Wimmie (volgens Willy en Jacqueline)

Naamloos

Jeugdfoto’s van Willem van Genk

Let op: onderstaande tekst is in 2019 geschreven. Informatie kan deels verouderd zijn.

Gegevens over de jeugd van Willem van Genk zijn voor een groot deel afkomstig van vier bronnen: zijn zusters Willy, Tiny en Jacqueline, en de kunstenaar zelf. Daarnaast zijn er verhalen van andere familieleden en externe bronnen uit archieven. Beginnen we met Willy, die aan het woord komt in het interview met Bibeb uit 1964:

Willy

Willy van Genk met de oudste dochter van haar zuster Nora

‘Hij voelt zich zo laag, […] dat heeft-ie altijd gehad en we zijn toch van een heel goeie familie.’ En ze vertelt van haar moeder, die stierf toen haar broer (de enige met 9 zusters) 4 jaar was en van haar vader, die in ‘t verzet was, net als zij zelf. […]

Ze haalt een groot boek (soort geweldig kasboek) waarin haar vader, na de oorlog schreef over z’n vakantiereizen in Nederland. Keurig beschreven bladzijden met gekleurde letters in de titels en kleine versieringen. ‘Vader zei altijd tegen Wim: Jij bent de jongste, je moet je bek houden. Dat zei hij als ze discussieerden over die landen. Wim wist ‘t beter, maar vader was nu eenmaal zo.’

‘Hij deed Wim, toen hij klein was, in een weeshuis, omdat ie geen zin had in leren. Hij wou altijd tekenen. Vader had een goeie baan, hij wist dat ‘t niet meevalt een goeie betrekking te krijgen. Wim moest leren rekenen. Vader gaf hem klappen om z’n kop. 5 klappen om z’n kop en 12 klappen, hoeveel zijn er dat?’ Ze lacht, een grimas.

Dit is het oudste fragment dat is nagelaten waarin we iets te horen krijgen over de jeugd van Willem van Genk. Willy is hier veertig jaar oud, haar vader is nog geen zes jaar dood. Duidelijk is dat de relatie tussen vader en zoon bepaald niet goed was, al gaat het wat ver om, zoals soms in Engelstalige publicaties wordt gedaan, te spreken van een ‘abusive father’. [1] Een vader die een zoon slaat is in de jaren dertig eerder regel dan uitzondering. Wel zal de frustratie over de teleurstellende stamhouder Jozef van Genk hardhandiger dan gemiddeld hebben gemaakt.

Tegen de tijd dat de eerste interesse in de achtergrond van Willem van Genk begon op te komen, waren nog maar twee van zijn zusters in leven: Tiny en Jacqueline. Van die laatste zijn drie fragmenten bekend waarin ze het heeft over de jeugd van haar broer. In de documentaire Ver van huis (2001) van Dick Walda en Jan Keja is ze rechtstreeks te zien en te horen, hoewel niet altijd even samenhangend en verstaanbaar – ze is op dat moment ongeveer tachtig jaar:

En weet je … weet je hoe dat ging dan, en dan werden we ongeduldig en [onverstaanbaar] je ken toch wel ’s wat zeggen dit en dat, en dan ging-die vloeken: ‘Radio aan, radio aan, Wimpie wil muziekie, Wimpie wil muziekie horen. Wimpie wil muziekie horen, radio aan!’ ‘Ja, maar jongen, je moet nou slapen, dat mag niet,’ zei m’n moeder dan. ‘Nee, Wimpie wil muziekie horen, Wimpie …’ Maar ja, ze gaven ‘m toch z’n zin niet hoor want die radio die … die bleef af. ‘Nou ga je slapen.’ Dan kwam ze ’s kijken, ‘m toedekken, maar … nee hoor, hij kreeg niet … en huilen, en huilen. Wimpie wil muziekie horen …

VvH - Jacqueline

Still uit Ver van huis – Jacqueline van Genk

Ik zal je nou nog ’s iets vertellen van … toen … toen was-t-ie, toen zat-ie al te tekenen hoor, dat was in ’t begin, dat heb ik nog mee … was ik op vakantie, en … toen, m’n moeder was nog goed, die stond in de zaak, en pa die kwam naar achteren, en zei die: ‘Wimp? Wimpie waar ben je, Wimpie?’ En hij gaf geen swoef, en … die wou wat aandacht, m’n vader, hè, want die zegt ‘m’n enigste zoon,’ want hij werd zo blij dat-ie een jongen had, hij heb nog het hele café getrakteerd z’n … dinge, omdat-ie een jongen kreeg. Telkens was ’t een meid, hij wou maar vier kinderen hebben en telkens kwam d’r een meid, telkens kwam d’r een meid, en … hij zeg: alwéér een meid! Nou, zeg m’n moeder, nou hou ik d’r mee op, nou zijn het er negen, nou kunnen we niet meer.

Af en toe moest-ie wel op de bliksem hebben, en dat had-ie in z’n jeugd niet gehad. In z’n jeugd is-ie in de watten gelegd. Maar wel pakte z’n moeder het af [onverstaanbaar] kijk ’s pa wat-ie allemaal getekend, de tafel, de stoelen, ‘t dressoir hè? Zelf de beeldjes op het dressoir, de portretjes, alles had-ie getekend. Nou, nou, nee, o, zegt-ie, dan gaat-ie naar de academie hoor, dan sturen we ‘m terug, want op de academie heb die jongen niks geleerd. […] En die jongen is normaal geboren hoor, heel normaal.

Interessant zijn in dit citaat de glimp die we opvangen van moeder Maria van Genk, en de vroege interesse in muziek en natuurlijk tekenen van de kunstenaar. Verder vraagt het fragment om veel interpretatie en zijn sommige zaken in te vullen of te begrijpen vanuit andere bronnen.

Jacqueline en Willem

Jacqueline en Willem

Een tweede, uiterst kort fragment waarin Jacqueline aan het woord komt stamt uit 2000 en is afkomstig uit een gesprek dat Ans van Berkum met haar had voor een artikel in het tijdschrift Psychoanalytische perspectieven. Naast een paar opmerkingen die vooral bedoeld lijken om de spreekster te typeren, zegt ze over een elektrische speelgoedauto die ze aan Van Berkum geeft: ‘Neem maar mee. Daar speelde hij vroeger altijd mee. Als jochie. Gek op auto’s. Op treinen overigens ook.’ [2]

Het derde fragment waarin Jacqueline aan het woord komt over haar broer is ongeveer uit dezelfde tijd, al werd het pas recentelijk openbaar. Het gaat om het verslag van een bezoek dat Dick Walda aan haar bracht aan het einden van de jaren negentig. Hij nam het op in een tweede, uitgebreide en aangepaste druk van zijn boek Koning der stations dat in 2019 verscheen. Jacqueline:

Over die vader van me. Hij heeft m’n moeder uitgewoond, die arme lieve vrouw. Hij beukte en neukte maar door. Want hij moest en zou een stamhouder hebben. Dat werd Wimmie, achgottegot.
Die vader heeft er veel kopzorgen van gehad; want hij had zich de stamhouder heel anders voorgesteld. [….]
Dat jong wilde maar twee dingen: naar muziekje luisteren. En tekenen, tekenen. Rekenen kon hij niet.
Vader hield van de harde aanpak.
Hij zei: zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Hij gaf Wimmie klappen op z’n kop.
Vijf klappen… wachten en riep dan je hebt er nog zes te goed.
Hoeveel is dat samen Wimmie?
Het ge… ge…
En dan zei m’n broertje: Genk.
Nee zei m’n vader het gekkengetal.
Elf… en dan kreeg hij nog zes klappen.
Wimmie gaf geen krimp. Niet janken.
Hij bleef doodstil zitten
Het is nooit meer goed gekomen tussen de ouwe en zijn stamhouder. Is niet zo vreemd he? [3]

Hier dus weer het verhaal van de klappen en het leren rekenen, nu met het saillante detail van gekkengetal/Genk. Jozef van Genk had zich de stamhouder heel anders voorgesteld, en toen overleed ook nog zijn vrouw.


NOTEN

[1] ‘When he was five, his mother died, leaving the young boy dependent on his abusive father’ (Wikipedia, geraadpleegd op 27 november 2019).

[2] Ans van Berkum, “Van Genks utopia en de grauwheid van het bestaan”, in: Psychoanalytische perspectieven 22 (2004), nr. 1, pp. 7-18 (aldaar 10).

[3] Dick Walda, Koning der stations. Tweede, uitgebreide en herziene druk, Amsterdam 2019, p. 54. Uit het gesprek wordt al geciteerd in een tekst van Ans van Berkum uit 2010, “Een vogel boven de stad” (in: Museum Dr. Guislain / Stichting Willem van Genk, Willem van Genk bouwt zijn universum, Tielt 2010, pp. 32-103), p. 79.

Willem Franciscus Antonius Maria

70748886_1339737126191353_7719471383981326336_o

Willem van Genk en zijn zusters, ca. 1929

Let op: onderstaande tekst is in 2019 geschreven. Informatie kan deels verouderd zijn.

Het is geweldig dat Willem van Genk met Woest een grote overzichtstentoonstelling heeft gekregen in het Outsider Art Museum. Eindelijk erkenning, eindelijk waardering, eindelijk een kans om een flink aantal van zijn werken in het echt te zien. Het soort aandacht dat de tentoonstelling genereert, vind ik echter minder geslaagd. Hoe vaker de psychische stoornissen en biografische gegevens van Van Genk worden benadrukt ten koste van zijn werk, hoe kleiner de kans dat dat werk buiten de beperkende arena van de outsider art kan treden. Van Genk dreigt steeds meer die rare man te worden die ook nog leuke schilderijtjes maakte – of zoals iemand mij tijdens de opening van Woest verbeterde, die tóch nog leuke schilderijtjes maakte. En tekeningen, en collages, en trolleybussen.

Het lijkt mede daarom contraproductief om biografische teksten over Van Genk te publiceren. Dat is het volgens mij niet. In beschouwing na beschouwing komen dezelfde verhalen over het leven van Van Genk terug, meestal zonder of met gebrekkige bronvermelding. Ik denk dat het goed is om een meer gedegen biografische basis te leggen en om tegelijkertijd aan te geven welke zaken verder onderzoek verdienen, omdat we nog over te weinig gegevens beschikken. Zoals ik al eerder heb geschreven: in het geval van Willem van Genk bestaat er geen twijfel over het belang van zijn ervaringen, obsessies en mentale problemen voor zijn werk. Door echter alleen op zijn leven te focussen doet men dat werk ernstig te kort. [1] Wie het werk desalniettemin wil verklaren vanuit Van Genks psychobiografie, zou dat in ieder geval op basis van controleerbare feiten dienen te doen.

In de catalogus bij de tentoonstelling Van Genk’s fantastische werkelijkheid in 1964 houdt auteur Joop Beljon zich voor wat de biografische gegevens betreft op de vlakte – waarschijnlijk ook omdat hij over weinig materiaal beschikt. Hij vertelt iets over de werk- en woonomstandigheden van Van Genk, over diens opleiding, noemt een verkeerd geboortejaar (1936) en merkt op: ‘Hij heeft geen familie.’ Dat laatste is een merkwaardige zin, die desalniettemin niet metaforisch bedoeld lijkt te zijn. Van Genks ouders zijn in 1964 inderdaad al overleden, maar zijn zusters leven dan allen nog.

Willem Franciscus Antonius Maria van Genk werd geboren op 2 april 1927, als tiende kind van Josephus Johannes Maria van Genk en Maria Martina Hoogstraten. Jozef van Genk en Maria Hoogstraten waren getrouwd op 15 april 1913 in Naaldwijk, geboorte- en woonplaats van de bruid. De huwelijksakte:

Heden den vijftienden april negentienhonderd dertien zijn voor mij, ambtenaar van den burgerlijken stand te NAALDWIJK, verschenen, ten einde een huwelijk aan te gaan:

Josephus Johannes Maria van Genk, oud vijfentwintig jaren, van beroep fruithandelaar, geboren te Bergen op Zoom en wonende te Oudenbosch, meerderjarige zoon van Wilhelmus Leonardus van Genk, en Cornelia Eleonora Vervaart, beide overleden

en Maria Martina Hoogstraten, oud dertig jaren, van beroep modiste, geboren en wonende alhier, meerderjarige dochter van Jacobus Engelbertus Adolphus Hoogstraten, overleden, en Lambertina Verbeek, zonder beroep, wonende alhier

Als getuigen waren bij het huwelijk aanwezig twee broers van de bruid (beiden ‘verver’ van beroep), en een broer (fruithandelaar) en een zwager (boomkweker) van de bruidegom.

x

Huwelijksakte van de ouders van Willem van Genk

Op 9 februari 1914 werd hun eerste kind geboren, dochter Lamberdina Cornelia Maria Susanna (Tiny). [2] Na haar volgden nog acht meisjes: Leny (1915), Nora (1916), Addy (1917), Jacqueline (1918), Riet (1919), Agnes (1920), Isabella (1922) en Willy (1923). Gezien die laatste naam leken Jozef en Maria van Genk de moed te hebben opgegeven om ooit nog een zoon te krijgen: de eerste naam van de vader van de vader werd vergeven aan een meisje. Maar op 2 april 1927, Maria van Genk was al vierenveertig jaar oud, kwam alsnog Wim/Willem ter wereld. [3]

Geboorte WvG

Vermelding van de geboorte van Willem van Genk op 11 april 1927 in de Haagsche Courant (links) en Het Vaderland (rechts).


NOTEN

[1] Jack van der Weide, “Het wereldwijde web van Willem van Genk”, in: Ons erfdeel 57 (2014), nr. 4, pp. 112-115 (aldaar p. 113).

[2] Willem van Genk noemde zijn oudste zus ‘Tine’, de meeste anderen noemden haar ‘Tiny’. Ook de zes kleinkinderen van Jozef en Maria van Genk spraken en spreken over ‘tante Tiny’. Een verklaring is mogelijk dat Willem van Genk een deel van zijn jeugd doorbracht in het gezin van een tante die eveneens een dochter Tiny had, wat voor hem een reden kan zijn geweest om het onderscheid in namen te maken. Door familieleden werd hij zelf overigens altijd ‘Wim’ genoemd.

[3] Familiegegevens ontleend aan diverse genealogische sites op internet, met name deze (geraadpleegd op 15 november 2019).