
Willem van Genk en Nico van der Endt, 1997
Toen Pieter Brattinga begin 1973 aan zijn advocaat moest uitleggen hoe het met zijn promotiewerkzaamheden voor Van Genk zat, gaf hij aan recentelijk niet helemaal stilgezeten te hebben: ‘Ik kan U verzekeren dat gedurende de jaren na mijn terugkeer uit de Verenigde Staten er een zeer groot aantal handelaren en particulieren, speciaal uit Duitsland bij mij zijn geweest. Hiervan heb ik natuurlijk geen schriftelijke bewijzen. Men vraagt nu eenmaal niet om een bewijsje van bezoek als iemand iets komt bekijken om eventueel te kopen.’ [1] Of het om ‘een zeer groot aantal’ belangstellenden ging valt te betwijfelen, maar een paar dagen eerder had Brattinga net bezoek gehad van George C.P. Mulder van de Amsterdamse galerie Hamer, die naar het werk van Van Genk was komen kijken. Mulder had Brattinga kort hierna een briefje gestuurd, dat laatstgenoemde dan ook zorgvuldig bewaarde voor zijn juridische dossier:
Het werk van Willem van Genk, dat ik bij u gezien heb, vind ik erg leuk, en het lijkt mij een goede gedachte dit werk via een tentoonstelling in onze galerie meer bekendheid te geven. Daar u weet dat onze onderneming een commerciële is, zult u moeten begrijpen dat ik geschrokken ben van de zeer hoge prijzen. Ik ben er zeker van dat deze hoge prijzen eventuele verkopen zeer nadelig zullen beïnvloeden, zo niet onmogelijk maken. Het zou toch zeer spijtig zijn wanneer bovenstaande reden het gevolg zou hebben het werk van Willem van Genk voor een breder publiek te onthouden. Ik zou u daarom willen vragen de prijzen te herzien, zodat zij reëel zullen worden. Ik hoop dat u mij over deze kwestie spoedig iets zult kunnen mee delen. [2]
Het briefje speelde Brattinga volledig in de kaart: niet alleen had hij nu schriftelijk bewijs van belangstelling van een galerie, Mulder schreef ook nog eens expliciet dat de hoge prijzen van het werk eventuele verkopen in de weg zouden zitten.
Het verdere verloop van de juridische schermutselingen tussen Brattinga en (de familie) Van Genk was zodanig dat eerstgenoemde aan Mulder – die volgens Brattinga sprak namens ‘een galerie die gespecialiseerd is in deze zaken’ [3] – in maart om uitstel moest vragen: ‘Graag zou ik je willen verzoeken om nog even geduld te hebben en misschien een andere tentoonstellingsdatum vast te stellen voor de Van Genk’s.’ [4] Die tentoonstelling kwam er niet meer, ook omdat Van Genk korte tijd later onderdak vond bij galerie De Ark in Boxtel.
Dat Mulder sprak namens galerie Hamer, was niet helemaal waar. Eigenaar van Hamer sinds 1969 was Nico van der Endt, een voormalige reisleider die de galerie had overgenomen van zijn vriend en kunstenaar Vincent Groot. De naam van diens galerie was “Atelier d’Art”, maar Van der Endt vond dat ‘een veel te lastige en pretentieuze naam en ik besloot dus een andere naam te verzinnen.’ [5] Mulder kwam in de begintijd af en toe langs met een idee en werd op die manier allengs belangrijker. Na ongeveer een jaar ging hij officieel de gelederen versterken, maar de samenwerking liep uiteindelijk spaak omdat hij te vaak op eigen houtje zaken dacht te kunnen regelen, terwijl Van der Endt de legale basis van de galerie was. [6] Ook het contact met Brattinga verliep geheel buiten medeweten van zijn zakenpartner.
Van der Endt zelf maakte kennis met het werk van Van Genk tijdens een tentoonstelling over zondagsschilders in Hapert in de zomer van 1974: ‘Daar hing een klein tekeningetje van een zekere Willem van Genk. Het was gewoon een shock. Een voltreffer. Het was zo’n intense tekening dat ik er niet van kon slapen. Ik moest weten wie dat was. Via Galerie De Ark in Boxtel die zijn werk voerde, ben ik in 1975 in contact gekomen met Van Genk.’ [7] Begin 1976 organiseerde hij in zijn galerie de tentoonstelling Para-Naïeven, tussen waan en zin, met kunstenaars uit het tussengebied tussen naïeve kunst en art brut. Ook Van Genk, die nog verbonden was aan De Ark, nam deel. Van hem werd de tekening Amsterdam Prins Hendrikkade verkocht, nummer 5 uit de catalogus bij de expositie in Hilversum in 1964. [8]

Amsterdam Prins Hendrikkade | ca. 1955 | gemengde techniek op papier | 53 x 65 cm | coll. K. Kuperus, Naarden
Hamer was gespecialiseerd in naïeve (en aanverwante) kunst en Dick Heesen nodige Van der Endt daarom in de zomer van 1976 uit om de grote overzichtstentoonstelling van Van Genk te openen. Van der Endt schreef ook een korte tekst voor de catalogus bij de tentoonstelling, de eerste van vele publicaties van zijn hand over Van Genk die nog zouden volgen. Uit de tekst kwam naar voren dat hij de moeite had genomen om naar de kunstenaar te luisteren: de feiten klopten, de uitspraken van Van Genk zelf werden herkenbaar weergegeven, de interpretaties sneden hout. [9] Het was al met al geen verrassing dat Heesen en de familie hem vroegen de zakelijke vertegenwoordiging van Van Genk over te nemen. [10] Naar zou blijken was de kunstenaar daarmee na Brattinga en Heesen eindelijk terechtgekomen bij iemand die niet alleen meer voeling met hem had, maar die zijn werk ook tegelijkertijd voorzichtiger en gerichter aan de man wist te brengen.
NOTEN
[1] Brief van Pieter Brattinga aan F.W. Grosheide, 8 maart 1973 (archief Pieter Brattinga, Wim Crouwel Instituut).
[2] Brief van George C.P. Mulder aan Pieter Brattinga, 8 februari 1973 (archief Pieter Brattinga, Wim Crouwel Instituut). Brattinga voegde in balpen in de linker bovenhoek van de brief toe OPB[onleesbaar] Van Genk.
[3] Brief van Pieter Brattinga aan F.W. Grosheide, 8 maart 1973 (archief Pieter Brattinga, Wim Crouwel Instituut).
[4] Brief van George C.P. Mulder aan Pieter Brattinga, 19 maart 1973 (archief Pieter Brattinga, Wim Crouwel Instituut).
[5] Frits Gronert, “Fascinerende ontmoetingen; Nico van der Endt”, in: Out of Art 7 (2012), nr. 1, pp. 19-23 (aldaar p. 19).
[6] E-mails van Nico van der Endt aan Jack van der Weide, 26 juli 2018 en 6 januari 2019.
[7] Frits Gronert, “Fascinerende ontmoetingen”, p. 22.
[8] Van der Endt, Kroniek van een samenwerking, p. 37. Volgens een lijst die Heessen later aan Van der Endt gaf, ging het om een prijs tussen fl. 2.500 en fl. 3.500.
[9] Nico van der Endt, ‘WILLEM VAN GENK (1927)’, in: tent. cat. Willem van Genk, p. 6.
[10] Van der Endt, Kroniek van een samenwerking, p. 37.
Pingback: Overzicht | Het wereldwijde web van Willem van Genk
Pingback: Aanzet tot een catalogue raisonné | Het wereldwijde web van Willem van Genk