
Vesuvius (achterkant) | ca. 1965 | gemengde techniek op hardboard | 61 x 61 cm | Collectie Stichting Willem van Genk, Haarlem
Het werk van Willem van Genk wordt vaak geassocieerd met stripverhalen, met name als het gaat om de schilderijen die hij vanaf het einde van de jaren zestig ging maken. Het is daarom ook niet voor niets dat een sterk door strips beïnvloede kunstenaar als Ron Roboxo veel affiniteit voelt met het werk van Van Genk. De felle kleuren, drukke afbeeldingen en karikaturale personages zijn belangrijke factoren, waarbij Van Genk zich bovendien af en toe bedient van tekstballonnen. Voorbeelden hiervan zijn te vinden op onder meer Collage 2000 Beljon Inc., Mr. Petrov en Kapsalon. In dat laatste werk verbeeldde Van Genk zijn angsten, associaties en ervaringen in achtentwintig afbeeldingen, keurig gerangschikt in een stripachtig raster.
Centraal in Kapsalon staat een sequentie van vier grotere plaatjes die samen een korte episode in een kapperszaak verbeelden: het haar van een vrouw wordt gewassen door een kapster (met lang bruin haar en een bril), een tweede vrouw komt binnen, een tweede kapster (met lang blond haar) doet een gordijn dicht en begint het haar van de tweede klant te wassen. Links naast het onderste plaatje zijn de afbeeldingen grimmiger en persoonlijker. We zien een vrouw die naar binnen loopt bij een kapsalon, met in tekstballon de woorden Ik wou mijn haar laten wassen! Een man in een blauwe jas kijkt toe. Achter hem staat een tweede man die zegt Ik sla je hersens in als je aan je pik tr, een derde man roept Zwakzinnig fasist! Op het plaatje ernaast loopt de man in de blauwe jas door een winkelstraat achter een vrouw met lang haar, met boven hem de woorden DE KOGEL VUILE SCHUIMER.

Detail Kapsalon (ca. 1985)
Een werk dat niet meteen in verband zal worden gebracht met strips is Vesuvius, dat binnen het oeuvre van Willem van Genk tamelijk atypisch is: er lijkt geen sprake te zijn van gebouwen, vervoersmiddelen of reclame. Vesuvius behoort tot een reeks werken die Van Genk in de jaren zestig maakte, waarbij hij zich liet inspireren door zijn reizen naar Italië in dat decennium. Andere werken in die reeks zijn de schilderijen Reiseland Italien (aanvankelijk St. Pieter), Roma Termini, Colonnade Sint-Pieter, Piazza Venezia, Engelenburcht, Assisi en Ravenna; en de etsen Tunnel Napels en Colonnade.
Van Genk was ook in werkelijkheid wel degelijk bij de vulkaan Vesuvius geweest. In oktober 1964, tijdens zijn tweede reis naar Italië, stuurde hij een ansichtkaart vanuit Florence aan zijn stiefbroer Henk van der Wal, de zoon van de derde echtgenote van zijn vader. Daarop schreef hij onder meer: ‘Beste lezers ik ben ook in Pompei en Napels geweest stikkend heet’. In Napels maakte de Galleria della Vittoria, een drukke verkeerstunnel, een grote indruk op hem – Van Genk was doodsbang voor tunnels.1 De Galeria vormde de inspiratie voor de ets Tunnel Napels.
Eerder schreef ik al dat een aantal werken van Willem van Genk een rijk bewerkte achterkant kent, met knipsels, tekeningen en teksten die in verband lijken te staan met de voorstelling op de voorkant. Het gaat daarbij om werken op karton of hardboard uit de periode 1964-1969, van Metrostation Moskou en Smolny Kathedraal (beide op karton) tot Great Railroads of the World. Ook eerder en later bracht Van Genk nog knipsels en vooral teksten op de achterkant van zijn werken aan, maar niet meer zo uitgebreid als in de genoemde periode.
Een van de werken met een dergelijke beplakte en beschreven achterkant is Vesuvius. Op die achterkant treffen we onder meer enkele plaatjes uit een stripverhaal aan, misschien wel de enige keer dat Van Genk op een dergelijk rechtstreekse manier uit het genre “citeert”:

Details Vesuvius (achterkant)
De twee fragmenten passen duidelijk aan elkaar, maar de belangrijkste vraag is natuurlijk: uit welk stripverhaal zijn de plaatjes afkomstig? In de tekstballonnen worden enkele namen genoemd: Kala, Marina en Aphonis. Ook is er sprake van ‘de geleerden van Titan’. Eerdergenoemde Ron Roboxo suggereerde dat het zou kunnen gaan om een fragment uit een stripverhaal van Bert Bus. Bas Schuddeboom van de Comiclopedia betwijfelde dit echter en neigde naar een Britse strip uit een blad als Sjors of TV 2000, of eventueel uit een Belgisch tijdschrift.
Uiteindelijk wist ik zelf, na enig googelen, de oplossing te vinden: het ging om een fragment uit de strip Marina, het meisje van de zee van Rab Hamilton. Inderdaad was dit van oorsprong een Britse strip (“Marina, Girl of the Sea”) die in Nederland was verschenen in TV2000, een stripblad dat tussen 1966 en 1969 werd uitgegeven door de Nederlandse Rotogravure Mij. Die laatste bracht ook het damesblad Eva uit en concurreerde met de Geïllustreerde Pers, uitgever van het damesblad Margriet én de stripbladen Donald Duck en Pep. TV2000 was de Nederlandse mengvorm-versie van de Britse stripbladen TV Century 21 (later TV21) en Lady Penelope voor respectievelijk jongens en meisjes.
De stripverhalen in TV2000 waren gebaseerd op televisieseries. Marina was een personage uit de animatieserie Stingray, een vrouw die niet kon praten maar wel onder water kon ademen. Samen met haar (eveneens zwijgende) vader Aphonis kreeg ze een eigen stripreeks, die begon met een verhaal over de vervloeking die verklaarde waarom beiden niet meer mochten spreken. De plaatjes op de achterkant van Vesuvius komen uit dit verhaal; de specifieke episode stond in aflevering 47 van jaargang 1966 van TV2000.2

Marina, het meisje van de zee (TV2000 1966, #47)
Wat is de associatie van het stripverhaal Marina met Italië, waardoor het een plaats krijgt op de achterkant van Vesuvius? Een mogelijk antwoord op die vraag is te vinden via een kort passage uit de inleiding van Koning der stations van Dick Walda. ‘Ken je dat liedje Tiritomba?’ vraagt Willem van Genk eind jaren negentig aan Walda. ‘Wél van een Italiaan. Maar dat fluiten duizenden mensen. Het is een geluksliedje, je wordt er vrolijk van. Mij kent niemand. Dan Tiritomba: dat kent iedereen. […] Dus als je nou zo beroemd bent als Tiritomba, dan zeg ik: ze hebben van je gehoord.’3
“Marina” is de titel van een eveneens wereldwijd bekend Italiaanstalig liedje, uitgebracht door de Italiaans-Belgische zanger Rocco Granata in 1959. Het nummer was destijds dermate populair in België en Nederland dat veel ouders hun babydochters “Marina” noemden.4 Granata bezingt in het lied zijn liefde voor het meisje Marina, met wie hij zo snel mogelijk wil trouwen (‘ti voglio al più presto sposar’). Dat Van Genk de tekst kende – mogelijk met uitzondering van de regel ‘o no no no no no’ – is echter onwaarschijnlijk. Het was ook niet helemaal zijn soort muziek, maar het was rond 1960 overal te horen en zal toen zeker in zijn hoofd zijn gekropen. ‘Dus als je nou zo beroemd bent als Marina, dan zeg ik: ze hebben van je gehoord.’
NOTEN
- Dick Walda over een autorit met Willem van Genk: ‘Om Amsterdam te bereiken moet je onvermijdelijk door de Schipholtunnel. ‘Ho stop er niet onder door. Dan gebeuren er ongelukken.’ Ik minderde vaart en had een sterke troef in handen. ‘Als je vandaag nog een hond wilt hebben dan gaan we door de tunnel. Doe je ogen dicht. Het is zo voorbij.’ Kreunend en angstig deed Willem wat ik van hem verlangde. ‘We hebben het gehaald’, juichte ik een minuut later. Willem opende zijn ogen en keek me woedend aan. ‘Je doet het allemaal expres.” (Walda, Koning der stations [2e druk], p. 69) ↩︎
- Met dank aan Alfred Boland, die het nummer in kwestie wist te traceren. ↩︎
- Walda, Koning der stations, p. 9. In de tweede druk van zijn boek laat Walda zijn vriend hetzelfde zeggen over “O, sole mio” (p. 10). ↩︎
- Bron: Wikipedia, “Marina (lied)” (geraadpleegd 4 oktober 2023). ↩︎
































