prijzen van het werk eventuele verkopen in de weg zouden zitten.

Het verdere verloop van de juridische schermutselingen tussen Brattinga en (de familie) Van Genk was zodanig dat eerstgenoemde aan Mulder – die volgens Brattinga sprak namens ‘een galerie die gespecialiseerd is in deze zaken’ [3] – in maart om uitstel moest vragen: ‘Graag zou ik je willen verzoeken om nog even geduld te hebben en misschien een andere tentoonstellingsdatum vast te stellen voor de Van Genk’s.’ [4] Die tentoonstelling kwam er niet meer, ook omdat Van Genk korte tijd later onderdak vond bij galerie De Ark in Boxtel.

Dat Mulder sprak namens galerie Hamer, was niet helemaal waar. Eigenaar van Hamer sinds 1969 was Nico van der Endt, een voormalige reisleider die de galerie had overgenomen van zijn vriend en kunstenaar Vincent Groot. De naam van diens galerie was “Atelier d’Art”, maar Van der Endt vond dat ‘een veel te lastige en pretentieuze naam en ik besloot dus een andere naam te verzinnen.’ [5] Mulder kwam in de begintijd af en toe langs met een idee en werd op die manier allengs belangrijker. Na ongeveer een jaar ging hij officieel de gelederen versterken, maar de samenwerking liep uiteindelijk spaak omdat hij te vaak op eigen houtje zaken dacht te kunnen regelen, terwijl Van der Endt de legale basis van de galerie was. [6] Ook het contact met Brattinga verliep geheel buiten medeweten van zijn zakenpartner.

Van der Endt zelf maakte kennis met het werk van Van Genk tijdens een tentoonstelling over zondagsschilders in Hapert in de zomer van 1974: ‘Daar hing een klein tekeningetje van een zekere Willem van Genk. Het was gewoon een shock. Een voltreffer. Het was zo’n intense tekening dat ik er niet van kon slapen. Ik moest weten wie dat was. Via Galerie De Ark in Boxtel die zijn werk voerde, ben ik in 1975 in contact gekomen met Van Genk.’ [7] Begin 1976 organiseerde hij in zijn galerie de tentoonstelling Para-Naïeven, tussen waan en zin, met kunstenaars uit het tussengebied tussen naïeve kunst en art brut. Ook Van Genk, die nog verbonden was aan De Ark, nam deel. Van hem werd de tekening Amsterdam Prins Hendrikkade verkocht, nummer 5 uit de catalogus bij de expositie in Hilversum in 1964. [8]

Amsterdam Prins Hendrikkade (1024x775)

Amsterdam Prins Hendrikkade | ca. 1955 | gemengde techniek op papier | 53 x 65 cm | coll. K. Kuperus, Naarden

Hamer was gespecialiseerd in naïeve (en aanverwante) kunst en Dick Heesen nodige Van der Endt daarom in de zomer van 1976 uit om de grote overzichtstentoonstelling van Van Genk te openen. Van der Endt schreef ook een korte tekst voor de catalogus bij de tentoonstelling, de eerste van vele publicaties van zijn hand over Van Genk die nog zouden volgen. Uit de tekst kwam naar voren dat hij de moeite had genomen om naar de kunstenaar te luisteren: de feiten klopten, de uitspraken van Van Genk zelf werden herkenbaar weergegeven, de interpretaties sneden hout. [9] Het was al met al geen verrassing dat Heesen en de familie hem vroegen de zakelijke vertegenwoordiging van Van Genk over te nemen. [10] Naar zou blijken was de kunstenaar daarmee na Brattinga en Heesen eindelijk terechtgekomen bij iemand die niet alleen meer voeling met hem had, maar die zijn werk ook tegelijkertijd voorzichtiger en gerichter aan de man wist te brengen.


NOTEN

[1] Brief van Pieter Brattinga aan F.W. Grosheide, 8 maart 1973 (archief Pieter Brattinga, Wim Crouwel Instituut).

[2] Brief van George C.P. Mulder aan Pieter Brattinga, 8 februari 1973 (archief Pieter Brattinga, Wim Crouwel Instituut). Brattinga voegde in balpen in de linker bovenhoek van de brief toe OPB[onleesbaar] Van Genk.

[3] Brief van Pieter Brattinga aan F.W. Grosheide, 8 maart 1973 (archief Pieter Brattinga, Wim Crouwel Instituut).

[4] Brief van George C.P. Mulder aan Pieter Brattinga, 19 maart 1973 (archief Pieter Brattinga, Wim Crouwel Instituut).

[5] Frits Gronert, “Fascinerende ontmoetingen; Nico van der Endt”, in: Out of Art 7 (2012), nr. 1, pp. 19-23 (aldaar p. 19).

[6] E-mails van Nico van der Endt aan Jack van der Weide, 26 juli 2018 en 6 januari 2019.

[7] Frits Gronert, “Fascinerende ontmoetingen”, p. 22.

[8] Van der Endt, Kroniek van een samenwerking, p. 37. Volgens een lijst die Heessen later aan Van der Endt gaf, ging het om een prijs tussen fl. 2.500 en fl. 3.500.

[9] Nico van der Endt, ‘WILLEM VAN GENK (1927)’, in: tent. cat. Willem van Genk, p. 6.

[10] Van der Endt, Kroniek van een samenwerking, p. 37.

Zelfportret in De Ark

Zelfportret in De Ark (1024x692)

Zelfportret in De Ark | ca. 1974 | gemengde techniek op hardboard | 92 x 62 cm | The Museum of Everything, Londen

Let op: onderstaande tekst is in 2020 geschreven. Informatie kan deels verouderd zijn.

Al tijdens de juridische schermutselingen met Brattinga, in de eerste helft van 1973, was Van Genk in contact gekomen met een galerie die wel mogelijkheden in hem zag. Het gaf zijn advocaat Schutte een extra argument in handen om de tekeningen van Van Genk die Brattinga nog beheerde, terug te eisen: de galerie wilde het werk van haar nieuwe cliënt exclusief gaan verkopen. Het ging om de jonge Galerie De Ark in Boxtel van ondernemer en kunstliefhebber Dick Heesen. Het contact was gelegd door Pieter van der Linden, die een relatie had met de oudste dochter van Van Genks zuster Nora. Van der Linden reed wekelijks enkele malen op en neer tussen Eindhoven en Den Haag en passeerde dan Boxtel. Voor Van Genk kan de achternaam van zijn nieuwe galeriehouder vertrouwd hebben geklonken – ook de tweede echtgenote van zijn vader heette Heesen. [1]

Heesen had grote plannen met zijn galerie. Enkele dagen na de opening op 7 april 1973, door burgemeester Paul Pesch van Boxtel, besteedde de Volkskrant aandacht aan De Ark, ‘een onderneming […] van een respectabel formaat, in Nederland niet eerder vertoond’:

In Boxtel is een galerie geopend die ongewoon grote pretenties heeft. Een voormalig parochiehuis, dat niet zo goed meer wilde functioneren als schouwburg, is door de zakenman Dick Heesen opgekocht en hij heeft er een tweevoudige bestemming aan gegeven: het oude voorwerk is in gebruik genomen als kantoorruimte voor een handelsonderneming, de oorspronkelijke schouwburgzaal is omgebouwd tot een galerie voor beeldende kunst. Zeg maar museum: de allure van de zaal is, ten gevolge van de omvang, eerder die van een museum dan van een galerie. […] Door zijn centrale ligging tussen Den Bosch, Tilburg en Eindhoven zou de Boxtelse Ark een belangrijke functie kunnen gaan vervullen in het cultuurpatroon van dit gebied. Het ziet er naar uit, dat daarop zowel zakelijk als artistiek wordt gemikt. Artistiek wordt een non-conformistische koers gezocht. [2]

Van Genk zou wel eens bij die non-conformistische koers kunnen passen, meende Heesen. Van 21 december 1973 tot 27 januari 1974 was in De Ark een dubbeltentoonstelling te zien van werk van Van Genk, gecombineerd met Afrikaanse kunst van de Amsterdamse galerie Anuschka. [3]

De dubbeltentoonstelling trok veel aandacht, meer dan De Ark tot dan toe had gekregen. Niet alleen verschenen er artikelen in onder meer de Volkskrant en Het Vrije Volk, ook zond het NOS-programma Uit de kunst op 11 januari 1974 een reportage over de galerie uit. Het leek daarbij vooral Van Genk te zijn die alle belangstelling genereerde. Sinds 1964 was nauwelijks meer iets van hem vernomen, maar: ‘Dick Heesen van de Boxtelse galerie De Ark heeft Van Genk om zo te zeggen opnieuw ontdekt. Ook hij is heilig overtuigd van Van Genks ongewone kunstenaarschap en hij heeft na tien jaar werkelijk en stralende tentoonstelling van het werk gemaakt.’ [4]

Uit de kunst 102

Still uit Uit de kunst, 11 januari 1974 – Dick Heesen wordt geïnterviewd in galerie De Ark; links achter hem (van boven naar beneden) Collage 2000 Beljon Inc., Paranasky Culture, Mr. Petrov, Kollage van de Haat

In de ruim zes minuten durende reportage van Uit de kunst mocht Heesen eerst iets vertellen over zijn galerie, terwijl de camera langs de werken van Van Genk en de etnografica van Anuschka gleed. Tentoongesteld waren enkele oudere stadsgezichten, collages op papier, etsen en de meeste werken van het lijstje dat Addy Persoon-Van Genk in februari 1972 aan Pieter Brattinga had gestuurd. Collage 2000 Beljon Inc. was te zien naast de verwante drieluiken Kollage van de Haat, Mr. Petrov en Paranasky Culture. In de tweede helft van de reportage was de aandacht exclusief voor Van Genk. Heesen was te horen als voice-over:

Willem van Genk is in 1936 geboren, hij woont in Den Haag, alleen, op een flat, met een hondje. ’t Is een man die vrij moeilijk z’n communicatie met z’n medemens gaande houdt, omdat … ja, waarom, is moeilijk te zeggen eigenlijk maar hij, hij communiceert gewoon moeilijk en heeft daarvoor zijn werk nodig om datgene wat op ‘m afkomt, de indrukken die-ie krijgt, wat-ie persoonlijk ondergaat, wat-ie ook aan wereldgebeuren zelf ervaart, om dat weer kwijt te raken, dat doet-ie eigenlijk helemaal via z’n werk …

Iedere vierkante centimeter van zijn doeken is volgekrabbeld met details die bovendien dan nog altijd ter zake doen. Puur fantasie is het geloof ik geen van allen, hij is d’r overal geweest, ófwel hij heeft er zoveel over gelezen en zoveel platen en opnamen over gezien dat-ie het zich zeer levendig kan voorstellen

Ook Van Genk zelf kwam nog enkele seconden in beeld, opduikend tussen de camera en Collage 70 Ruimtevaart.

Uit de kunst 104

Still uit Uit de kunst, 11 januari 1974 – Willem van Genk duikt op voor Collage 70 Ruimtevaart

Van Genk verwerkte zijn eerste ervaringen bij De Ark, met name de dubbeltentoonstelling met de etnografica van Anuschka, in Zelfportret in De Ark (ca. 1974). In het verlengde van de vier drieluiken uit de periode 1971-1972 is er opnieuw sprake van een centrale afbeelding met links en rechts ervan kleinere voorstellingen, plus een roodgele rand aan de onder- en bovenkant. De rand loopt nu echter door over de hele breedte van het werk en de golvende lijnen en punten zijn vervangen door teksten in verschillende talen en lettertypes. De centrale afbeelding is een zelfportret van de kunstenaar, met naast en zelfs gedeeltelijk over zijn gezicht enkele zwarte balken waarin teksten in witte letters: ART of PICASSO and ANUSCHKA / AFRICAN ART IN THE ARK ’73 / BOXTEL (NBr) / UIT DE KUNST NOS TV ’74 / DADAÏSM INFO. [5]

De centrale afbeelding kent nog meer teksten, zoals Dick Heesen (onder BOXTEL (NBr)); rechts onder Gevaert Photo ANVERS als fictieve signatuur van het zelfportret; en links boven “ARTISTIEKE” HOMOPHIEL IN DE ARK. Van Genk probeerde in de jaren zeventig en tachtig enige tijd aansluiting te vinden bij de homobeweging, wat terug te vinden is in sommige van zijn werken uit die tijd. Nico van der Endt, naar aanleiding van deze ‘inscriptie’: ‘“Dus je bent homofiel”, vroeg ik Willem eens. “Nee, nee, dat was een vergissing”.’ [6] Naast AFRICAN ART IN THE ARK ’73 staat ARMAND VANDERLICK, een Belgische kunstenaar die in het najaar van 1973 een tentoonstelling had in De Ark.

Een van de zaken die opvallen in Zelfportret in De Ark is de aanwezigheid van Poolse elementen, met Poolse teksten in de rood/gele balken en verwijzingen als WARSZAWA en THE BATTLE [of] WARSAW in de afbeeldingen. Naast Van Genks fascinatie met Oostblokstaten kan dit te maken hebben met het feit dat De Ark in 1973 zeer regelmatig werk van Poolse grafici exposeerde. Ook Antwerpen keert, als ANVERS, diverse malen in het zelfportret terug, maar hier gaat het om een locatie die al vanaf de vroegste tekeningen een rol speelt in het werk van Van Genk. Dat De Ark ook tentoonstellingen wijdde aan Belgische kunstenaars als Vanderlick, Jan Cobbaert en Camille D’Havé, lijkt hier niet meteen mee in verband te staan. Hoe dan ook had Van Gent in Boxtel artistiek weer onderdak gevonden.


NOTEN

[1] Mededelingen over de eerste contacten met Galerie De Ark afkomstig van Ans van Berkum. Dick Heesen en Van Genks stiefmoeder Maria Heesen waren voor zover valt na te gaan geen familie.

[2] Lambert Tegenbosch, “De Ark”, in: de Volkskrant, 14 april 1973.

[3] Een advertentie in De Tijd van 1 februari 1973 suggereert dat de tentoonstelling later nog werd verlengd tot 4 februari.

[4] Lambert Tegenbosch, “W. van Genk”, in: de Volkskrant, 28 december 1973.

[5] Tegelijk met het werk van Van Genk en de etnografica van Anuschka waren in De Ark ook litho’s van Picasso te zien. Waar DADAÏSM INFO naar verwijst is mij niet duidelijk.

[6] Van der Endt, Kroniek van een samenwerking, p. 105.