Ditjes & datjes

Zonder titel (toren Laurenskerk, Rotterdam) | 1995 | litho | 10 x 7,5 cm (beeldformaat)

Wat was het laatste adres van Willem van Genk? In mijn biografie schreef ik: ‘In december 2002 moest Van Genk voor een laatste keer verhuizen, naar het medisch verzorgingstehuis Duinhage aan de De Savornin Lohmanlaan 202, waarover Walda in 2021 liet weten: “Verzorgingshuis Duinhage, niet ver van Kijkduin waar Willem en ik jarenlang bij restaurant Klein Seinpost kwamen, waar hij de peper en zoutstelletjes meepikte die later werden terug gevonden in zijn kartonnen bussen.”‘1 Dit klopt helaas niet. Wel dat Walda en Van Genk jarenlang bij restaurant Klein Seinpost in Kijkduin kwamen, maar het verzorgingstehuis lag daar bepaald niet in de buurt. Een briefje van curator An Remmerswaal aan Nico van der Endt bevatte de juiste gegevens:

Beste Nico,

In overleg met huisarts, Parnassia en Mw. McHugh van Huize Roël, is na lang beraad overeengekomen, dat het voor Willem beter is hem in een gespecialiseerd verzorging / verpleeghuis te laten opnemen.
Na lang zoeken heeft men een zeer goed huis voor hem gevonden.
Waarin geleefd wordt in eigen stijl.
Voor Willem is dit: Kunst en cultuur.
Per ingang van 11 december 2002 is Willem op het volgend adres bereikbaar.

Verzorging / Verpleging “De Strijp”
Strijpkade 32
2548 AG Den Haag

Om Willem aan zijn nieuwe woonsituatie te laten wennen, is het wenselijk om hem in het begin zoveel mogelijk zijn rust te gunnen

Een vriendelijke groet.

An Remmerswaal2

Nadat Van Genk overleden was, schreef Walda op 8 juni 2005 in een soort persbericht: ‘De goede Willem van Genk overleed op 12 mei 2005 in verpleeghuis De Strijp waar ik hem bij tijd en wijle opzocht.’3 Geen Kijkduin dus, De Strijp ligt in de buurt van Rijswijk.

***

Eind 1994 kreeg Nico van der Endt ‘bezoek uit Frankrijk van grafisch atelier Le Petit Jaunais uit Nantes. Men wil met Willem een kleine serie lithografieën vervaardigen, bestaande uit 6 kleine aparte voorstellingen in een oplage van vijftien.’ Van Genk betekende de meegebrachte stenen, maar had volgens Van der Endt het verzoek niet goed begrepen en maakte er ‘een slecht samenhangend geheel van. Sommige tekeningen stellen een deel van een kerk voor, andere zijn vage perronscènes.’ De stenen werden desalniettemin afgedrukt en Van der Endt kreeg in januari 1996 de lithootjes toegezonden, maar Van Genk zou er niet meer toe komen ze van nummering en signatuur te voorzien.4 

Het begeleidende briefje bij de litho’s werpt nieuw ligt op de voorstellingen: ‘Voici bien un an que I’affaire est entre nos mains, voici donc le retour de la balle… 6 x 15 images brut de tirage pour en composer une estampe en 15 exemplaires. Il s’agirait d’une vue de Rotterdam.’5 Van der Endt was die laatste zin in 2014 kennelijk vergeten. In 2022 wees verzamelaar X – specifiek geïnteresseerd in Van Genk en Rotterdam, en bezitter van een tekening van de Laurenskerk (WVG-1081) – hem en mij erop dat de afgebeelde kerk andermaal onmiskenbaar de Rotterdamse Laurenskerk was. Het station op de drie andere litho’s zou volgens X, gelet op de vorm van het dak, de voorganger van Rotterdam Blaak kunnen zijn, Rotterdam Beurs: een theorie die alleen maar sterker wordt als het inderdaad om ‘une vue de Rotterdam’ gaat. Het past ook in het procedé van Van Genk om verdwenen gebouwen af te beelden: het eerste station Döppersberg in Wuppertal, het Stedelijk Badhuis Scheveningen, het voormalige Zuidstation in Brussel etc.

station Rotterdam Beurs, ca. 1920

Zonder titel (station Rotterdam Beurs) | 1995 | litho | 10 x 7,5 cm (beeldformaat)

In oktober 2022 was bij de Rotterdamse galerie Weisbard de tentoonstelling Willem van Genk was here te zien, rond de twee Rotterdamse tekeningen van Van Genk uit de collectie van verzamelaar X. Ook de litho’s van Van Genk werden daar getoond, wat derhalve zeer toepasselijk was.

***

Tiny van den Heuvel-van Genk in 1997 tegen Dick Walda: ‘Wim had twee liefdes, maar het is helaas nooit wat geworden. De een was Madeleintje Storio, een beeldschoon meisje, heel talentvol. Speelde prachtig viool. […] En dan was er nog dat buurmeisje, een Indische. Die woonde beneden Wim en daar was hij in het geheim ook verliefd op. Zij is naar Den Briel verhuisd, hij hoopt haar nog eens te zien. Vandaar dat hij af en toe van zichzelf naar Den Briel moet.’6 Over Madeleintje Storio – eigenlijk Stordiau – schreef ik eerder. Over het Indische buurmeisje komen we iets meer te weten uit een briefje van Dick Walda aan Nico van der Endt:

Ter kliniek op dinsdagmiddag een gesprek gehad met de maatschappelijk werkster, dokter Van Gent (“zo hard als de tramrails, Diederik. Blijf bij me als ik met hem praat”) en Willem zelf. We waren in de “Rode Hoed” en ik maakte Willem zelden zo kwetsbaar mee. Ik dronk een kopje koffie en hij barstte tussen twee volle borden kippensoep uit in een monoloog die niet te stoppen viel.

“Diederik, ik mis Coco zo. Want alles wat lager je staat, een plant, of een kat, of een hond, daar kan je makkelijk mee praten. Coco vertelde ik over mijn reizen en dan werd hij ineens een mens. Of ik zei Annelies tegen hem. Annelies, wat heb je toch leuke lokjes en prachtige puntborsten. Annelies is geboortig in Den Brielle en woont in de Harmelenstraat. Ze is zo lief en ik ben al zo lang verliefd op haar Diederik en niemand die het weet. Ze hoort bij gekleurd gespuis van huis uit, een secreet van een zwarte snor, en dat doet me zo’n verdriet en dat vertel ik weer aan Coco, die moet het allemaal aanhoren, dat beest. […] Had ik Annelies Vreugdehil maar. Hoe pak ik dat aan, Diederik? Jaag ik je teveel op kosten als ik om nog een bord kippensoep vraag? Ik jank m’n kussen helemaal nat ’s nachts, hoe kan dat nou? Ik egoïstische rotzak, die hier zit voor zijn verdiende loon. Het is hier zo treurig, de mensen zeggen je niet gedag. Den Briel, ik vind er niks aan, maar daar komt ze vandaan. […]”7

En inderdaad, in Koning der stations lezen we bij 1 april 1997: ‘Ik was in Den Briel, ik moest van mezelf daarheen. Maar ik vond er niks aan, ik ga nooit meer naar Den Briel. Er was een feest van niks. Alva verloor zijn bril, is altijd op 1 april. En ik hoopte mijn geliefde te zien, waar ik verder geen mededelingen over ga doen. Ik heb haar niet gezien. Misschien zie ik haar wel nooit meer.’8


NOTEN

  1. Jack van der Weide, Willem van Genk. De eenheid van het spinnenweb (Amsterdam 2024), pp. 261-262. ↩︎
  2. An Remmerswaal aan Nico van der Endt, 10 december 2002 (archief Nico van der Endt). Van Genk was in het voorjaar van 2000 verhuisd naar pension Roël aan de Van Aerssenstraat in Den Haag, dat werd geleid door directrice Stella McHugh. ↩︎
  3. Archief Nico van der Endt. ↩︎
  4. Nico van der Endt, Kroniek van een samenwerking, p. 93. ↩︎
  5. Nancy Sulmont aan Nico van der Endt, 24 januari 1996 (archief Nico van der Endt). ↩︎
  6. Walda, Koning der stations, p. 38. ↩︎
  7. Dick Walda aan Nico van der Endt, 8 maart 1996 (archief Nico van der Endt). ↩︎
  8. Walda, Koning der stations, pp. 143-144. ↩︎

Piazza Venezia

Interieur Harmelenstraat 28 in 1998 (detail)

Willem van Genk hield zijn werk graag om zich heen. Concreet betekende dat: in zijn woning, Harmelenstraat 28 in Den Haag, voornamelijk in zijn slaap- en woonkamer. Opvallend veel van zijn meest dierbare werken behoren tot de groep schilderijen die hij maakte in de periode 1964-1969, en die verband hielden met de buitenlandse reizen die hij toen ondernam. De werken vormen in feite een overgang van de stadsgezichten die begin 1964 te zien waren geweest tijdens de tentoonstelling bij Steendrukkerij De Jong & Co. in Hilversum.

Tot 1964 had Van Genk vrijwel uitsluitend op papier gewerkt, waarbij hij vooral tekenpen en potlood gebruikte. De reden hiervoor was vrij prozaïsch: hij kon zich geen olieverf of een duurdere ondergrond veroorloven – het papier was niet van topkwaliteit en voor grotere tekeningen plakte hij kleinere vellen aan elkaar. In het voorjaar van 1964 ontving hij van Pieter Brattinga een voorschot van fl. 1.000 en in het najaar werden bij Galerie Schmela in Düsseldorf een aantal werken verkocht, waaraan hij ongeveer fl. 8.000 overhield. In datzelfde jaar eindigde zijn “aanstelling” bij de AVO-werkplaats en kwam hij in aanmerking voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Al deze nieuw inkomsten besteedde hij enerzijds aan buitenlandse reizen, anderzijds aan beter materiaal. Van Genk ging olieverf gebruiken, aanvankelijk op  karton maar al snel werd hardboard zijn favoriete ondergrond.

De eerste keer dat Van Genk in de openbaarheid trad met ander werk dan in Hilversum te zien was geweest, was bij een tentoonstelling van Nederlandse zondagsschilders in de Haarlemse Vishal, een dépendance van het Frans Halsmuseum in die stad. Er bestond in Nederland in de jaren zestig een groeiende belangstelling voor naïeve kunst, met als concreet gevolg een prijsvraag voor Nederlandse zondagsschilders in 1965 vanuit het blad Eva. Er waren 840 inzendingen, waaruit een tentoonstelling werd samengesteld die te zien was in de Amsterdamse Bols Taverne. Een jaar later volgde een tweede wedstrijd, nu in samenwerking met omroep VARA en het Frans Hals Museum. Dit keer bleven er van zo’n 8000 ingezonden werken van ruim 1700 kunstenaars uiteindelijk 112 werken van 65 makers over voor de tentoonstelling in de Vishal, die als titel kreeg Nederlandse zondagsschilders: De droomwereld der naïeven.

Van Genk had acht werken ingestuurd: zeven schilderijen en een collage. Twee schilderijen waren gemaakt naar aanleiding van zijn eerste reis naar de Sovjet-Unie in 1964. Ook de Italiëreizen van enkele jaren eerder hadden voor inspiratie gezorgd, getuige de schilderijen St. Pieter in Rome en Piazza Venezia.1 Het eerste werk zou later uitgebreid worden met meerdere tekeningen en inzetstukken, en de titel Reiseland Italien krijgen. Piazza Venezia toont het monument voor Victor Emanuel II aan het Piazza Venezia in Rome, het zogeheten Vittoriano. VOTA COMUNISTA, staat op een spandoek op de voorgrond – een deel van de van de aantrekkingskracht van Italië bestond voor Van Genk uit het feit dat de Partito Comunista Italiano de grootste communistische partij in een West-Europees land was. Beide werken werden uiteindelijk niet voor de tentoonstelling in de Vishal geselecteerd.2

Piazza Venezia is het enige grote(re) werk van Willem van Genk dat spoorloos is verdwenen. Een van de weinige keren dat het in het openbaar te zien was, was bij de overzichtstentoonstelling Willem van Genk die galerie De Ark uit Boxtel in 1976 organiseerde. Bij die tentoonstelling verscheen een uitgebreide catalogus, met op bladzijde 24 een afbeelding van het werk Rome, volgens het bijschrift ‘Olieverf op board / 70 x 48’.3 Rome was de titel die galeriehouder Dick Heessen had gegeven aan Piazza Venezia. De vraagprijs voor het werk was fl. 2.500, met een minimumprijs van fl. 2.000.

Rome / Piazza Venezia (catalogus Willem van Genk, Boxtel 1976)

Na 1976 verdween Piazza Venezia uit beeld – of eigenlijk niet: Van Genk had het werk in zijn woning een prominente plaats gegeven, boven de bank in zijn woonkamer. Daar was het regelmatig op foto’s en zelfs filmbeelden te zien.4 Over het schilderij had hij op enig moment een sinaasappelnetje gehangen met daarop bevestigd een aantal uitgeknipte foto’s van vooral vrouwen.

Piazza Venezia in 1991 (foto: Mario del Curto)

In 1998 maken Dick Walda en Jan Keja de documentaire Ver van huis (ondertitel: Een zoektocht naar het leven en werk van Willem van Genk). In het begin van de documentaire gaat Walda samen met zijn vriend Van Genk op diens verjaardag (2 april) vanuit kliniek Bloemendaal naar Harmelenstraat 28. Te zien is dat Piazza Venezia op zijn vertrouwde plaats in de woonkamer hangt. Even verderop in de documentaire is te zien hoe zuster Tiny van Genk in de woning van haar broer in gesprek is over de aanstaande ontruiming van het appartement; ook dan is Piazza Venezia nog aan de muur te zien. Meteen daarna volgen beelden van de daadwerkelijke ontruiming, begin juli 1998. Veel is al verdwenen uit de woning, inclusief Piazza Venezia.

De werken van Van Genk die uit zijn appartement kwamen, gingen voor een groot deel tijdelijk naar Museum De Stadshof in Zwolle, waar in het najaar van 1998 een overzichtstentoonstelling te zien zou zijn. Een klein deel werd door Nico van der Endt van Galerie Hamer in consignatie genomen.5 Piazza Venzia was echter niet te zien in Zwolle en bleef ook buiten beeld bij Van der Endt. Een mogelijk spoor is te vinden via een citaat uit een artikel uit 2004 van Ans van Berkum. Hierin doet zij verslag van een bezoek dat ze in 2000 bracht aan Jacqueline van Genk, een zuster van de kunstenaar, op dat moment tweeëntachtig jaar oud: ‘Ze heeft nog een schilderij van Willem in een zijkamertje hangen. Iets met een gebouw uit Italië. ‘Ja dat heptie nog eens ooit geschilderd.” 6

Jacqueline overleed in 2010, als laatste van de negen zusters van Willem van Genk. Wat er daarna met haar spullen is gebeurd, is onbekend. Irene Zalme, de oudste directe verwant, gaf aan het niet te weten. Ze verwees naar An Remmerswaal, toentertijd mantelzorger van Jacqueline.7 Die reageerde kort dat Jacqueline onder curatele stond bij een bureau waarvan zij de naam niet meer wist en dat haar erfgename Unicef was.8 Mocht Piazza Venezia inderdaad het schilderij zijn dat Van Berkum bij Jacqueline zag, dan is het niet ondenkbaar dat het verkocht is door het bureau dat optrad als curator. Maar er zijn ook vele andere scenario’s mogelijk.


NOTEN

  1. Van Genk had ten tijde van de tentoonstelling in Haarlem in ieder geval al twee reizen naar Italië gemaakt: in 1961 of 1962 naar Rome met de vereniging Procedamus in Pace (“Laat ons gaan in vrede”) uit Pijnacker; en in het najaar van 1964 naar onder andere Florence, Rome en Napels. ↩︎
  2. Te zien waren de collage Spoowegen en het schilderij Praag. ↩︎
  3. Niet uit te sluiten is dat Piazza Venezia geschilderd is op linnen. Ook bij Assisi, op dezelfde pagina van de catalogus van galerie De Ark, staat als materiaal ‘Olieverf op board’, terwijl het werk op linnen is geschilderd. ↩︎
  4. Op een van de foto’s waarop Piazza Venezia te zien is, lijkt aan de rechterkant een latje door te schemeren, hetgeen wijst op een linnen ondergrond. Piazza Venezia hing boven de bank van Van Genk naast Assisi. ↩︎
  5. Van der Endt, Kroniek van een samenwerking, p. 115. Van één werk (Metrostation Moskou) is mij bekend dat het direct meeverhuisde naar het nieuwe onderkomen van Van Genk, pension Huize Walcott aan het Haagse Thomsonplein. ↩︎
  6. Ans van Berkum, “Van Genks utopia en de grauwheid van het bestaan”, in: Psychoanalytische perspectieven 22 (2004), 1, blz. 7-18 (10)). ↩︎
  7. E-mail van Irene Zalme aan Jack van der Weide, 22 oktober 2021. ↩︎
  8. E-mails van An Remmerswaal aan Jack van der Weide, 27 oktober 2021 ↩︎

Postuum

2019-12-18 13.17.26 (800x600)

Let op: onderstaande tekst is in 2020 geschreven. Informatie kan deels verouderd zijn.

Het overlijden van Willem van Genk op 12 mei 2005 kreeg weinig aandacht. Er waren enkele korte meldingen in landelijke dag- en weekbladen met algemene opmerkingen, halve waarheden en stereotype karakteriseringen van kunstenaar en werk. In Raw Vision, het tijdschrift dat exclusief aan outsider art was gewijd, was de ruimte die Nico van der Endt mocht gebruiken voor zijn In Memoriam gering. Desalniettemin wist hij in tweehonderd woorden een beeld te schetsen van het leven en de kunst van Van Genk, eindigend met de observatie: ‘With Van Genk the last of the great true Outsiders seems to have disappeared. His death marks the end of an era.’ [1]

Iets minder compact kon Marcel van Eeden zijn in zijn beschouwing voor het tijdschrift Kunstbeeld. [2] Van Eeden stak de loftrompet over zijn overleden collega, van wie hij een verklaard bewonderaar was (en is) en die hij in 2001 al eerde met een tekening met de opdracht ‘voor W.F.A.M. v. G.’ Het betrof een blik op het Centraal Station in Amsterdam in de jaren vijftig, geïnspireerd op de centrale voorstelling in het onderste deel van Van Genks collage Centraal Station Amsterdam (ca. 1965). In 2006 beleefde Van Eeden zijn internationale doorbraak op de Biënnale van Berlijn, met onder meer de serie tekeningen K.M. Wiegand – Life and work. De kameleontische Wiegand heeft in twee tekeningen het uiterlijk van Willem van Genk, waarbij Van Eeden zich baseerde op beelden uit de reportage van Brandpunt naar aanleiding van de tentoonstelling Van Genk’s fantastische werkelijkheid.

050 MvE vs. WvG

Links: tekeningen uit K.M. Wiegand – Life and Work (Marcel van Eeden). Rechts: stills uit de Brandpunt-reportage over Van Genk’s fantastische werkelijkheid

Al enkele jaren vóór 2005 waren de collecties van zowel Stichting Collectie De Stadshof als Stichting Willem van Genk ondergebracht bij Museum Dr. Guislain in Gent, dat zichzelf omschrijft als ‘een cultureel ijkpunt met betrekking tot de geschiedenis van en actuele discussies over psychiatrie en geestelijke gezondheid, zorg, en kunst en waanzin’. [3] Het museum beschikte daarmee over veruit de grootste verzameling werken van Van Genk ter wereld. Was de collectie van Stichting Collectie De Stadshof duidelijk afgebakend, voor het bezit van Stichting Willem van Genk lag dit moeilijker. An Remmerswaal had ooit – formeel als bestuurslid van de stichting maar in feite op eigen initiatief – een aantal werken geschonken aan het museum in Gent, waarvan de katholieke signatuur aansloot bij haar eigen levensbeschouwing. [4]

Door de bijna onvermijdelijke betrokkenheid van Museum Dr. Guislain bij tentoonstellingen met werk van Willem van Genk was een psychiatrische context rond de kunstenaar nooit ver weg. Zo was in de zomer van 2008 in het Deutsches Architekturmuseum (DAM) in Frankfurt de tentoonstelling Heterotopia te zien, met als ondertitel Arbeiten von Willem van Genk und anderen. Het betrof een grote tentoonstelling in een gerenommeerd museum, waarbij een fraai uitgegeven catalogus hoorde met op het omslag Van Genks World Aircraft II – Cubana Airways (Cubaanse luchthaven). Toch ging het in de eerste alinea’s van het voorwoord al meteen over psychiatrische inrichtingen en kregen Guislain-medewerkers Patrick Allegaert en Frederik De Preester de gelegenheid om het werk van Van Genk in verband te brengen met psychotische wanen. [5]

Op instigatie van Museum Dr. Guislain verscheen in het najaar van 2010 het boek Willem van Genk bouwt zijn universum, in samenwerking met Stichting Willem van Genk en met onder andere elf afbeeldingen van werken uit het bezit van Stichting Collectie De Stadshof. Een bijbehorende tentoonstelling onder dezelfde titel was te zien bij architectuurcentrum Casla in Almere, waar Ans van Berkum op dat moment directeur was. Van Berkum, voorzitter van Stichting Willem van Genk en hoofdauteur van Willem van Genk bouwt zijn universum, probeerde Casla (en Van Genk) ook in te zetten bij een plan voor een centrum voor outsiderkunst in Almere, maar dit plan strandde uiteindelijk. [6]

In het voorjaar van 2014 publiceerde Nico van der Endt een boek over zijn samenwerking met Van Genk, Willem van Genk. Kroniek van een samenwerking. Hoewel ook persoonlijke verhalen niet ontbraken, kenmerkte het boek zich vooral door een sobere objectiviteit met veel feiten, geldbedragen, tentoonstellingen en gebeurtenissen rondom Van Genk. Zoals Van der Endt tijdens de presentatie van het boek aangaf: ‘Ik heb opgeschreven wat ik nog weet, wat ik niet zeker meer weet heb ik niet opgeschreven.’ Die presentatie was tevens de opening van een tentoonstelling in Galerie Hamer met twaalf werken van Van Genk, uit eigen bezit en uit de collecties van particulieren, van Stichting Collectie De Stadshof en van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. [7]

Hoogtepunt in 2014 was een tentoonstelling in het American Folk Art Museum in New York, van 10 september tot 30 november: Willem van Genk – Mind Traffic, een coproductie met Museum Dr. Guislain. Naast zeventien grotere tweedimensionale werken en zes bus-assemblages waren er ook kleinere tekeningen en reisdocumenten te zien plus een ‘installatie’ van de raincoats. In de tentoonstelling waren slechts drie werken opgenomen van Stichting Collectie De Stadshof, die vrijwel tegelijkertijd in Parijs een eigen expositie had, Sous le vent de l’art brut 2. Collection De Stadshof. De tentoonstelling omvatte 350 werken van veertig kunstenaars, onder wie uiteraard ook Van Genk. In augustus was al een fors boek over de collectie verschenen, Solitary Creations. 51 Artists out of De Stadshof Collection.

050 Omslagen

In de zomer 2015 werd een kleiner (maar nog steeds omvangrijk) deel van de Stadshof-collectie getoond in het Gemeentemuseum in Den Haag, met opnieuw een belangrijke rol voor Van Genk. Ook nu was er een overlapping met een andere tentoonstelling met werk van Van Genk, Essenties I in Het Dolhuys in Haarlem. In Het Dolhuys was al in het oprichtingsjaar 2005 de expositie De wereld van Willem van Genk te zien geweest, een eerste samenwerking met Stichting Willem van Genk. Voor Essenties I was daarnaast geput uit de collectie van een nicht van Van Genk, die enkele jaren later twee werken aan het Haarlemse museum zou verkopen. De connecties met Stichting Willem van Genk bleken in 2016 nog nauwer te zijn geworden, toen het Dolhuys een speciale ‘Willem van Genk-kamer’ opende met werk dat was teruggehaald uit Gent. In 2017 werd Dolhuys-directeur Hans Looijen voorzitter van Stichting Willem van Genk. [8]

Een belangrijke gebeurtenis in 2016 was de opening van het Outsider Art Museum (OAM) in Amsterdam, een samenwerking tussen Het Dolhuys, de Hermitage Amsterdam en zorginstelling Cordaan, met als directeur Hans Looijen. [9] Stichting Collectie De Stadshof was vanuit Het Dolhuys benaderd voor structurele samenwerking, in de zin dat men voor het nieuwe museum vrijelijk wilde kunnen putten uit de collectie, maar de (exclusief) psychiatrische invalshoek vormde een onoverkomelijk obstakel. Hierdoor kwam nog meer nadruk te liggen op de collectie van Stichting Willem van Genk, die anderzijds de band met Museum Dr. Guislain steeds verder leek los te maken.

In mei 2019 verscheen tweede, ingrijpend gewijzigde druk van Dick Walda’s boek Koning der stations. Naast tekstuele aanpassingen, een andere structuur en vooral een geheel nieuwe vormgeving, had Walda ook een aantal tekstgedeeltes toegevoegd ten opzichte van de eerste druk, toen hij ‘uit coulance rekening [had gehouden] met de twee nog levende zusters van Willem van Genk, die hun broer altijd liefdevol bleven bejegenen. Walda wilde de dames absoluut niet confronteren met de vaak bizarre fantasieën en daden van hun broer.’ [10] Toegevoegd waren onder meer een verslag van een bezoek aan Jacqueline van Genk (‘Zal ik jullie wat eten voor thuis meegeven?’) en een tekst over Van Genks avonturen met de prostitué Zwarte Lola. [11] Jacqueline van Genk was in 2010 overleden, haar zuster Tiny in 2007.

Op 18 september 2019 opende in het Outsider Art Museum de tentoonstelling WOEST, aanvankelijk aangekondigd als Thrills of Power. Uitgangspunt was initieel geweest om alle traceerbare werken van Van Genk voor de tentoonstelling bijeen te brengen, maar dat plan moest al snel worden losgelaten. In het voorwoord bij de catalogus spreek Hans Looijen over ‘het kunsthistorisch onderzoek van curator Ans van Berkum’ voor de tentoonstelling, dat bij zou hebben gedragen ‘aan de verdere duiding van Van Genks oeuvre […]. Het OAM vindt het van cruciaal belang dat wetenschappelijk onderzoek naar leven en werk van Van Genk is gedaan’. [12] De getoonde tekeningen, schilderijen, collages en assemblages waren voor een belangrijk deel afkomstig van Stichting Willem van Genk en La Collection de l’Art Brut, aangevuld met werk uit de collecties van een aantal particulieren, Galerie Hamer en enkele Europese musea en instellingen. Stichting Collectie De Stadshof leverde slechts twee werken, waaronder Zelfportret – Zwakzinnigennazorg, waarmee de expositie opende.


NOTEN

[1] Nico van der Endt, “Obituary: Willem van Genk 1927-2005”, in: Raw Vision 51 (2005), p. 20.

[2] Marcel van Eeden, “Willem van Genk 1927-2005”, in: Kunstbeeld 30 (2005), nr. 6, p. IV (Kunstwereld).

[3] Website Museum Dr. Guislain.

[4] Mededeling Ans van Berkum, 15 november 2014. An Remmerswaal was bestuurslid van de Stichting Willem van Genk van de oprichting op 13 juli 2000 tot 7 april 2003.

[5] ‘Die Mythologie van Genks zeigt alle Symptome eines psychotischen Wahns auf.’ Patrick Allegaert en Frederik De Preester, “Andere Orte. Einige Betrachtungen über Raum und Kreativität”, in: Yorck Förster en Peter Cachola Schmal (red.), Heterotopia. Arbeiten von Willem van Genk und anderen, Frankfurt 2008, pp. 60-63 (aldaar 61).

[6] “Museum voor Outsiderkunst krijgt geen geld” (geraadpleegd 13 mei 2020). Zie ook dit document (geraadpleegd 13 mei 2020).

[7] Cf. Kees Keijer, “Van Genk zag alles”, in: Het Parool, 17 april 2014.

[8] “Bedrijfsprofiel – Stichting Willem van Genk” (Kamer van Koophandel), 17 februari 2018.

[9] Anna van Leeuwen, “Museum vol buitenbeentjes”, in: de Volkskrant, 16 maart 2016.

[10] Walda, Koning der stations (tweede druk), p. 231. Walda hecht er waarde aan te benadrukken dat zusters Tiny en Jacqueline de stille krachten achter Van Genk waren: ‘Die stille krachten werden door Willem met de grootst mogelijke tegenzin geaccepteerd. Maar Tiny en vooral Jacqueline zorgden er voor dat Willems kleding werd gewassen en gestreken en dat hij er uitzag als ‘een bankdirecteur uit Meppel’ zoals hij zelf eens vertelde.’ (E-mail van Dick Walda aan Jack van der Weide, 18 mei 2020)

[11] Walda heeft in zijn boek duidelijk nog een paar appeltjes te schillen met Ans van Berkum, curator An Remmerswaal en een nicht van Van Genk die zich volgens Jacqueline van Genk schilderijen van haar oom zou hebben toegeëigend. Over Van Berkum en An Remmerswaal: ‘De curator […] wilde ‘niets met de smerigheid’ van Van Genk te maken hebben en verbood Nico van der Endt en mij schriftelijk Willem langer te bezoeken. Wij trokken ons vanzelfsprekend van dat verbod niets aan. De zelfbenoemde expert van Van Genk’s werk speelde onder één hoedje met de curator en durfde zelfs in de rechtbank te melden dat (ik citeer even de griffier van de Haagse rechtbank): ‘Willem weer volop aan het werk is en door de komst van Van der Endt en Walda raakt de kunstenaar van slag.’ Willem was na zijn herseninfarcten tot niets meer in staat, laat staan ‘werken’.’ (p. 204)

[12] Hans Looijen, “Voorwoord”, in: Hans Looijen e.a., Woest, p. 5.

Op weg naar het einde

Walda & WvG bij Leyenburg

Willem van Genk met Dick Walda bij ziekenhuis Leyenburg

Let op: onderstaande tekst is in 2020 geschreven. Informatie kan deels verouderd zijn.

In 1997 publiceerde Dick Walda Koning der stations. Episoden uit het leven van Willem van Genk. Zestien jaar eerder had hij kennisgemaakt met de kunstenaar en hij was langzaam uitgegroeid tot diens ‘onbezoldigd chauffeur, mantelzorger en praatpaal’, in zijn eigen woorden. Van Genk was in de loop der jaren meer en meer op Walda gaan steunen naarmate het bestaan moeilijker voor hem werd. In de periode 1996-1997 werd hij driemaal opgenomen in een psychiatrische inrichting en waren er ziekenhuisopnames als gevolg van enkele kleine herseninfarcten. De hulp van Walda was in deze jaren onontbeerlijk, ook omdat Van Genks zorgzame zuster Tiny de tachtig al was gepasseerd en zij bovendien moeilijk met de eigenaardigheden van haar broer om kon gaan.

Koning der stations was het eerste boek over Willem van Genk – geen monografie, aangezien het menselijke aspect centraal staat en het kunstenaarschap van Van Genk maar zijdelings aan bod komt. De kern wordt gevormd door de gebeurtenissen rond de opnames in psychiatrische inrichting Bloemendaal en ziekenhuis Leyenburg, maar er zijn ook interviews met zuster Tiny, met Nico van der Endt en met de kunstenaar zelf (‘Willem van Genk spreekt’). Daarnaast beschrijft Walda hun kennismaking, citeert hij uit de correspondentie en vertelt hij enkele anekdotes uit vroeger jaren. Omwille van de leesbaarheid is de taal van Van Genk enigszins aangepast en drukt hij zich bij Walda samenhangender uit dan in werkelijkheid het geval was – leert ook het meer letterlijk uitgeschreven interview dat Van der Endt in 1986 met hem hield. [1]

Verstaanbaarder nog is Van Genk in Walda’s hoorspel over hem dat op 30 augustus 1998 werd uitgezonden bij de IKON en eveneens de titel Koning der stations had. Theo Menting nam de stem van Van Genk voor zijn rekening, in een verhaal dat gebaseerd is op het leven van de kunstenaar maar waarbij de schrijver zich de vrijheid had gepermitteerd om gebeurtenissen te fictionaliseren en/of dramatiseren. Van Genk spreekt in het hoorspel tegen zijn psychiater waarbij episoden uit zijn verleden voorbijkomen zoals zijn bezoek aan prostituee Rina en zijn verblijf in het AVO-pension van Troekie Spigt (ook in werkelijkheid de naam van de pensionhoudster). In andere scènes komen personages voorbij als een opticien, een politieagent, een rechter, de directeur van het verpleeghuis waar Van Genk verblijft, een pastoor en zelfs zijn moeder.

De regie van het hoorspel was in handen van Jan Keja. Ook samen met Keja begon Walda in 1998 aan de documentaire Ver van Huis. Een zoektocht naar het werk en leven van Willem van Genk, die op 31 oktober 2001 door de IKON werd uitgezonden in de reeks Werelden. In Ver van huis is Van Genk een oude, hulpeloze man die na zijn herseninfarcten niet meer kan werken en zich nog maar met moeite verstaanbaar weet te maken. Te zien is hoe Walda hem komt ophalen uit het ziekenhuis; hoe het appartement van Van Genk, die niet meer voor zichzelf kan zorgen, wordt leeggehaald; en hoe Walda nog één keer met de kunstenaar Arnhem bezoekt. Tegen het einde van de documentaire wordt Van Genk ontvangen in museum De Stadshof in Zwolle bij de opening van de grote overzichtstentoonstelling van zijn werk. De kunstenaar arriveert per trein in een rolstoel, omgeven door enkele vrienden en familieleden. Wat het hoogtepunt van zijn leven had moeten zijn, lijkt voor hem te laat te komen.

VvH 002

Stills uit Ver van huis. Boven: met Dick Walda in de trolleybus in Arnhem. Midden: zus Tiny en nichtje Irene Zalme tijdens het ontruimen van het appartement aan de Harmelenstraat. Onder: met fotograaf Mattheus Engel in zijn kamer in Huize Walcott

Ver van huis is een uniek document. De documentaire bevat zeldzaam beeldmateriaal van Van Genk zelf, daarnaast zijn er interviews met onder anderen Joop Beljon, Pieter Brattinga, zusters Tiny en Jacqueline, nicht Irene Zalme, Nico van der Endt en curator An Remmerswaal. Ook is vrijwel integraal de reportage opgenomen die Brandpunt in 1964 maakte naar aanleiding van de tentoonstelling Van Genk’s fantastische werkelijkheid. Walda ter inleiding van die beelden:

Hij is door de familie … getolereerd, dat is eigenlijk het beste woord daarvoor. Maar toen die familie ontdekte dat Willem een bijzonder talent had, en zelfs zomaar toegelaten werd tot de Haagse kunstacademie – en dat was in die tijd, ik heb het over de jaren vijftig, dat was meteen … was-ie vier plaatsen hoger in de hiërarchie. Haagse kunstacademie, dat was toen een begrip, als je daarop kon en zomaar, dan was je iemand. Dus die familie begreep dat die Willem van Genk, die broer toch een heel bijzonder mens was.

Na de Brandpunt-reportage komt Joop Beljon anno 1998 aan het woord die nog eens zijn beslissing verdedigt om in 1964 voor de tekeningen van Van Genk prijzen te vragen die indertijd veel te hoog werden gevonden. Hij acht zijn toenmalige pupil nog steeds zeer hoog:

Kijk, d’r is namelijk ook in die schilderijen hè, als ik gewoon eerlijk zeg hè, daar hangt een doem over, daar hangt de dreiging van het bijna verliezen van je verstand hangt daar overheen, en die vent is zo groot als schilder dat-ie dat zonder dat-ie het zelf weet, dat-ie dat uitdrukt. Het drukt een imménse triestheid uit, eigenlijk veel triester dan Van Gogh ooit heeft kunnen doen met die boertjes die die schilderde, met zo’n … met ‘De aardappeleters’ of zo. En dat kunnen uitdrukken met een stad, dat is nogal wat. Dat is heel bijzonder in de hele kunstgeschiedenis.

Ook Brattinga is nog altijd vol lof over Van Genk, al waarschuwt hij Walda wel dat deze voorzichtig moet zijn met zijn documentaire: ‘Ik vind ook, jullie moeten niet te veel peuren uit zo’n man, en speciaal niet als-ie nog in leven is. […] Je moet die man respectvol, binnen z’n eigen gedachtewereld behandelen.’

In het laatste kwartier van Ver van huis laat Walda zien hoe Van Genk, die het redelijk goed lijkt te hebben in zijn nieuwe onderkomen Huize Walcott, gedwongen wordt te verhuizen naar een ander pension. Walda laat An Remmerswaal die beslissing toelichten, waarbij zij duidelijk zijn sympathie niet heeft. [2] Buiten het bestek van de documentaire viel een laatste verhuizing in december 2002 naar een medisch verzorgingstehuis. Walda en Van der Endt kregen van An Remmerswaal het verzoek om Van Genk daar niet meer te bezoeken – een verzoek dat ze negeerden. [3]

Willem van Genk overleed op donderdag 12 mei 2005 aan complicaties van een longontsteking. De organisatie van de begrafenis op woensdag 18 mei was in handen van An Remmerswaal. Voorafgaand aan de teraardebestelling was er om 13:00 uur een mis in de Sint Agneskerk aan de Beeklaan in Den Haag; het motto van de liturgie was ‘Eindelijk thuis’. Ans van Berkum hield in de kerk een toespraak namens de Stichting Willem van Genk, Dick Walda verbleef in het buitenland, Nico van der Endt kwam wel naar de uitvaart maar weigerde de mis bij te wonen. [4] Aanwezig waren verder zo’n twintig personen onder wie zuster Tiny, de twee dochters van Nora van Genk, de zoon en dochter van Riet van Genk, Marcel van Eeden (kunstenaar), Jan Vellekoop (collectioneur) en Eric Denig (bestuurslid van de Stichting Willem van Genk). Afwezig waren Jacqueline van Genk, die nooit naar begrafenissen ging, en de twee dochters van Agnes van Genk, die niet waren uitgenodigd.

van genk 009

Foto’s: Marcel van Eeden

Na de mis was om 15:00 uur de begrafenis op begraafplaats St. Barbara aan de St. Barbaraweg. Marcel van Eeden maakte enkele foto’s; toen Jan Vellekoop hem vroeg of dat wel mocht, was het antwoord: ‘Hier wordt een groot kunstenaar begraven!’ Van Genk werd overledene 1 in een graf met nummer 2aL215h, aan de oostzijde van de begraafplaats. Zuster Tiny had bedacht dat er een familiegraf zou moeten komen voor Willem, Jacqueline en haarzelf en was al begonnen dit te regelen. An Remmerswaal besliste anders. Het graf van Willem van Genk werd in 2017 geruimd. [5]

Grafsteen 002

Foto: Nico van der Endt


NOTEN

[1] Van Berkum e.a., Een getekende wereld, pp. 11-103 (steeds in het midden van de pagina). Van der Endt noemt Koning der stations ‘een levendig, sociaal verslag’ van Walda’s contacten met Van Genk: ‘Zelf wordt Willem sprekend geciteerd in wat aangepaste taal. […] Uit het boek blijkt, dat hij tegenwoordig wat makkelijker spreekt tegen Walda dan tegen mij. Vertrouwt hij hem meer of voelt hij zich wat meer op zijn gemak bij de socialist dan bij de wat liberalere galeriehouder?’ (Kroniek van een samenwerking, p. 111)

[2] ‘Intussen heeft de curator onenigheid gekregen met de pensionhoudster van Willem en er wordt besloten hem elders onder te brengen, volgens Dick Walda tegen de zin van Willem die het goed met de pensionhoudster kan vinden. […] Zijn betrokkenheid gaat zover, dat hij de curator voor het gerecht daagt – echter tevergeefs.’ (Ibid., p. 121)

[3] Cf. ibid., p. 125,

[4] Van der Endt was van mening dat alle katholieke rituelen dwars stonden op de overtuigingen die Van Genk er tijdens zijn volwassen leven op nahield. ‘Ik zie de sticker weer voor mij die hij prominent in zijn appartement had aangebracht: ‘Vaticaan is Fascisme’.’ (Ibid., p. 127)

[5] Met dank, voor informatie en documenten, aan Marijke Bijmans, Marcel van Eeden, Nico van der Endt, Albert Roozenburg, Jan Vellekoop, Dick Walda en Irene Zalme.

Düsseldorf revisited

DNicolas-981010-van Genk-29A

Dick Walda, Nico van der Endt en Willem van Genk in Museum De Stadshof bij de opening van de tentoonstelling Willem van Genk: een getekende wereld, 10 oktober 1998. Foto: Daniël Nicolas

Let op: onderstaande tekst is in 2020 geschreven. Informatie kan deels verouderd zijn.

De kunstenaarscarrière van Willem van Genk kwam pas laat van de grond. In 1964 leek het er voor hem, na de frustrerende periode in de AVO-werkplaats, op 37-jarige leeftijd dan toch eindelijk van te gaan komen. De tentoonstelling bij Steendrukkerij De Jong & Co. had weliswaar geen verkoop van werk tot gevolg maar genereerde wel veel publiciteit, met onder meer een interview met Bibeb in Vrij Nederland en een televisiereportage in het actualiteitenprogramma Brandpunt. In de zomer van dat jaar was er de deelname aan de prestigieuze groepstentoonstelling Nieuwe Realisten in het Haags Gemeentemuseum, in het najaar de tweede solo-expositie bij de galerie van Alfred Schmela in Düsseldorf waar wél werk werd verkocht.

Daarna ging het zo’n tien jaar bergafwaarts, door een combinatie van factoren. Pieter Brattinga bleek niet de juiste persoon te zijn om de artistieke belangen van Van Genk te behartigen, maar werd desalniettemin lange tijd niet aan de kant geschoven. De familie van de kunstenaar wist niet op de juiste manier om te gaan (of wilde dat niet) met de zakelijke kant van het verhaal. Van Genk zelf was niet in staat om adequaat voor zichzelf op te komen en kon bovendien moeilijk afstand doen van zijn werk. De kleine succesjes die hij behaalde binnen het circuit van de naïeven en zondagsschilders, verkleinden tegelijkertijd – zeker in de late jaren zestig en vroege jaren zeventig – zijn kans op een carrière in de reguliere kunstwereld.

Pas met de contacten met Galerie De Ark in 1973 begon heel voorzichtig een kentering te komen. Het enthousiasme van Dick Heesen van De Ark ten spijt, leidde dit niet onmiddellijk tot een rigoureuze ommekeer en bleven verkopen nog steeds uit, maar er was in ieder geval een begin van een professionele benadering via een vaste galerie. Toen Van Genk in 1976 overstapte naar Galerie Hamer in Amsterdam, kwam hij eindelijk op de juiste plaats terecht. Nico van der Endt opereerde behoedzamer dan Brattinga of Heesen, kende het veld beter en had bovendien een klik met Van Genk. Met respect voor Van Genks reserves ten aanzien van de verkoop van zijn werk, wist Van der Endt toch langzaam enige naam voor zijn cliënt te creëren. Daarbij hielp het dat het begrip art brut in Nederland steeds meer ingang en acceptatie begon te vinden.

De internationale doorbraak kwam in 1986, met een solotentoonstelling bij de Collection de l’Art Brut (CAB) in Lausanne. Dit museum was al sinds 1979 in het werk van Van Genk geïnteresseerd en conservator Michel Thévoz deed in 1980 de eerste aankopen. Ten tijde van de tentoonstelling, die duurde van 10 juni tot 26 oktober, was de kunstenaar 59 jaar oud en al vrijwel gestopt met het maken van schilderijen en collages. In totaal zou de CAB elf werken van Van Genk verwerven, waaronder drie bus-assemblages. [1] In Nederland was in 1985 de Stichting Museum voor Naïeve Kunst opgericht, waarbij Van der Endt betrokken was als adviseur. Uiteindelijk zou dit onder meer leiden tot museum De Stadshof (“Museum voor Naïeve en Outsider Kunst”) in Zwolle, dat in het najaar van 1994 werd geopend en slechts iets meer dan zes jaar zou bestaan. De in 1995 hernoemde Stichting Collectie De Stadshof beheert nog steeds een collectie van wereldformaat met onder meer achttien werken (waaronder vier bus-assemblages) van Van Genk. [2]

Museum De Stadshof organiseerde in 1998 de overzichtstentoonstelling Willem van Genk: een getekende wereld, ter gelegenheid van de publicatie van een monografie over Van Genk. Kort voor de opening kreeg Van der Endt onenigheid met Ans van Berkum, hoofdauteur van de monografie en directeur van De Stadshof. Van Genk zelf was inmiddels, na drie opnames in een psychiatrische kliniek en twee herseninfarcten, niet meer tot werken in staat. Van der Endt:

Op 10 oktober wordt zijn tentoonstelling in De Stadshof geopend en zal tot 4 maart 1999 verlengd worden, en is daarna in het Museum Charlotte Zander en in de Collection de l’Art Brut te zien. Willem ondergaat de openingsprocedure zwijgend in zijn rolstoel, het lopen gaat hem sinds een paar maanden niet goed meer af. Na afloop breng ik hem en zijn zuster naar Den Haag. [3]

In juli 2000 werd de Stichting Willem van Genk opgericht om het werk dat nog in bezit was van de kunstenaar voor verdere verspreiding te behoeden. Voorzitter werd Ans van Berkum, secretaris Nico van der Endt, penningmeester een vriendin van Tiny van den Heuvel-van Genk, de zeer religieuze An Remmerswaal. Die laatste had een jaar eerder het curatorschap over Van Genk van de inmiddels 85-jarige Tiny overgenomen. Een van haar eerste plannen was om opbrengst van de verkopen ten goede te laten komen aan de bouw van een nieuwe katholieke kerk – tot verontwaardiging van Van der Endt en Dick Walda. [4]

In april trok Van der Endt zich terug uit de nieuw opgerichte stichting en ging hij, met informatie die hem was verstrekt door Charlotte Zander, naar Duitsland om de in de jaren zestig door Schmela verkochte werken op te sporen. Met succes:

Bij een verzamelaar in Düsseldorf bevinden zich twee tekeningen, een Panorama Moskou […] en een vroeg gezicht op het centraal station van Amsterdam […]. Een jaar later verwerf ik beide tekeningen, de grootste laat ik in Amsterdam restaureren. Een kleine tekening die ik bij een andere verzamelaar kon bezichtigen was niet te koop. [5]

Schmela had tien werken verkocht, waarvan er nu vier getraceerd waren – Metrostation Opéra was in 1966 terechtgekomen bij het Stedelijk Museum in Amsterdam. Van de zes overige werken was in vijf gevallen een afbeelding bekend.

Brandpunt 03c

Still uit de Brandpunt-reportage over Van Genk’s fantastische werkelijkheid – catalogusnummers 10 (Leipzig), 11 (Leipzig), 12 (Mockba), 13 (Antwerpen) en 14 (Amsterdam)

De tekening van het centraal station verkeerde in slechte staat. Het betrof nummer 14 uit de Hilversumse catalogus, Amsterdam. In een brief aan Pieter Brattinga liet Schmela weten dat de koper in kwestie aanvankelijk ‘die Arbeit “Russischer Panzer”’ op het oog had (i.e. catalogusnummer 18, “Mockba”) maar uiteindelijk toch koos voor ‘das Bild “Amsterdam (Reichmuseum)”’. Schmela zag dus het centraal station van Amsterdam voor het Rijksmuseum aan – beide gebouwen zijn van de hand van architect Pierre Cuypers. [6] De kleine tekening die niet te koop was (maar wel mocht worden gefotografeerd) was waarschijnlijk nummer 22, Mockba. De afbeelding toont een stoomtrein die een station binnenrijdt – in een brief aan Pieter Brattinga duidt Schmela het werk aan als ‘die “Russische Lokomotive”’. [7]

Düsseldorf 001

Mockba (Russische locomotief) | ca. 1955 | gemengde techniek op papier | ca. 60 x 80 cm | privé-collectie, Düsseldorf | Foto: Nico van der Endt

Panorama Moskou (ca. 1955), nummer 16 uit de Hilversumse catalogus, was de belangrijkste Duitse vondst van Van der Endt. Toen hij het werk aan Van Genk liet zien die het veertig jaar had moeten missen, leek deze niet meer geïnteresseerd te zijn. Galerie Hamer toonde de tekening als topstuk van de duo-tentoonstelling Willlem van Genk en Siebe Wiemer Glastra, van 28 september tot 2 november 2002. Van der Endt vroeg 60.000 euro voor het werk en verkocht het al snel aan de Franse verzamelaar Antoine Ritsch-Fisch. Het belandde daarna in de collectie van La Maison Rouge van Antoine de Galbert.


NOTEN

[1] Een overzicht van de geschiedenis van het werk van Van Genk bij het CAB geeft Sarah Lombardi in het artikel “Willem van Genk en de Collection de l’Art Brut: een verhaal van ontmoetingen”, in: Hans Looijen e.a., Willem van Genk – Woest (Tielt 2019), pp. 29-31.

[2] Voor een geschiedenis van de stichting en het museum, zie: Liesbeth Reith, “De Stadshof Collection, an Art Collection’s History”, in: Frans Smolders e.a., Solitary Creations. 51 Artists out of De Stadshof Collection (Eindhoven 2014), pp. 19-31.

[3] Van der Endt, Kroniek van een samenwerking, p. 115.

[4] Cf. ibid., p. 117.

[5] Ibid., p. 125.

[6] Brief van Alfred Schmela aan Pieter Brattinga, 15 oktober 1964 (archief Pieter Brattinga, Wim Crouwel Instituut).

[7] Brief van Alfred Schmela aan Pieter Brattinga, 2 december 1964 (archief Pieter Brattinga, Wim Crouwel Instituut). Doordat negen werken in de Hilversumse catalogus de titel Mockba hadden, is het soms moeilijk ze van elkaar te onderscheiden.