Trolley, Naaldwijk, Tokio

Internationale (detail)

Toch nog even terugkomen op de veiling in Tokio van zaterdag 15 november. Enkele uren na het einde van die veiling stuurde ik mijn contactpersoon Yuki Sato een mailtje waarin ik hem feliciteerde met de opbrengt en hem vroeg naar de nationaliteit van de koper. Twee dagen later stuurde ik hem de link naar mijn tekst op dit blog over de veiling. Weer twee dagen later kreeg ik een antwoord: het veilinghuis zou wel degelijk op de hoogte zijn geweest van de mogelijke waarde van een Van Genk, ‘but the artist was not so famous among Japanese art collectors, and our goal for this sale was “100%” sold. That’s why we set the estimate very low. But when we think it back, maybe our estimate price was too low.’ Sommige belangstellenden hadden zelfs gevraagd of het, gezien de lage prijs, om een print ging.1

Hij liet verder weten wat de nationaliteit van de koper was. Met die informatie was het voor mij mogelijk een educated guess te doen, die bleek te kloppen. De koper gaf aan van plan te zijn om het werk in een enigszins prestigieuze setting te presenteren, waaronder hij niet de Outsider Art Fair (die ik had gesuggereerd) verstond. Artnet vermeldde diezelfde dag nog het verkoopbedrag inclusief veilingkosten: $ 100.477. Mijn voorspelling als zou Internationale weer decennialang uit zicht zijn, bleek dus gelukkig onjuist.

***

Dan iets over de datering van Willem van Genks trolleybus-assemblages. Die worden algemeen, ook door mij, beschouwd als zijnde gemaakt in de jaren tachtig. Het is moeilijk de vinger achter een meer precieze datering te krijgen, omdat de bussen niet van een jaartal zijn voorzien – zo nam ik altijd aan. De Collection de l’Art Brut in Lausanne bezit drie trolleybus-assemblages, waarvan er twee op hun website staan. Nummer drie, net als de andere twee eind jaren negentig aangeschaft via galerie Hamer, staat afgebeeld in de catalogus van de tentoonstelling Woest op bladzijde 82,

Woest, 3 oktober 2019: de drie trolleybus-assemblages van de Collection de l’Art Brut

De getoonde kant van de bus (WVG-6007; zie hier) blijkt zowel het jaartal 1989 als ’89 te bevatten. In 1989 bestond de trolleybus in Arnhem veertig jaar, wat ongetwijfeld gevierd zal zijn. Ik hoop nog steeds een keer te stuiten op een jubileumfilmpje o.i.d. waarbij ineens Willem van Genk in beeld verschijnt.

Trolleybus (detail)

***

De moeder van Willem van Genk, en dus ook en flink deel van zijn familie, kwam uit Naaldwijk. In mijn biografie De eenheid van het spinnenweb ga ik daarom kort in op haar genealogische achtergrond, de manier waarop Jozef van Genk haar mogelijk heeft ontmoet en de banden tussen de families Van Genk en Hoogstraten. In de jaren dertig verbleven enkele kinderen Van Genk, onder wie Willem, kortere of langere tijd bij hun ooms Jan en Arie Hoogstraten.

Misboek Willem van Genk, ‘bij adres: Hoogstraten, Heerenstraat 1 Naaldwijk’ (collectie Museum Dr. Guislain)

In het Historisch Jaarboek Westland 2025 staat een artikel van kunsthistoricus Martha Vollering over Willem van Genk en Naaldwijk.2 Helaas bevat het artikel weinig nieuws ten opzichte van mijn biografie, die ze weliswaar noemt als bron maar die ze ook hier en daar ook schaamteloos citeert, zonder de citaten als zodanig te markeren.3 Vollering vermeldt dat vier van de broers en zussen van Maria Hoogstraten ‘Petrus, Hendrika, Johanna en Adrianus, “ter zake van krankzinnigheid” onder curatele [werden] gesteld’ in 1898. ‘Je zou kunnen stellen dat Willem van Genk behoorlijk erfelijk belast was, gezien deze ooms en tantes.’4

Met dat laatste ben ik het min of meer eens, al formuleer ik het in mijn biografie iets voorzichtiger (‘Wat mogelijk ook een rol speelde bij de psychische constitutie van Willem van Genk, was een erfelijke factor’).5 Wel opmerkelijk vond ik de mededeling als zouden in 1898 niet twee maar vier gezinsleden onder curatele zijn gesteld, terwijl maar van twee vermelding zou zijn gemaakt in de Nederlandsche Staatcourant (zie hier). Verzamelaar X toog naar het Historisch Archief Westland voor opheldering. Daar bleek dat het wel degelijk om slechts twee personen ging:

‘… onder curatele gesteld’ (archief Westland)

De accolades waren niet helemaal duidelijk, maar het leek toch echt om slechts twee personen te gaan, Petrus Adrianus en Johanna Maria. Wel hadden ook Adrianus/Arie en Adriana/Jaantje psychische problemen, maar zij werden niet al in 1898 onder curatele gesteld. Daarbij was Adriana toen pas 9 jaar oud.


NOTEN

  1. E-mail Yuki Sato aan Jack van der Weide, 19 november 2025. ↩︎
  2. Martha Vollering, “De bekende outsiderkunstenaar Willem van Genk en het Westland”, in: Historisch Jaarboek Westland 2025, pp. 53-67. ↩︎
  3. Een voorbeeld. In mijn biografie schrijf ik over de moeder van Willem van Genk: ‘Alleen haar grootvader Petrus Ferdinandus Hoogstraten, geboren in 1803 in Bloemendaal en chirurgijn annex vroedmeester van beroep, kwam niet uit de buurt. Hij trouwde in 1831 met Johanna Hekkers, geboren in 1801 in Naaldwijk. Johanna beviel in 1833 van een zoon, Jacobus Engelbertus Adolphus, en overleed – het beroep van haar man ten spijt – enkele weken later. Petrus Hoogstraten hertrouwde nog tweemaal en kreeg in totaal acht kinderen alvorens in 1844 zelf te sterven.’ (p. 19). Vollering: ‘Alleen haar grootvader Petrus Ferdinandus Hoogstraten, geboren in 1803 in Bloemendaal en chirurgijn en vroedmeester van beroep, kwam niet uit de buurt. Hij trouwde in 1831 met Johanna Hekkers, geboren 1801 in Naaldwijk. Johanna beviel in 1833 van een zoon, Jacobus, en overleed – het beroep van haar man ten spijt – enkele weken later. Petrus Hoogstraten hertrouwde nog tweemaal en kreeg in totaal acht kinderen alvorens in 1844 zelf te sterven.’ (p. 56) ↩︎
  4. Vollering, “De bekende outsiderkunstenaar Willem van Genk en het Westland”, p. 56. ↩︎
  5. Van der Weide, De eenheid van het spinnenweb, p. 71. ↩︎

Ronson, veiling, restauratie

Veilinghuis PIASA aan de Rue du Faubourg Saint-Honoré 118 in Parijs, 23 september 2025, met rechts de twee werken van Van Genk

De veiling, Art Brut & Cie – Antoine de Galbert Collection, eerder hier aangekondigd, vond afgelopen woensdag 24 september plaats. Verzamelaar X was speciaal voor de veiling afgereisd naar Parijs, zelf wilde ik het gebeuren online gaan volgen. Dat bleek op het moment suprême buiten de waard gerekend, of liever, buiten de instantie die mijn gegevens moest valideren en daar weinig haast mee had. Gelukkig waren daar verzamelaar X en WhatsApp.

Kavel 174, de tekening Panorama Moskou, kwam rond 20:00 uur aan de beurt. Het bieden begon op € 120.000 en stopte bij € 155.000. Samen met de veilingkosten leverde dat uiteindelijk een koopsom van € 203.360 op. Kavel 175, een trolleybus, begon met een startprijs van € 22.000, stopte bij € 42.000 en leverde samen met de veilingkosten een koopsom van € 55.104 op.1 Bij de trolleybus werd meegeboden vanuit de (halflege) zaal, het bieden bij Panorama Moskou ging volledig online.

Art Brut & Cie – Antoine de Galbert, 24 september 2025

Belangstellenden konden van de kavels van hun keuze een conditierapport opvragen. Dit bevatte in het geval van de werken van Van Genk niet heel veel meer informatie dan al op de website te vinden was. Bij Panorama Moskou werd vermeld dat het werk gerestaureerd was ‘in 2002 following multiple signs of wear, holes, and creases in the paper. It was reinforced with a Japanese paper lining’ (daarover dadelijk meer). De trolleybus was in een ‘Good overall condition’, maar ‘The artwork is dusty’ en er was sprake van ‘Oxidation of the adhesive’. Dat laatste, oxidatie van de lijm, was niet echt een verrassing, aangezien Van Genk werkte met de lijm die voorhanden was (meestal Bison kit). Meer in het algemeen vormen de bus-assemblages van Willem van Genk een uitdaging voor restaurateurs en zullen ze mogelijk, indien niet goed behandeld, over enkel tientallen jaren uit elkaar vallen.

***

Nog maar een keer Ronson. Eerder (hier en hier) maakte ik melding van buizen met het woord RONSONSERVICE, te zien op de werken Zelfportret – Zwakzinnigennazorg (WVG-0096), Zelfportret in De Ark (WVG-0081) en Paranăsky Kultur (WVG-0078). Er leek een verband te zijn met het aanstekermerk Ronson, dat inderdaad ook een servicepakket op de markt had gebracht, bedoeld voor het bijvullen en/of onderhouden van de aansteker. Daar stopte de connectie, omdat de door Van Genk afgebeelde buizen in niets leken op de elementen uit een dergelijk servicepakket, noch op een Ronson-aansteker. Op Marktplaats verscheen echter een aansteker die er op leek:

Links: advertentie Marktplaats, rechts: Zelfportret – Zwakzinnigennazorg (detail)

Het afgebeelde voorwerp is beduidend kleiner dan de door Van Genk afgebeelde buizen, het woord RONSONSERVICE ontbreekt, maar het is in ieder geval een begin.

***

Een interessante bijvangst van de veiling in Parijs: het (Franstalige) rapport van papierrestaurateur Caroline Marchal die in 2002 in opdracht van Nico van der Endt Panorama Moskou onder handen had genomen. Over de ondergrond van het werk: ‘Wit velijnpapier, licht gelijmd; machinaal vervaardigd. Het geheel bestaat uit 6 vellen van verschillende afmetingen, die op onregelmatige wijze aan elkaar zijn geplakt. Rondom is een strook papier (ongeveer 2 cm breed) geplakt. Deze is voorzien van kaders in zwarte en rode inkt. Aan de bovenkant bevindt zich de handgeschreven titelbalk (breedte 61 cm), uitgevoerd in zwarte en rode inkt: “??, Kremlin, Moskou, Panorama”.2 Over de techniek: ‘Gemengd: zwarte Chinese inkt, rode inkt, gouache (wit, geel, blauw, zwart), kleurpotloden (groen, wit), voorbereidende schetslijnen in grafietpotlood.’

Panorama Moskou vóór de restauratie (rapport Caroline Marchal)

Hoe was het gesteld met het werk? ‘De tekening is volledig op een wit katoenen doek geplakt. Het geheel is sterk gegolfd. Oude vouwlijnen (horizontaal en verticaal) vertonen materiaalverlies en een aanzienlijke mechanische zwakte.’ Daarbij was er sprake van ‘talrijke scheuren, ontbrekende stukken (sommige gerepareerd) en gebieden waar het papier is gescheurd’ en ‘zeer talrijke kreukels, met name in de lucht.’ Het op doek plakken van de tekening was gebeurd voor de tentoonstelling bij Steendrukkerij De Jong & Co. in Hilversum.3

Verder: ‘Bij het verwijderen van het doek bleek dat het werk eerder plaatselijk was gerepareerd, met name ter hoogte van de plooien, met behulp van stukjes bruin papier. De meeste van deze papiertjes zijn tijdens de behandeling bewaard gebleven omdat ze mogelijk door de kunstenaar zelf waren geplakt en omdat ze te kwetsbare zones vertoonden. De tekening werd ook gerepareerd met behulp van wit thermisch hechtend papier, dat over het hele oppervlak aan de achterkant werd aangebracht. Een groot deel van de eerder beschreven beschadigingen (verfrommelde vouwen, zwakke plekken en enkele scheuren) is het gevolg van deze dubbele laag.’

Verder waren er ‘talrijke sporen van rode inkt die op de rand is afgeven: rood crêpepapier dat op de achterkant van het werk is geplakt en afkomstig is van een oude montage’ en was er sprake van ‘lichte oppervlakkige vervuiling’, van ‘talrijke oppervlakkige slijtageplekken op de tekening, met name in de lucht’, van ‘ontbrekende delen als gevolg van materiaalverlies van de drager’, waren er ‘grote delen met overlopende retouches’ en was er ‘waarschijnlijk verspreiding van witte gouache in het bovenste gedeelte, mogelijk veroorzaakt door water.’

Veel van de genoemde zaken leken het gevolg te zijn van de roerige geschiedenis van het werk, dat jarenlang heen en weer was gesleept door Van Genk van zijn AVO-pension naar de woning van Willy in de Harmelenstraat, dat in 1964 was geprepareerd om tentoongesteld te worden in Hilversum en dat later mogelijk in Duitsland door Alfred Schmela en/of de nieuwe eigenaar Werner Butter was gerestaureerd. Mogelijk zal ook Van Genk zelf op enig moment hebben geprobeerd om verval van het werk tegen te gaan (de stukjes bruin papier).

Detail Panorama Moskou vóór de restauratie (rapport Caroline Marchal)

Marchal somt vervolgens op wat ze heeft gedaan:

  • droog reinigen van het oppervlak (schuren)
  • droog verwijderen van het doek
  • lokale versteviging van de zwakste zones op de achterkant met Japans papier (6 g/m²) en zetmeellijm
  • versterking van het hele oppervlak aan de achterkant met vierkantjes (10 x 10 cm) Japans papier (6 g/m²) en zetmeellijm
  • definitieve versteviging met Japans papier (15 g/m²) en zetmeellijm
  • vlak maken door middel van spanning
  • montage op het frame dat is geprepareerd met karton en permanent papier
  • retoucheren (aquarel)

Daarna kon het werk er weer tegen, kon Nico van der Endt het verkopen aan Ritsch-Fisch etc.


NOTEN

  1. Zie de website van het veilinghuis voor de behaalde reultaten. ↩︎
  2. Op de bovenrand van het werk staat СИЛУЗТ КРеМЛЯ МОСКВа ПаНОРаМа. Met СИЛУЗТ was waarschijnlijk СИЛУЭТ, ‘silhouet’ bedoeld. ↩︎
  3. ‘De heer De Hartog, die veel moeite heeft gehad met opplakken van de tekeningen op linnen, het inlijsten enz. […]’ (Bibeb, “Ik ben een grijs stuk pakpapier”, p. 122). ↩︎

Veiling, Schniewind, Harreveld

Panorama Moskou (detail)

En weer een veiling met werk van Willem van Genk. Dit keer zijn het geen etsen die onder de hamer komen, maar een trolleybus en een tekening. De veiling, Art Brut & Compagnie – Antoine de Galbert Collection, vindt plaats op woensdag 24 september bij veilinghuis PIASA aan de Rue du Faubourg Saint-Honoré 118 in Parijs. Zoals de naam al doet vermoeden, betreft het een veiling van (zo’n tweehonderd) werken uit de collectie van verzamelaar Antoine de Galbert.1

Kavel 175 betreft een trolleybus van Van Genk die ook te zien was tijdens de tentoonstelling Woest en die in mijn “Aanzet tot een catalogue raisonné” de aanduiding WVG-6028 kreeg. Het gaat om een onvoltooide bus (zonder wielen) met de basis van de trolleycake-doos nog zeer duidelijk herkenbaar. De website vaan PIASA geeft als datering 1990, in de catalogus van de veiling staat over Van Genk dat ‘En 1988, il oriente sa production vers la fabrication de maquettes d’autobus’ – opvallend exacte jaartallen. Het gaat om een Arnhemse trolleybus, met de bekende reclames Ratelband Hap-Hoek en Patisserie-Bonbonnerie Léon langs de dakranden. De voorgedrukte lijn en bestemming 2 GEITENKAMP is nog steeds leesbaar op de voorkant, al lijkt Van Genk bezig te zijn geweest dit te veranderen in lijn 9 vanaf ARNH station via de looyerstraat naar de laar (west).

De trolleybus van Antoine de Galbert tijdens Woest

Kavel 174 betreft de tekening Panorama Moskou die eveneens te zien was tijdens de tentoonstelling Woest en die in mijn “Aanzet tot een catalogue raisonné” de aanduiding WVG-0016 kreeg. De tekening was voor het eerst te zien in 1964 tijdens de tentoonstelling Willem van Genk’s fantastische werkelijkheid, bij Steendrukkerij De Jong & Co. in Hilversum, met als vraagprijs hfl. 10.000. Later dat jaar maakte zij deel uit van de tentoonstelling Van Genk’s phantastische Wirklichkeit bij Galerie Schmela in Düsseldorf, met als vraagprijs DM 5.000. Pieter Brattinga beweerde in 1973 dat hij het werk dat jaar had verkocht, maar hoogstwaarschijnlijk was dat al eerder gebeurd door Schmela. De koper was copywriter Werner Butter, die het werk in 2001 doorverkocht aan Nico van der Endt. Deze toonde het werk in 2002 in zijn galerie Hamer tijdens de expositie willem van genk en sieben wiemer glastra en verkocht het voor € 60.000 aan de Franse galeriehouder Ritsch-Fisch. Die verkocht het op zijn beurt rond 2010 aan Antoine de Galbert.

Panorama Moskou tijdens Woest

De trolleybus heeft als richtprijs € 30 000 / 40 000. Dit lijkt mij aan hoge kant, voor een bepaald niet vlekkeloze bus. Panorama Moskou heeft als richtprijs € 150 000 / 200 000, en dit lijkt me juist aan de lage kant. Er is niet heel veel vergelijkingsmateriaal (werken van Van Genk komen zelden ter veiling), dus de daadwerkelijke opbrengst gaat belangrijk zijn voor de komende jaren. Er komen veel klinkende namen uit de wereld van de Art Brut en de outsider art voorbij in de Parijse catalogus, waarbij slechts twee werken (van Henry Darger en Louis Souter) hoger zijn getaxeerd dan Panorama Moskou.

Panorama Moskou tijdens Willem van Genk’s fantastische werkelijkheid (1964)

***

Eind april 1939 verhuisde Willem van Genk naar het internaat Huize Alexander (“het Jongenshuis”) in het Gelderse Harreveld. Afgaande op twee vermeldingen in De Graafschapsbode verbleef hij daar ongeveer een jaar – het archief van het internaat zou bij een brand zijn vernietigd. Dat bleek niet het geval te zijn, op de website van het Erfgoedcentrum voor Nederlands Kloosterleven zag ik dat het archief van Harreveld werd en wordt beheerd door de Broeders van Amsterdam in Voorhout. Daar bleek men ook de persoonskaart van Willem van Genk te bezitten:

Persoonskaart Willem van Genk, Harreveld 1929

Archivaris Loes Hermans wist mij te vertellen dat “Huis No …” een interne nummering van het aantal plaatsen in het internaat was: ‘Het huis had ongeveer 200 plaatsen. Een nieuwkomer kreeg een opengevallen nummer. In het internaat waren acht afdelingen met verblijfszalen oplopend naar leeftijdsgroep. Afdeling C was voor de jongste jongens die naar school gingen. Daarna schoof je steeds een afdeling verder. In Afdeling E zaten jongens tot 19 jaar.’ De Sint Vincentius Vereniging, waaronder het internaat viel, had verspreid door het land Commissies van Kinderverpleging en Kinderbescherming opgericht. ‘Deze commissies namen de voogdij op zich van verwaarloosde jeugd. “Commissie Den Haag” betekent dat Willem van Genk door de Commissie Kinderbescherming uit Den Haag op Harreveld is geplaatst.’

De persoonskaart vermeldt dat Willem van Genk op 12 juli 1939 werd “afgehaald”. Loes Hermans: ‘Deze formulering ben ik op de andere kaarten niet tegengekomen en het is onduidelijk wat dit inhoudt. Op de kaart staat ook niet aangegeven dat hij tot juli 1940 is gebleven. Misschien is deze aanvulling later vergeten op de kaart te zetten. Heel jammer, want dan had er op de kaart bij Handwerk waarschijnlijk wel een vakrichting gestaan. Nu is dat nergens meer te achterhalen, omdat er geen verdere persoonlijke  gegevens in het archief zijn bewaard.’2 Er is derhalve ruimte voor twijfel, maar het meest waarschijnlijke is dat Willem van Genk niet een jaar maar slechts enkele maanden in Harreveld verbleef. Een week na zijn terugkeer verhuisde Jozef van Genk met zijn gezin naar Den Haag.

***

Nogmaals terug naar Düsseldorf. Een paar weken geleden schreef ik dat “Frau Schniewind”, die in 1964 bij galerie Schmela een werk van Van Genk had gekocht, in werkelijkheid Annelies von Ribbentrop was, de weduwe van nazikopstuk Joachim von Ribbentrop. Echter, Annelies von Ribbentrop had een zuster die wérkelijk “Frau Schniewind” heette en die een bekend kunstverzamelaar was. Deze Franziska of Fänn Schniewind (1898–1980) was de tweede vrouw van zijdefabrikant Willy Schniewind (1890-1978) die veel contacten had in de wereld van de moderne kunst en zelfs meerder malen werd afgebeeld, onder andere door Max Beckmann. ‘Die umfangreiche Kunstsammlung der Schniewinds umfasst Werke der Klassischen Moderne und abstrakten Nachkriegskunst u.a. von Ernst Ludwig Kirchner, Georges Braque, Oskar Schlemmer,  Günther Uecker und Gerhard Richter. Als eine der ersten deutschen Sammlungen kauften die Schniewinds in den 1960er Jahren Werke der US-amerikanischen Pop-Art.’3

Otto Dix, Doppelbildnis Schniewind | 1956 | olieverf op doek | 160 x 90 cm

Het ligt dus veel meer voor de hand dat het Fänn Schniewind was die bij Schmela een werk van Willem van Genk kocht, en niet Annelies von Ribbentrop. Toch spreekt Charlotte Zander in haar fax aan Nico van der Endt over ‘Ihre Tochter Ursula, die heute als Madame Painvin in Paris lebt’, wat zonder enige twijfel op Annelies en niet op Fänn betrekking heeft. Ook Van Genk zelf heeft het over ‘De weduwe van Von Ribbentrop’ die werk van hem heeft gekocht (‘afgetroggeld’). Wie de koper was bij Schmela, blijft daarmee onduidelijk.


NOTEN

  1. Zie de website van de veiling. ↩︎
  2. Loes Hermans aan Jack van der Weide, 3 april 2023. ↩︎
  3. Zie hier. ↩︎

Depot

Trolleybus, ca. 1980-1990 | Stichting Willem van Genk, Haarlem

Altijd maar weer die trolleybussen. Willem van Genk maakte er tientallen, maar hoeveel precies is onduidelijk.1 In mijn “Aanzet tot een catalogue raisonné” moest ik uitgaan van de assemblages die zich in publieke en particuliere collecties bevonden en/of die zichtbaar waren op foto’s. Recentelijk bracht ik een bezoek aan het depot van Museum van de Geest in Haarlem, waar ook de werken zijn opgeslagen die worden beheerd door Stichting Willem van Genk, en kon ik vaststellen dat er veel en veel meer bussen en trams zijn – in allerlei soorten en maten, en in allerlei stadia van bewerking.

Een aantal zaken viel mij op. Allereerst kende ik van de circa twintig bussen die ik kon bestuderen – slechts een deel van alles wat men had – er bijna geen een. Een enkele keer herkende ik een trolleybus die ik in 2006 bij Museum Dr. Guislain in Gent had gezien, waar toen veertien exemplaren los stonden opgesteld. Daarbij zullen er assemblages zijn geweest die op enig moment deel hadden uitgemaakt van de installatie Busstation Arnhem, maar zich in die context onttrokken aan een meer nauwkeurige beschouwing.

Vervolgens zag ik dat er naast trolleybussen ook opvallend veel trams bestonden, vrijwel steeds met een advertentie voor Turmac-sigaretten langs de dakranden. Tegelijkertijd leken de trams in de meeste gevallen niet helemaal uitgewerkt te zijn, alsof zij een (deel)project vormden dat Van Genk niet had afgemaakt. De verst uitgewerkte assemblages – binnen de deelverzameling die ik kon bekijken – waren uitsluitend trolleybussen. Onvermijdelijk moest ik denken aan de opmerking van Tiny van den Heuvel – Van Genk over haar overleden man Theo, die modeltrammetjes maakte: ‘Wim heeft die traditie voortgezet. Maar zijn voorliefde gaat meer uit naar trolleybussen.’2

En er waren dus bussen en trams in allerlei soorten en maten, en in allerlei stadia van bewerking. Die soorten en maten dienen letterlijk te worden genomen: te constateren was dat Van Genk als mogelijke basis voor zijn assemblages allerlei kartonnen modellen van bussen, trams, treinen en zelfs metrostellen had verzameld. Deze waren soms niet of nauwelijks, soms wat verder en soms ook vrij uitgebreid bewerkt, waarbij opviel dat hij vaak had geprobeerd om een kartonnen basis op verschillende manieren langer of breder te maken. Juist bij minder bewerkte exemplaren was dit goed te zien.

Trolleybus, ca. 1980-1990 | Stichting Willem van Genk, Haarlem

Tram, ca. 1980-1990 | Stichting Willem van Genk, Haarlem

Trolleybus, ca. 1980-1990 | Stichting Willem van Genk, Haarlem

Naast deze meer algemene observaties wilde ik drie specifieke casussen, telkens verbonden met één trolleybus, hier nader onder de loep nemen. Het betreft een Groningse trolleybus, een Russische trolleybus en een bus met een wel heel erg opvallende constructie.

Trolleybus, ca. 1980-1990 | Stichting Willem van Genk, Haarlem

Groningen was de eerste Nederlandse stad waar trolleybussen reden. In juni 1927 ging een proef in op een deel van de route van de kort daarvoor opgeheven tramlijn 2 tussen de Kraneweg en de Grote Markt. De proef slaagde en in oktober 1928 werd de voormalige tramlijn 4 op het traject Grote Markt – Meeuwerderweg eveneens als trolleylijn in gebruik genomen. Beide trajecten werden gecombineerd en reden onder lijnnummer 2. Vanaf januari 1950 vervingen op de resterende tramlijnen 1 en 3 nieuw aangeschafte trolleybussen de trams. Op 9 november 1965 kwam een einde aan deze vorm van vervoer in Groningen, toen een kraanwagen per abuis de bovenleiding naar beneden trok. De geplande plechtige afscheidsrit op 14 november kon daardoor niet plaatsvinden.

De trolleybussen en trams van Willem van Genk komen hoofdzakelijk uit Arnhem. Eerder wees ik al op het bestaan van een Russische trolleybus en een Zweedse trolleybus. In het depot van Museum van de Geest trof ik daarnaast een Groningse trolleybus aan, herkenbaar aan het traject Meeuwerderw[eg] Kraneweg op de voorkant. Naast het cijfer 4 komt ook 2 voor, een historisch min of meer correcte weergave van de betreffende lijn. Typisch voor Van Genk en zijn hang naar het verleden, naar het voorbije, is dat hij een vooroorlogse trolleybus reproduceerde. Overigens lag aan de assemblage, zoals vaker te zien was, een bouwplaat van het Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam ten grondslag.

Trolleybus in Groningen, ca. 1935

De al genoemde Russische trolleybus bleek vervolgens niet de enige in zijn soort te zijn. In het depot in Haarlem trof ik een tweede exemplaar aan, minder ver uitgewerkt en zonder wielen maar onmiskenbaar een trolleybus uit Moskou. Ook de kleuren zijn dezelfde, wit met blauw, maar op de voorkant van de depot-bus ontbreekt de Sovjet-ster. Opvallend is dat beide bussen rechtsboven op de voorkant dezelfde tekst hebben, aangebracht in groene balpen: ВАНХ МОСКB – de eerste (Cyrillische) letters van de naam VAN GENK en de plaatsnaam MOSKOU in het Russisch. Niet ondenkbaar is dat Van Genk de tekst overnam van bijvoorbeeld een vliegticket, en op die manier een signatuur aanbracht.

Trolleybus (Moskou), ca. 1980-1990 | particuliere collectie

Trolleybus (Moskou), ca. 1980-1990 | Stichting Willem van Genk, Haarlem

Hoewel de Russische trolleybus uit het depot niet helemaal was uitgewerkt, had Van Genk al wel aandacht besteed aan het interieur. Eerder merkte ik op dat opengewerkte deuren hiervan vaak een indicatie zijn en dit bleek ook in dit geval te kloppen. In 2018 had Ans van Berkum mij verteld dat bij een bus in de verzameling van de Collection d’Art Brut in Lausanne (een uitgeknipte afbeelding van) Kapitein Iglo als chauffeur fungeerde. Dit kon ik bij twee bussen in het depot waarnemen, waaronder de Russische bus; de blauwe pet van de kapitein zal aan die rol hebben bijgedragen.

Kapitein Iglo als buschauffeur (details van twee trolleybussen uit het depot van Museum van de Geest)

De derde bus die ik hier wil uitlichten, is opnieuw een assemblage op basis van een bouwplaat van het Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam – zij het in tweede instantie. De directe basis wordt gevormd door een trolleybus die in bezit is van Stichting Collectie De Stadshof, en die in mijn “Aanzet tot een catalogue raisonné” het nummer WVG-6003 kreeg. Van Genk lijkt afgedrukte foto’s van die trolleybus (in ieder geval van beide zijkanten, de voor- en achterkant en het dak) op een kartonnen ondergrond te hebben geplakt, om daarmee een nieuwe assemblage te maken. Er zijn enkele kleine “reclame-uitingen” toegevoegd, maar veel verder is hij met de bus niet gegaan. Op de beide zijkanten zijn de wielen afgeplakt met stukjes blauw karton, maar niet vervangen door andere exemplaren. Ook voor het dak bleef het bij een foto van de oorspronkelijke bus.

Trolleybus, ca. 1980-1990 | Stichting Willem van Genk, Haarlem

Trolleybus, ca. 1980-1990 | Stichting Collectie De Stadshof, Utrecht

Het procedé om foto’s of kopieën te gebruiken om die weer te kunnen bewerken, paste van Genk later met iets meer succes toe op zijn balpentekeningen. Dit resulteerde onder meer in vrijwel identieke versies van de tekening Gare de Bruxelles (WVG-0102), terwijl Zagreb (WVG-0103) juist ten grondslag lag aan de nieuwe werken Orkest van Coburg (WVG-0105) en Stationsplein Arnhem (WVG-0106). De depot-bus op basis van foto’s van een andere assemblage laat zien dat hij al eerder met het procedé experimenteerde. Terugredenerend zouden dan ook de collages op basis van oudere tekeningen, en misschien zelfs de mysterieuze wordingsgeschiedenis van Roma Termini (WVG-0040) met het procedé in verband kunnen worden gebracht.


NOTEN

  1. Vaak wordt een getal van zeventig genoemd: ‘Willem van Genk heeft ongeveer […] 70 autobussen [gemaakt]’ (Nico van der Endt, Kroniek van een samenwerking, p. 25); ‘In huis bevinden zich ongeveer 70 modellen van trolleybussen’ (Walda, Koning der stations, p. 128); ‘Trolleybussen | ca 1980/1990 | mixed media (ca 70)’ (Van Berkum e.a., Een getekende wereld, p. 119). ↩︎
  2. Walda, Koning der stations, p. 33. In een ander interview zegt Tiny: ‘Mijn man zijn hobby was die trammetjes, en dat vond Wim zo prachtig, en hij kon d’r wel eens woorden mee wisselen, over trammetjes hè? […] En Wim die gaat altijd naar Arnhem, voor z’n trolleybussen’ (interview met Tiny van den Heuvel – Van Genk door Ans van Berkum en Carolien Satink, 1998; opname in mijn bezit). ↩︎

Ze rijden ook in Stockholm

Willem van Genk in Stockholm, september 1997 (foto: Nico van der Endt)

Willem van Genk kwam regelmatig in Noord-Europese landen als Denemarken, Noorwegen, Zweden en Finland. Vaak was hij op doorreis naar (of keerde hij terug uit) de Sovjet-Unie, maar zeker in later jaren waren de landen soms ook een reisdoel op zich. Sporen hiervan zijn te vinden in onder ander de collages Urbanisme et Architecture en Minsk-Mosca (beide ca. 1965-1970), de ets Silja Line (1967) en het schilderij Keleti (ca. 1985). Op Urbanisme et Architecture, dat uit drie stroken bestaat, is de linker strook voor een belangrijk deel gewijd aan Stockholm. De linkerhelft van Minsk-Mosca heeft de vier genoemde Noordse landen tot onderwerp, waarbij deze bovendien nadrukkelijk worden genoemd. Het bovenste deel van Silja Line heeft betrekking op een tocht per schip over de Oostzee, vanuit Zweden via Helsinki naar Leningrad. De afbeelding van Stockholm op Minsk-Mosca keert terug aan de bovenkant van Keleti.

Detail Minsk-Mosca (ca. 1965-1970)

In een eerdere blogpost merkte ik op dat een Russische trolleybus van Willem van Genk de uitspraak leek te logenstraffen dat al zijn bussen Arnhems waren.1 Er blijkt echter niet alleen een Russische bus te bestaan (uit Moskou), maar ook een Zweedse (uit Stockholm). De bus was al bekend via een afbeelding in Een getekende wereld en kreeg in mijn aanzet tot een catalogue raisonné het nummer WVG-6025. Ik schreef toen wel dat er geen direct zichtbare verwijzingen naar Arnhem te zien waren en dat de bus, het bijschrift in Een getekende wereld niettegenstaande, niet behoorde tot de vier assemblages die Stichting Collectie De Stadshof bezit. Navraag leerde dat toenmalig Stadshof-directeur Ans van Berkum ‘nog bezig [was] met de definitieve keuze voor de aankoop van de werken van Van Genk toen Een getekende wereld verscheen.’2 

Galerie Hamer zou de bus uiteindelijk verkopen aan een Amsterdamse verzamelaar. Na diens overlijden kwam de bus bij een familielid terecht, dat zo vriendelijk was om mij eind vorig jaar een aantal foto’s van de bus te sturen voor mijn boekje De trolleybussen van Willem van Genk. Daaruit bleek dat de twee kanten van de bus nogal van elkaar verschilden. De linkerkant (die ook te zien is op de tot voor kort enige bekende foto van de bus) is grotendeels het product van eigen knutselwerk, terwijl de rechterkant de indruk maakt van een voorgedrukte afbeelding die door Van Genk werd bewerkt. Omdat ook de kleuren van de beide zijkanten verschillen, lijkt het bijna om twee verschillende bussen te gaan.

Zonder titel (trolleybus) | WVG-6025, ca. 1980-1990 (linkerzijde)

Zonder titel (trolleybus) | WVG-6025, ca. 1980-1990 (rechterzijde)

Op de bus komen zowel de getallen (lijnnummers) 36 als 96 voor. De sleutel tot de identificatie van de bus is te vinden aan de rechterkant, waar het woord Essingelinjen staat. Dit was een van de lijnen van de trolleybus (trådbuss) in Stockholm – inderdaad lijn 96, van Norra Bantorget in het noorden van het centrum naar het het eiland Stora Essingen in het zuidwesten van de stad. Uit andere foto’s bleek Van Genk bovendien voor de rechterkant inderdaad een voorgedrukte afbeelding te hebben gebruikt, waaroverheen hij een plastic laag had aangebracht.

Detail trolleybus WVG-6025 

Trolleybussen hadden in Stockholm gereden van januari 1941 tot augustus 1964, toen ze ook op de laatste lijn werden vervangen door dieselbussen. Een trolleybus van lijn 96 was in november 1948 betrokken bij een van de zwaarste verkeersongevallen uit de Zweedse geschiedenis. Op de brug tussen de eilanden Stora Essingen en Lilla Essingen kwam de bus in botsing met een vrachtwagen en raakte te water, waarbij elf passagiers het leven verloren. Op een bekende foto is te zien hoe het gehavende voertuig uit het water wordt opgetakeld.

Berging van de te water geraakte trolleybus, november 1948 (bron: Wikipedia)

De foto van de trolleybus die wordt opgetakeld uit het Mälarmeer, is een mogelijke bron voor de gehavende indruk die de assemblages van Van Genk maken. Nico van der Endt in 1998: ‘Die bussen zijn schokkerend. Ze hebben iets van speelgoed en tegelijkertijd iets van de werkelijkheid. Oude doorleefde bussen die afgeladen zijn geweest, gebruikt, versleten en in het ongerede zijn geraakt. In weer en wind waarschijnlijk in een vervallen remise hebben gestaan of misschien wel in een kanaal hebben gelegen: verongelukt en opgehesen.’3 Van der Endt had een jaar eerder zijn vriend Van Genk vergezeld op diens laatste buitenlandse reis, een lang weekend naar Stockholm.4 In die stad bezochten ze onder meer het transportmuseum, waar ze mogelijk ook bovenstaande foto zagen.


NOTEN

  1. Zie ook mijn boekje De trolleybussen van Willem van Genk (Leiden 2023), pp. 27-28. ↩︎
  2. E-mail van Liesbeth Reith aan Jack van der Weide, 7 augustus 2020. ↩︎
  3. Helena van den Enden, “De vrienden van Willem van Genk. Gesprek tussen Nico van der Endt en Dick Walda”, in: Witte wolken 3 (1998) nr. 17, pp. 3-7 (7). ↩︎
  4. Van der Endt, Kroniek van een samenwerking, pp. 109-111. ↩︎